ECLI:NL:OGEAA:2023:338

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202300081
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van loonsubsidie

In deze zaak heeft de vennootschap MUSIC & ENTERTAINMENT VBA, gevestigd in Aruba, bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand door de Sociale Verzekeringsbank (SVb). De directeur van de SVb had op 17 februari 2022 het verzoek van de werkneemster van appellante om vergoeding van Afl. 2.500,- afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 30 november 2022 door de SVb niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Tijdens de zitting op 3 mei 2023 heeft appellante aangevoerd dat zij als werkgever wel degelijk belanghebbende is en dat de afwijzing van haar verzoek in strijd is met de beginselen van legaliteit, zorgvuldigheid en fair play. De SVb heeft echter betoogd dat de beschikking van 17 februari 2022 niet aan appellante was gericht en dat zij daarom geen belanghebbende is. Het gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat appellante niet in haar belang is getroffen door de beslissing van de SVb.

De rechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep van appellante ongegrond is en dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar terecht was. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 14 juni 2023, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Lar nr. AUA202300081

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
De vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Appellante] MUSIC & ENTERTAINMENT VBA,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN FINANCIËN EN CULTUUR,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 17 februari 2022 heeft de directeur van de Sociale Verzekeringsbank (SVb) namens verweerder, het verzoek van mevrouw [appellante] om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ad Afl. 2.500,-, afgewezen.
Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift van 1 maart 2022.
Bij beslissing van 30 november 2022 (de bestreden beslissing) heeft verweerder voornoemd bezwaar van appellante, niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft appellante op 10 januari 2023 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 25 april 2023 op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 3 mei 2023. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Appellante kan zich niet vinden in de bestreden beslissing en heeft gesteld dat deze in strijd is met het legaliteits-, het zorgvuldigheids- en het fair-play beginsel. Hiertoe heeft zij aangevoerd, dat zij als werkgeefster van mevrouw [appelante], loonsubsidie had aangevraagd die in eerste instantie werd afgewezen. Tegen die afwijzingen heeft appellante rechtsmiddelen aangewend en gebruik gemaakt van rechtskundige bijstand. Hiervoor heeft zij Afl. 2500,- betaald. Uiteindelijk is de loonsubsidie uitbetaald. Zij en de werkneemster hebben dus nadeel geleden. Zij hebben daarom verzocht om een zelfstandig schadebesluit, die ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Ook het daartegen gerichte bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Appellante meent dat zij wel degelijk belanghebbende is. Zij verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing, kosten rechtens.
1.2
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd, dat de beschikking van 17 februari 2022 is genomen op het verzoek van een werkneemster van appellante, en niet is gericht aan appellante. Bij die beschikking is appellante niet in haar belang getroffen, zodat zij geen belanghebbende is. Ter zitting heeft verweerder hier aan toegevoegd, dat appellante als werkgeefster geen bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen de fictieve afwijzingen van haar verzoeken om loonsubsidie, noch een verzoek voor een schadebesluit heeft gedaan. Om die reden is appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de beschikking op het verzoek voor een schadebesluit. Zowel appellante als de werkneemster maken gebruik van (dezelfde) professionele rechtsbijstand, zodat fouten voor hun rekening en risico komen. Verweerder concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van appellante dan wel ongegrondverklaring van het beroep.
Het geschil
2. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat appellante geen belanghebbende is bij de beschikking van 17 februari 2022 en op die grond het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Appellante exploiteert een bedrijf die als doelstelling heeft, het organiseren, geven en doen geven van voorstellingen, het creëren en uitvoeren van allerhande promotie- en reclamemateriaal en het opleiden van personen in hun muzikale vaardigheden of het doen volgen van onderwijs in de muzikale vaardigheid.
