ECLI:NL:OGEAA:2023:334

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202204549
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen uitzetting van Venezolaanse nationaliteit niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Minister van Justitie en Sociale Zaken de uitzetting van een Venezolaanse appellant bevolen op 14 januari 2022. De appellant heeft op 5 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd door de minister op 6 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 26 april 2023 is de appellant niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De appellant betoogde dat de beslissing van de minister in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en dat hij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om eventuele verzuimen te herstellen. De minister stelde echter dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 15 januari 2022 inging. De appellant had zijn bezwaarschrift pas op 5 maart 2022 ingediend, wat na de deadline was.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. Bovendien is er geen bewijs geleverd dat er sprake was van een verzuim dat hersteld had kunnen worden. De rechter heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 7 juni 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 7 juni 2023
Lar nr. AUA202204549

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

van Venezolaanse nationaliteit,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 14 januari 2022 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen.
Hiertegen heeft appellant op 5 maart 2022 bezwaar gemaakt, door indiening van een pro-forma bezwaarschrift. Op 13 juni 2022 heeft appellant de gronden waarop zijn bezwaar berust, aangevuld.
Bij beslissing op bezwaar van 6 december 2022 (bestreden beslissing) heeft verweerder voornoemd bezwaarschrift, niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft appellant op 19 december 2022 beroep ingesteld, door indiening van een beroepschrift bij dit gerecht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 26 april 2023, waar appellant, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Appellant kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing en heeft - samengevat en zakelijk weergegeven - gesteld dat de beslissing in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat de keuze van de wetgever om te werken met de figuur van de fictie inhoudt, dat het bestuursorgaan niet alleen wordt geacht afwijzend te hebben beslist, maar ook het bezwaar ontvankelijk heeft geacht. Volgens appellant behoort de rechter niet ambtshalve te beoordelen over de tijdigheid van een bezwaar of beroep en had verweerder hem met toepassing van artikel 14 van de Lar in de gelegenheid moeten stellen om geconstateerde verzuimen te herstellen, hetgeen verweerder niet heeft gedaan.
1.2
Aan de bestreden beslissing heeft verweerder ten grondslag gelegd, dat het pro-forma bezwaarschrift pas na 7 weken, derhalve te laat is ingediend.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of verweerder terecht het bezwaar van appellant wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De wettelijke regelingen
3.1
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
3.2
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
De beoordeling
4.1
In dit geval is de beschikking gedagtekend op 14 januari 2022. Ingevolge artikel 11, eerste lid van de Lar is de bezwaartermijn ingegaan op 15 januari 2022 en geëindigd op 25 februari 2022. Appellant heeft zijn bezwaarschrift op 5 maart 2022, derhalve na het verstrijken van de bezwaartermijn, ingediend. Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit verweerder de termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten. Gelet hierop heeft verweerder terecht het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
4.2
Dat sprake is van enig verzuim als bedoeld in artikel 14 van de Lar is niet gebleken, zodat het betoog van appellant dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen, niet slaagt.
4.3
Het betoog van appellant dat verweerder in dit stadium de tijdigheid van het bezwaar niet meer kan tegenwerpen, vindt geen steun in de wet en is overigens gebaseerd op een foutieve lezing van de jurisprudentie inzake de toetsing van de tijdigheid van het bezwaar. Ingevolge artikel 12 van de Lar, is het bestuursorgaan immers gehouden de tijdigheid van het bezwaar te beoordelen. Dat verweerder in dit geval pas maanden later de bestreden beslissing neemt valt te betreuren, maar dat brengt niet met zich dat de beslissing reeds op die grond voor vernietiging in aanmerking komt.
5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.