ECLI:NL:OGEAA:2023:306

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
AUA202302681
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over loonkorting en achterstallig loon tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de verzoekster, een massage therapeute, een verzoek ingediend tegen haar werkgever, een naamloze vennootschap, met betrekking tot achterstallig loon en andere vergoedingen. De verzoekster heeft in juni 2020 ingestemd met een tijdelijke loonkorting van 20% als gevolg van de COVID-19 pandemie, maar stelt dat deze korting na juni 2021 niet meer geldig was. De werkgever heeft echter betoogd dat de omstandigheden, waaronder de aanhoudende effecten van de pandemie, rechtvaardigden dat de loonkorting voortduurde. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 oktober 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat de verzoekster, ondanks haar eerdere instemming met de loonkorting, aan deze loonkorting gebonden blijft. De verzoekster heeft ook vorderingen ingediend voor achterstallig loon, reparatietoeslagen en pensioenpremies, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat deze vorderingen niet zijn onderbouwd en heeft het verzoek afgewezen. De verzoekster is veroordeeld in de proceskosten van de verweerster, die zijn vastgesteld op Afl. 1.675,-. De beschikking is gegeven op 5 december 2023 door rechter T.A.M. Tijhuis.

Uitspraak

Beschikking van 5 december 2023
Behorend bij E.J. no. AUA202302681
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster]
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
de naamloze vennootschap
[Naam N.V. 1],
h.o.d.n. [N.V. 1.1],
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- nader toegezonden producties van partijen
- de pleitaantekeningen van [verzoekster];
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van dinsdag 24 oktober 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek van [verzoekster] heeft gelijktijdig met twee gelijkluidende zaken (met zaaknummers AUA202302682 en AUA202302683) plaatsgevonden. [verzoekster] is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. [verweerster] is verschenen bij haar gemachtigde, vergezeld van mevrouw [Naam directeur] (directeur van [N.V. 1]) en de heer [Naam echtgenoot] (echtgenoot van [directeur]). Partijen hebben over en weer het woord gevoerd ([verzoekster] aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen), op vragen van het Gerecht geantwoord en gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerster] exploiteert een spa die is gevestigd in het [Naam hotel] (hierna: het hotel) in Aruba.
2.2 [
verzoekster] verricht vanaf het jaar 2013 de werkzaamheden van “
massage therapeute” voor [verweerster]. Zij ontvangt voor de door haar verrichte werkzaamheden een salaris op basis van commissie. Die commissie wordt, zo nodig, aangevuld door [verweerster] tot het wettelijk minimumloon. Indien de commissie hoger uitvalt dan het wettelijk minimumloon, dan wordt dat hoger bedrag aan [verzoekster] uitbetaald.
2.3
Als gevolg van de covid-pandemie moest [verweerster] in maart 2020 haar deuren tijdelijk sluiten, waardoor geen werkzaamheden konden worden verricht.
2.4
Bij brief van 1 juni 2020 heeft [verweerster] onder meer het volgende aan [verzoekster] medegedeeld
“Dear Personnel,
I herewith in my quality of director of [N.V. 1] N.V. ask your approval for de reduction of 20% of the actual salary, which is one of the requirements by the government to the employers to qualify for the SUBSIDIO DI SALARIO of 60% of the minimum wage. If there is one employee that does not agree with the reduction of the 20% of the salary the company WILL NOT be qualified to receive the subsidy, and WILL NOT be able to pay the 60% or any salary at all. Therefore we want toe express our gratitude for your approval to be able to start operations.
The working hours will be reduced, schedule will be announced after approval of the subsidy. (…).”
2.5 [
verzoekster] is met de voorgestelde verlaging van haar salaris akkoord gegaan.
2.6
Vanaf medio 2020 mocht de spa weer open waardoor weer kon worden gewerkt, maar dan voor vier uur per dag in plaats van de gebruikelijke acht uur per dag. In augustus 2021 zijn de werkuren uitgebreid naar zes uur per dag en in december 2021 terug naar acht uren per dag.
