ECLI:NL:OGEAA:2023:305

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
AUA202302273
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst van een adjunct-directeur bij een onderwijsinstelling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [Verzoekster] en de stichting Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Aruba (SPCOA) over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [Verzoekster]. De verzoekster, die sinds 2007 in dienst was bij SPCOA, was adjunct-directeur van een onderwijsinstelling en had haar functie sinds augustus 2021 vervuld. SPCOA heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 31 december 2022, met als redenen een vertrouwensbreuk en onregelmatigheden in de financiële administratie. De verzoekster heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om herstel van haar arbeidsovereenkomst, stellende dat het ontslag kennelijk onredelijk was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2023 is gebleken dat de verzoekster niet in staat was om de financiële administratie op een correcte wijze bij te houden en dat er sprake was van een vertrouwensbreuk. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de redenen voor het ontslag niet voorgewend of vals waren en dat de gevolgen van het ontslag voor de verzoekster niet te ernstig waren in vergelijking met het belang van SPCOA bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen grond was voor herstel van de arbeidsovereenkomst en heeft het verzoek van [Verzoekster] afgewezen. Tevens is [Verzoekster] veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Beschikking van 5 december 2023
Behorend bij AUA202302273
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [Verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen
de stichting
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS ARUBA,
te Aruba,
verweerder,
hierna te noemen: SPCOA,
gemachtigde: de advocaat mr. J.L. Peterson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 24 oktober 2023.
1.2 [
Verzoekster] is ter terechtzitting verschenen, samen met haar gemachtigde voornoemd. SPCOA is verschenen bij haar gemachtigde voornoemd, die werd vergezeld door mevrouw [Algemeen Directeur] en mevrouw [Directeur] (directeur van respectievelijk financieel medewerkster bij SPCOA). Partijen hebben, mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota’s, in twee termijnen het woord gevoerd, op vragen van het Gerecht geantwoord en gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is namens SPCOA een akte aanvulling verweerschrift en wijziging/aanpassing conclusie ingediend en hebben beide partijen nog nadere producties ingediend.
1.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [Verzoekster] vanaf 2007 in loondienst van SPCOA. Zij is leraar ASW 2e graads. Vanaf 1 augustus 2015 is [Verzoekster] voor de SPCOA werkzaam in de functie van adjunct-directeur van het [Naam College. De taken van [Verzoekster] in die functie omvatten onder meer het regelen van praktische zaken in de onderwijsondersteuning en het vormgeven van de inrichting van het onderwijs. Ook vervangt zij de directeur bij diens afwezigheid.
2.2
Per 1 augustus 2021 is [Verzoekster] als adjunct-directeur bij de HAVO aan het werk gegaan.
2.3
Op 19 mei 2022 heeft in het kader van een financieel onderzoek over de periode 2017-2020 een gesprek plaatsgevonden met [Verzoekster]. In het verslag van dit gesprek staat onder meer als volgt:
“ Mw. [Verzoekster] heeft het volgende uitgelegd over haar rol bij (…) de financiële administratie:
Toen ik als adjunct werd aangesteld in juni/juli 2015 herinner ik mij dat er bepaalde afspraken gemaakt zijn ten aanzien van de financiële aangelegenheden. Er werd met het toenmalig bestuur (…) gesproken en er werden formulieren gegeven met instructies over het registreren van de financiën. Met formulieren bedoel ik PO's.
Mijn rol was om de bankstatements in een kasboek/bankboek te registreren. lk heb hiervoor gewerkt bij een radiostation waar ik de 'bookkeeping' deed en had al een idee hoe dat moest gebeuren. Om die reden werd mij gevraagd om de boekhouding van [Naam College] te registreren.
Sinds september 2015 houd ik mij bezig met het registreren van de bankstatements. Toen nam ik over van mevr. [voormalig boekhouder]. lk had zelf geen toegang tot de bank, maar de statements werden uitgeprint en door mij verwerkt. Deze werden per account, leermiddelen door mij geregistreerd.
lk heb tot augustus 2021 de bankstatements geregistreerd. (…)
Mw. [Verzoekster] heeft het volgende uitgelegd over het bijhouden van de petty cash en colapot:
De kasboek en colapot waren een beetje rommelig en van kantoor moesten wij het beter gaan registreren. ik heb een Excel sheet gemaakt, maar Mw. [voormalig boekhouder] wilde dat niet gebruiken.
lk werd gevraagd door Mw. [x] of ik Mw. [voormalig boekhouder] kon helpen met het organiseren van de administratie. Het was een rommeltje. In 2016 en in 2017 heeft mw. [Verzoekster] verscheidene malen aangegeven dat het allemaal teveel werd wat de financiële werkzaamheden betreft. (…)
De kleine kas (petty cash) werd geïntroduceerd voor kleine aankopen. Kantoor gaf aan dat de potjes gescheiden moeten worden. Voor bijv. wc papier, condoleance kaart enz. (nood aankopen).
Grotere bedragen konden niet uit de kleine kas gehaald worden, maar dat gebeurde wel. Bedrag van de kleine kas was niet boven de Afl. 500,-.