3.2 [
Appelante] (de werkneemster) is procuratiehouder van en werkneemster bij appellante.
3.3
Appellante heeft op 7 mei 2020 en 25 juni 2021 loonsubsidie aangevraagd. De werkneemster heeft tegen het uitblijven van een tijdige beschikking op het verzoek van 7 mei 2020 en tegen de beschikking op het verzoek van 25 juni 2021, rechtsmiddelen aangewend. De beroepschriften zijn vervolgens telkens ingetrokken.
3.4
In een brief van 10 januari 2022, gericht aan de SVb, heeft de werkneemster verzocht om vergoeding van de door haar geleden schade wegens het voeren van juridische procedures tot een bedrag van Afl. 2.500,-. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“ Middels deze moge gemachtigde, (…), namens mevrouw [appellante], werkende te [appellante] Music & Entertainment, hierna verzoekster, zich tot u wenden met het volgende verzoek.
(…)”
3.5
Bij beschikking van 17 februari 2022 heeft verweerder het verzoek van de werkgeefster niet-ontvankelijk verklaard. In die beschikking, gericht aan de werkgeefster, staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“ (…)
Overwegende dat:
(…)
 de beschikkingen waarbij het voorschot loonsubsidie deels aan de werkgever werd toegekend waren gericht aan de werkgever;
 u niet namens de werkgever tegen de beschikkingen bezwaar vervolgens op 27 oktober 2021 beroep heeft gemaakt, maar als werknemer uit eigen hoofde;
 de loonsubsidie een gift aan de werkgever betreft, waarop de werknemer geen aanspraak kan maken;
 bij de gedeeltelijke of volledige weigering van loonsubsidie slechts het belang van de werkgever rechtstreeks betrokken is;
 bij voornoemde weigering het belang van de werknemer niet rechtstreeks betrokken is, daar op de werkgever – ook wanneer hij gedeeltelijk of geen voorschot loonsubsidie ontvangt – de verplichting tot betaling van het overeengekomen loon aan de werknemer rust;
 (…)
Heeft besloten:
Uw verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand niet-ontvankelijk te verklaren. (…)”
3.6
Daartegen heeft appellante op 3 maart 2022 bezwaar gemaakt.
3.7
Bij beslissing van 30 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante niet rechtstreeks in haar belang is getroffen. In die beslissing, gericht aan appellante, staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“Met referte aan het door uw gemachtigde (…) ingediend bezwaarschrift waarin hij namens u bezwaar maakt tegen de niet-ontvankelijk beslissing van 17 februari 2022, bericht ik u als volgt:
Overwegende dat:
(…)
de beslissing van 17 februari 2022 niet op bezwaar is genomen, maar op een door uw werkneemster [appellante] ingediend verzoek van 10 januari 2022;
de beslissing van 17 februari 2022 niet aan u gericht was, maar aan uw werkneemster voornoemd, bent u derhalve niet in uw belang getroffen;
bij voornoemde beslissing van 17 februari 2022 uw belang niet rechtstreeks betrokken is;
(…)
Heeft besloten:
Het door u ingediende bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. (…)”.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 3, eerste lid van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken.
4.2
Ingevolge artikel 9, eerste lid Lar, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
beoordeling
5.1
Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen de bestreden beslissing.
5.2
Het betoog van appellante dat zij als werkgever ook nadeel heeft geleden omdat ook zij kosten heeft gemaakt naar aanleiding van verschillende verzoeken en bezwaarschriften betreffende loonsubsidie zodat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, slaagt niet. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
5.2.1
Uit de overgelegde stukken is immers gebleken dat niet appellante maar de werkneemster uit eigen hoofde een verzoek heeft ingediend om vergoeding van de door haar geleden schade wegens het voeren van juridische procedures met betrekking tot loonsubsidie. Tevens is gebleken dat niet appellante maar de werkneemster uit eigen hoofde rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de (fictieve) beschikkingen van verweerder over het al dan niet toekennen van loonsubsidie aan appellante.
5.2.2
Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat bij de beschikking van 17 februari 2022 het belang van appellante niet is betrokken. Het bezwaar van appellante is dan ook op goede grond niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag, 14 juni 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.