2.7 [
verzoekster] heeft vanaf juli tot en met december 2021 niet haar volledige salaris uitbetaald gekregen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoekster] verzoekt het Gerecht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) [verweerster] te veroordelen om aan haar tegen kwijting te betalen het bedrag van Afl. 3.510,- aan achterstallig loon over de periode juli tot en met december 2021, het bedrag van Afl. 1.014,24 aan achterstallig loon in verband met niet correct uitbetaalde gewerkte feestdagen over de jaren 2018 tot 2021 en het bedrag van Afl. 1.975,- vanwege achterstallige reparatietoeslagen;
b) [verweerster] te veroordelen aan haar te voldoen de wettelijke verhoging over de onder a) toe te wijzen bedragen;
c) [verweerster] te veroordelen aan haar te voldoen de wettelijke rente over de onder a) en b) toegewezen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid daarvan tot de dag der algehele voldoening;
d) [verweerster] te veroordelen om de ingehouden pensioenpremie (werknemersbijdrage) van Afl. 7.944,03 af te dragen aan de desbetreffende pensioeninstantie dan wel, voor zover dit niet mogelijk is, deze af te dragen aan [verzoekster];
e) [verweerster] te veroordelen de pensioenpremies (werkgeversbijdrage) vanaf het jaar 2015 af te dragen aan de desbetreffende pensioeninstantie;
f) [verweerster] te veroordelen om de geleden vermogensschade uit misgelopen premierente te betalen aan de desbetreffende pensioeninstantie, dan wel voor zover dit niet mogelijk is deze af te dragen aan [verzoekster];
g) ten opzichte van al het vorenstaande enige andere beslissing te nemen die het Gerecht juist acht;
h) [verweerster] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 [
verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat [verweerster] haar achterstallig loon is verschuldigd, omdat zij in de periode juli tot en met december 2021 te weinig loon uitbetaald heeft gekregen. [verzoekster] is tot en met juni 2021 akkoord gegaan met een verlaging van haar loon, maar daarna niet meer. Hiermee heeft [verweerster] geen rekening gehouden. [verweerster] heeft de werkuren van [verzoekster] met ingang van juli 2021 verlaagd, terwijl zij daarmee niet heeft ingestemd en [verweerster] heeft ook na juni 2021 het loon van [verzoekster] ingekort. Daarom is sprake van een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden door [verweerster]. [verweerster] heeft verder vanaf het jaar 2018 de reparatietoeslagen niet meer betaald en [verweerster] heeft de ingehouden pensioenpremies vanaf het jaar 2015 niet afgedragen. Ook de wettelijke feestdagen van de afgelopen jaren heeft [verweerster] niet conform de wet als overwerk uitbetaald, aldus nog steeds [verzoekster].
3.3 [
verweerster] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaring van [verzoekster] in haar verzoek, althans het verzoek van [verzoekster] af te wijzen, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

arbeidsovereenkomst
4.1
Partijen twisten in de eerste plaats over de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. [verzoekster] stelt dat dit wel het geval is, maar [verweerster] betwist dit, omdat volgens haar het element loon ontbreekt. [verzoekster] wordt immers op basis van commissie uitbetaald, aldus [verweerster]. Het Gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
4.2
Ingevolge artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba is sprake van een arbeidsovereenkomst wanneer de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
Uit deze wetsbepaling volgt dat voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst sprake dient te zijn van de elementen: arbeid, loon en gezagsverhouding.