(…) Bij het halen van geld uit de colapot en kas moest ik het registreren. Na verkoop van de coca cola tijdens de pauze, moest Mw. [voormalig boekhouder] dat registreren. Het geld van kantoor en het geld van Colapot opbrengst wordt in een cash box geplaatst, op slot en in een kast bewaard. In de cash box zijn er twee administraties, een van de Colapot en een van de Kas. Ontvangsten en uitgaven van de Colapot moesten door Mw. [voormalig boekhouder] worden geregistreerd.
De afspraak met kantoor was dat de Colapot gestort moest worden op de bankrekening van de schoolfonds. (…) lk weet dat het geld uit de cola pot niet altijd werd gestort. Aan het begin wel, maar daarna niet meer.
Toen ik gevraagd werd om Mw. [voormalig boekhouder] te helpen met het registreren van de inkomsten en uitgaven van de colapot, heb ik gevraagd naar de back up documenten en naar het overzicht van Mw. [voormalig boekhouder]. Maar, ik begreep van mw. [voormalig boekhouder] dat ze het overzicht heeft gewist op de computer.
Sinds ik adjunct ben, registreer ik de cashbox, daarin zaten de gelden uit de colapot en gelden uit de kleine kas die [NAAM COLLEGE] van kantoor ontving.
Mw. [Verzoekster] werd door een bestuurslid medegedeeld dat de colapot aan begin van het Jaar 2017 in de min begon, namelijk Afl. - 135 en eindigde aan het eind van het jaar in de min, namelijk
Afl. - 9.000,-.
Mw. [Verzoekster] heeft het volgende uitgelegd over het saldo van de colapot:
Er werd vaak voorgeschoten door Mw. [x]. Ik wist wel dat grote aankopen via kantoor moeten gaan. Maar deze werden niet tijdig aan kantoor aangevraagd. Ik ontving de bonnen van hetgeen werd voorgeschoten om te registreren in het kasboek.
Per jaar heb ik het geregistreerd en alle bonnen zijn in de dozen, die nu op kantoor zijn te vinden.
De afspraak was, dat na overzicht, gaf ik het aan Mw. [x] zodat zij het kon controleren. Ze moest dat tekenen ter controle. Omdat ik in de stad woonde bracht ik het naar kantoor.
lk heb aan Mw. [x] aangegeven dat de Colapot niet klopt. lk heb ook een overzicht gemaakt van hoeveel geld er tekort komt. Mw. [x] wist dat het geld van de Colapot gestort moest worden. Ze was verantwoordelijk voor het storten van het geld.
lk heb nooit gedacht dat lk bij kantoor of bij het bestuur aan de bel moest trekken. lk heb wel bij mw. [x] aan de bel getrokken, maar Mw. [x] zei dat er geen geld is en dat dingen betaald moeten worden. Mw. [x] heeft aan mij gevraagd om voor te schieten. Karen van kantoor gaf aan dat het niet mocht, dus heb ik het niet meer gedaan.
Mw. [Verzoekster] heeft het volgende uitgelegd over toegang tot de cash box:
(…) Mw. [x] brengt de bonnen naar mij, ze brengt soms bijvoorbeeld de bonnen van april In mei en dat is te laat en lastig om te registreren. lk heb haar hier niet op geattendeerd.
Mw. [Verzoekster] heeft het volgende uitgelegd over aanspreekpunt van kantoor:
lk was aanspreekpunt van kantoor ten aanzien van de financiën (…). Als ik eerlijk kan zijn kon ik het niet doen, het was een extra 'burden', omdat ik ook andere dingen moest doen, kwam ik niet toe aan de boekhouding. (…)
Mw. [Verzoekster] heeft het volgende uitgelegd ten aanzien van de bonnen die niet aanwezig zijn:
ik heb bij alle registraties de bonnen erbij gedaan. Tot en met het jaar 2020 heb ik mijn verslag met alle bonnen in dozen gezet. Deze heb ik niet ingediend op kantoor. lk had het jaar 2020 afgerond tijdens de grote vakantie in het jaar 2021. In augustus heb ik kasboek van het jaar 2020 afgerond, maar heb het achtergelaten in de dozen op kantoor.
Mw. [Verzoekster] heeft het volgende uitgelegd over het doen van privé aankopen:
Het kwam voor dat ik mijn boodschappen kocht en boodschappen van school op een rekening. lk was verantwoordelijk voor het opstellen van de PO's en voor het terugbetalen van dat geld,
Als er voorgeschoten moest worden, vroeg Mw. [x] om het voor te schieten. lk kreeg geld terug uit de cashbox. ik kreeg niet altijd mijn geld terug.
Mw. [Verzoekster] heeft opnieuw het volgende uitgelegd over de boekhouding:
Colapot moest ik administreren nadat ik gevraagd werd door Mw. [x] om het over te nemen. Dat was sinds 2016-2017. lk heb geprobeerd om het te administreren, maar het was een rommel. Ik heb het aan Mw. [x] aangegeven. Ze gaf aan, dat het gedaan moest worden.
