In deze zaak heeft Maricar Logistics N.V., vertegenwoordigd door haar directeur C. Mata, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Economische Zaken inzake de toekenning van loonsubsidie over juni 2020. De directeur van de Sociale Verzekeringsbank had op 10 december 2020 besloten dat Maricar geen recht had op loonsubsidie, omdat de omzetdaling voor die maand was vastgesteld op 18,62%, terwijl Maricar stelde dat deze 43,3% bedroeg. Maricar had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd op 4 februari 2021 ongegrond verklaard. De zaak werd behandeld op 6 december 2021, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. Maricar betoogde dat de berekening van de omzetdaling onjuist was, omdat de vrijgestelde omzet niet correct was meegenomen. Verweerder daarentegen stelde dat de wet voorschrijft dat alle bedrijfsomzetten, zowel belaste als vrijgestelde, in de berekening moeten worden betrokken. Het gerecht heeft geoordeeld dat de loonsubsidie op basis van de ingediende aangiften van Maricar terecht op Afl. 0,00 is vastgesteld. De rechter verklaarde het beroep ongegrond, en benadrukte dat de fouten in de aangiften voor rekening van Maricar komen. De uitspraak werd gedaan op 14 juni 2023.