4.3
Het Gerecht stelt vast dat tussen partijen (terecht) niet in geschil is dat sprake is van de elementen arbeid en gezagsverhouding. [verzoekster] verricht sinds het jaar 2013 werkzaamheden voor [verweerster]. Zij heeft vanaf het begin van haar werkzaamheden (behalve tijdens de covid-pandemie) veertig uren per week (8 uur per dag) gewerkt en zij verricht werkzaamheden die door [verweerster] worden opgedragen. Voor wat betreft het element loon geldt als volgt. [verzoekster] wordt voor de door haar verrichte arbeid door [verweerster] betaald. Van bijvoorbeeld facturatie door [verzoekster] aan [verweerster] is geen sprake. Hoewel hetgeen [verweerster] aan [verzoekster] betaalt aanvankelijk alleen een commissie betrof, is dit later, zo is ter zitting gebleken, zodanig aangepast dat de door [verzoekster] te ontvangen commissie door [verweerster] wordt aangevuld tot in elk geval het wettelijk minimumloon. Gelet op dit alles is naar het oordeel van het Gerecht ook aan het loonvereiste voldaan. Dat ook [verweerster] ervan uitging dat sprake is van een arbeidsovereenkomst blijkt verder uit de omstandigheid dat [verzoekster] loonstroken ontving en ook uit de hierboven in 2.4 geciteerde ook aan [verzoekster] gestuurde brief van [verweerster] gericht aan het
“dear personnel”en waarin verder over werknemers en een vermindering van salaris wordt gesproken.
verlaging loon
4.4
Het Gerecht stelt op grond van de stellingen van partijen vast dat [verzoekster] in ieder geval tot en met juni 2021 akkoord is gegaan met een inkorting van haar loon. Het loon is daarna tot en met december 2021 ingekort gebleven, eerst tot het bedrag van de loonsubsidie van Afl. 960,- (toen [verzoekster] 4 uur per dag werkte) en daarna tot het bedrag van Afl. 1.400,- (toen zij 6 uur per dag werkte). [verweerster] heeft niet, althans onvoldoende weersproken aangevoerd dat de situatie in juli 2021 - als gevolg van de covid-pandemie - nog niet was hersteld en dat het hotel toen nog - door de vanwege de overheid getroffen maatregelen - minimaal bezet was, met als gevolg dat er onvoldoende werk beschikbaar was voor haar personeel. [verzoekster] heeft weliswaar betoogd dat zij niet kon werken omdat het hotel werd gerenoveerd en dat [verweerster] in diezelfde periode nog een tweede spa heeft geopend, maar dit treft geen doel. [verweerster] heeft hiertegen aangevoerd dat de renovatie van het hotel plaatsvond omdat er toch geen of nauwelijks gasten konden komen en de enkele, niet onderbouwde stelling dat zij nog een tweede spa heeft geopend, heeft zij gemotiveerd weersproken. Verder heeft [verzoekster] weliswaar betwist dat zij met het blijven voortduren van de inkorting van haar arbeidsuren en loon heeft ingestemd, maar gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] op enig moment tegen het blijven inkorten van haar loon bezwaar heeft gemaakt of daarover vragen heeft gesteld. [verweerster] mocht daarom ervan uitgaan dat de instemming van [verzoekster] met de loonkorting in juni 2020 (waarbij niet over een einddatum is gesproken) ook na juni 2021 nog gold. Vanaf december 2021 heeft [verweerster] [verzoekster] weer volledig ingeroosterd en uitbetaald.
4.5
Maar ook indien en voor zover zou moeten worden aangenomen dat [verweerster] er niet van uit mocht gaan dat [verzoekster] akkoord is gegaan met het blijven voortduren van de loonkorting, geldt dat [verzoekster] aan de loonkorting is gebonden. Zoals uit het voorgaande volgt, was ook in de tweede helft van 2021 (tot december 2021) nog sprake van een wijziging van omstandigheden waarin [verweerster] als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden voor het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster], in die zin dat haar loon wordt ingekort. Gelet op de afwezigheid van klandizie als gevolg van de covidpandemie, is het voorstel redelijk en kon ook in alle redelijkheid van [verzoekster] worden verlangd dat zij het door [verweerster] gedane voorstel aanvaardt. Voor dit oordeel is mede van belang dat [verzoekster] ook steeds minder uren heeft gewerkt en geen (persoonlijke) omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
4.6
Het voorgaande brengt mee dat geen sprake is van achterstallig loon. Het verzoek tot betaling van achterstallig loon over de maanden juli tot en met december 2021 zal daarom worden afgewezen.
