ECLI:NL:OGEAA:2023:331

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
AUA202203565
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen fictieve weigering bouwvergunning na zitting

In deze zaak hebben appellanten op 20 december 2019 een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. De aanvraag werd op 21 april 2022 door de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening afgewezen. Appellanten maakten bezwaar tegen deze afwijzing op 30 mei 2022. Op 12 juli 2022 trok de verweerder de eerdere afwijzing in, maar wees de aanvraag opnieuw af. Appellanten maakten hierop opnieuw bezwaar op 22 augustus 2022. Omdat er geen beslissing op hun bezwaren volgde, hebben appellanten op 17 oktober 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zaak werd behandeld op 15 maart 2023, waarbij appellanten in persoon verschenen en de verweerder vertegenwoordigd werd door hun gemachtigde, mr. V.M. Emerencia.

De rechter overwoog dat de beschikking waartegen het bezwaar van 30 mei 2022 was gericht, inmiddels was ingetrokken. Hierdoor hadden appellanten geen belang meer bij een beslissing op dat bezwaar, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Wat betreft het bezwaar van 22 augustus 2022, oordeelde de rechter dat de beroepstermijn nog niet was aangevangen op het moment dat appellanten hun beroep instelden, omdat de verweerder pas op 15 november 2022 in gebreke was geraakt. Dit leidde ook tot de niet-ontvankelijkheid van dit beroep. De rechter besloot dat er geen grond was voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 26 april 2023, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 26 april 2023
Lar nr. AUA202203565

ERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Appellant 1],
2.[Appellant 2],
beide wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
procederend in persoon,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE,INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 20 december 2019 hebben appellanten een aanvraag om verlening van een bouwvergunning ingediend.
Op 21 april 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Hiertegen hebben appellanten op 30 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 12 juli 2022 heeft verweerder de beschikking van 21 april 2022 ingetrokken, en de aanvraag van appellanten wederom afgewezen. Hiertegen hebben appellanten op 22 augustus 2022 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven op een beslissing op hun bezwaren hebben appellanten op 17 oktober 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 maart 2023. Appellanten zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
bezwaar d.d. 30 mei 2022
1 Zoals hiervoor onder procesverloop is vermeld, heeft verweerder de beschikking, waartegen het bezwaar van 30 mei 2022 is gericht, ingetrokken. Nu ook overigens gesteld noch gebleken, valt niet in te zien dat en waarom appellanten belang hebben bij het verkrijgen van een beschikking op bezwaar, gemaakt tegen een beschikking die inmiddels is ingetrokken. Onder deze omstandigheden bestaat evenmin belang bij het onderhavig beroep, dat ertoe strekt om verweerder op te dragen een reële beschikking op het bezwaar te geven. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
bezwaar d.d. 22 augustus 2022
2.1
Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Lar, voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen, advies uit.
Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies binnen de in het eerste lid bedoelde termijn uit te brengen, kan de commissie deze termijn ingevolge het tweede lid eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
2.2
Het gerecht overweegt dat uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat verweerder (pas) op 15 november 2022 in gebreke is geraakt om tijdig op het bezwaarschrift van appellanten van 22 augustus 2022 te beslissen. Hieruit volgt dan ook dat de beroepstermijn ten tijde van het instellen door appellanten van hun beroep op 17 oktober 2022 gericht tegen het uitblijven van een beslissing op hun bezwaar van 22 augustus 2022 nog geen aanvang had genomen. Het beroepschrift van appellanten is derhalve prematuur ingediend. Het beroep is ook in zoverre niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 26 april 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.