In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de verzoekster, een massage therapeute, een verzoek ingediend tegen haar werkgever, een naamloze vennootschap, met betrekking tot achterstallig loon en andere vergoedingen. De verzoekster heeft in juni 2020 ingestemd met een tijdelijke loonkorting van 20% als gevolg van de COVID-19 pandemie, maar stelt dat deze korting na juni 2021 niet meer geldig was. De werkgever heeft echter betoogd dat de omstandigheden, waaronder de aanhoudende effecten van de pandemie, rechtvaardigden dat de loonkorting voortduurde. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 oktober 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat de verzoekster, ondanks haar eerdere instemming met de loonkorting, aan deze loonkorting gebonden blijft. De verzoekster heeft ook vorderingen ingediend voor achterstallig loon, reparatietoeslagen en pensioenpremies, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat deze vorderingen niet zijn onderbouwd en heeft het verzoek afgewezen. De verzoekster is veroordeeld in de proceskosten van de verweerster, die zijn vastgesteld op Afl. 1.675,-. De beschikking is gegeven op 5 december 2023 door rechter T.A.M. Tijhuis.