reparatietoeslag
4.7
De reparatietoeslag is een van overheidswege verstrekte bijdrage in de kosten van levensonderhoud en kan door een werknemer bij zijn werkgever worden aangevraagd wanneer hij (onder meer) minimaal het minimumloon verdiend en niet meer dan de wettelijk bepaalde bovengrens. Het is derhalve de werknemer die op eigen initiatief de verklaring werknemer reparatietoeslag van de belastingdienst moet invullen en indienen. [verzoekster] heeft gesteld dat zij die verklaring heeft ingevuld en bij [verweerster] heeft ingediend. Dit is echter door [verweerster] betwist en door [verzoekster] niet (met concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden) onderbouwd. Daarom kan niet van de juistheid van deze stelling van [verzoekster] worden uitgegaan. Daarnaast geldt dat [verweerster] niet, althans onvoldoende weersproken heeft aangevoerd dat de toekenning van de reparatietoeslag is verbonden aan een aantal wettelijke voorwaarden, waaronder – zoals gezegd - de hoogte van het loon per maand en dat onder meer vanwege de wisselende commissies die [verzoekster] ontvangt, niet zonder meer kan worden gezegd dat zij daadwerkelijk (en iedere maand) recht had op uitbetaling van de reparatietoeslag. [verzoekster] heeft ook geen feiten of omstandigheden aangedragen die tot het oordeel (kunnen) leiden dat, en zo ja in hoeverre, haar aanvraag zou zijn gehonoreerd. Voorgaande omstandigheden brengen mee dat in dezen niet kan worden gezegd dat het niet ontvangen van de reparatietoeslag aan [verweerster] is te wijten. Het verzoek tot uitbetaling van reparatietoeslagen zal om die reden eveneens worden afgewezen.
de feestdagen
4.8
Voorts vordert [verzoekster] uitbetaling van feestdagen als overwerk. [verzoekster] heeft echter nagelaten te stellen en onderbouwen op welke feestdagen zij heeft gewerkt, die volgens haar als overwerk onbetaald zijn gebleven. Dit brengt mee dat het Gerecht niet kan beoordelen of de stelling van [verzoekster] juist is dat zij in de jaren 2018 tot en met 2021 op feestdagen heeft gewerkt, terwijl [verweerster] die dagen niet als overwerk heeft uitbetaald. Reeds om deze reden dient ook dit deel van het verzoek te worden afgewezen.
pensioen
4.9
Partijen hebben ter zitting met betrekking tot dit deel van het verzoek afspraken gemaakt. Zij hebben afgesproken dat [verweerster] [verzoekster] zal uitnodigen voor een gesprek met haar accountant en het pensioenfonds waarmee [verweerster] een pensioenovereenkomst heeft, om uitleg te geven over de stand van zaken omtrent de pensioenvoorziening en de te volgen stappen, zoals het door [verzoekster] ondertekenen van de verzekeringsovereenkomst (hetgeen zij tot op heden heeft geweigerd). Op het moment dat de verzekeringsovereenkomst is ondertekend, zal [verweerster] de door haar ingehouden pensioenpremies vanaf het jaar 2015 - die [verweerster] conform eigen zeggen heeft gereserveerd - per ommegaande afdragen aan het pensioenfonds.
4.1
Gelet op deze afspraken heeft [verzoekster] geen belang meer bij het in dit verband door haar gevorderde en zal ook dat deel van het verzoek worden afgewezen.
Slotsom en proceskosten
4.11
De slotsom van al het voorgaande is dat de vorderingen van [verzoekster] worden afgewezen.
4.12
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [verzoekster] worden veroordeeld in de proceskosten. In de omstandigheid dat deze zaak ter zitting gelijktijdig werd behandeld met twee identieke andere zaken met ieder gelijke processtukken als die in de onderhavige zaak, ziet het Gerecht aanleiding om de door [verzoekster] te vergoeden proceskosten tot aan deze uitspraak te begroten op Afl. 1.675,- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerster] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.675,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 5 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.