Kantoor heeft meerdere keren met mij gebeld en uitgelegd wat wel of niet mag en waar bepaalde aankopen geboekt moesten worden. lk begreep wat wel of niet kon, maar toch kwam Mw. [x] opnieuw met een bon. lk heb ze alleen maar geregistreerd. Alle bonnen van de financiële administratie tot en met het jaar 2021 van [NAAM COLLEGE] zijn in dozen. (…).”
2.4
Bij brief van 23 augustus 2022 heeft SPCOA het dienstverband van [Verzoekster] met inachtneming van een opzegtermijn van vier maanden opgezegd per 31 december 2022. In deze brief staat onder meer als volgt:
“De beëindiging van het dienstverband is gebaseerd op de navolgende gronden:
I.Onderzoek financiële administratie - achtergrond
1.
1. In verband met bij het [Naam College] ('[NAAM COLLEGE]') geconstateerde onregelmatigheden in de financiële administratie heeft het bestuur een onderzoek naar de financiële administratie van het [NAAM COLLEGE] ingesteld.
(…)
3.
3. Uit het onderzoek blijkt dat u m.b.t. het voeren/aanhouden van een correcte financiële administratie conform de door SPCOA vastgestelde procedures, heeft gefaald.
4.
4. U bent op de hoogte van de bestaande financiële procedures die door de directie/bestuur van SPCOA aan de directies van de onder SPCOA ressorterende scholen zijn opgelegd.
II.Bevindingen S.P.C.O.A. met betrekking tot de financiële administratie
Het bestuur en de directie hebben m.b.t. de financiële administratie de belangrijkste bevindingen benoemd:
1.
1. het bijhouden van de cola pot en van de kleine kas zijn ongeordend en inaccuraat: onderliggende bonnen worden niet of pas veel later dan de uitgaven cola pot zijn gedaan in dozen bij het kantoor van de SPCOA afgeleverd. Er was in feite sprake van een pot waar de directie van [NAAM COLLEGE] gelden uit nam, zonder deugdelijke verantwoording en onderliggende stukken.
2.
2. het is achteraf moeilijk vast te stellen of de uitgaven ook daadwerkelijk zijn gemaakt. (…)
3.
3. het is onduidelijk op grond waarvan de directie van [NAAM COLLEGE] gelden uit de cola pot heeft gebruikt voor o.a. het aankopen van uniformen voor leerlingen, buskaarten voor leerlingen, brood voor leerlingen, en een bril voor een leerling. SPCOA kent geen sociaal fonds. Een beleid ter zake van het gebruik van de cola pot is niet door [NAAM COLLEGE] aan het bestuur dan wel de directie van SPCOA kenbaar gemaakt.
4.
4. het ontbreken van beleid leidt ertoe dat niet kan worden getoetst op basis waarvan een leerling wel brood, uniform dan wel een bril heeft gekregen en een ander niet. Dit werkt willekeur in de hand.
5.
5. voorts zijn er uitgaven gemaakt waarvoor er geen enkele verantwoording meer is te vinden en zijn er gelden ontvangen zoals bijvoorbeeld van Aruba Doet die niet in de administratie terug zijn te vinden.
6.
6. het feit dat het bestuur en de directie niet op de hoogte zijn gesteld van de wijze waarop de gelden van de cola pot werden gebruikt, is kwalijk te noemen, met name gelet op het feit dat het algemeen bekend is dat SPCOA afhankelijk is van de door de overheid verstrekte subsidie en er de afgelopen jaren flink door de overheid in het onderwijs is bezuinigd. Alle gelden - ook gelden die door de scholen zelf werden opgebracht - moeten worden verantwoord en op een juiste - voor iedereen kenbare wijze - worden gebruikt.
7.
7. de wijze waarop de cola pot en de kleine kas werden geadministreerd, is op zijn zachts gezegd onzorgvuldig te noemen. De directie van de school stelt gelden voor te schieten dan wel aankopen te hebben gedaan voor de school en 'betaalt'/'haalt' dat geld vervolgens zelf uit de cola pot/Kleine kas of schrijft daar een Purchase Order (`P0') voor uit. Niemand die daar zicht op heeft en geen enkel stuk waaruit blijkt dat er gelden zijn voorgeschoten en waarvoor die zouden zijn voorgeschoten.
8.
8. uit het onderzoek blijkt dat er een tekort van Afl. 9.000,- in de cola pot is.
III. Caminata juni 2022
1.
1. Op 6 Juni 2022 ontvangt de afdeling financier van SPCOA een factuur ter betaling van t-shirts voor een caminata. De caminata is door u georganiseerd.
2.
2. Uit de e-mailwisseling tussen u en het bestuur/directie van SPCOA m.b.t. de caminata en de Whatsapp berichten met het bedrijf dat de t-shirts zou printen, blijkt dat:
(…)
b. u zonder goedkeuring van het bestuur t-shirts hebt besteld.
c. u stelt de caminata te hebben georganiseerd als fundraising voor de aankoop van airco's echter, klopt daar niets van.
d. uit de email wisseling en het gesprek dat met u ter zake van de caminata is gevoerd, blijkt: dat u onwaarheden heeft verteld i.e. in leder geval bij het bestuur/directie van SPCOA de indruk heeft gewekt dat twee leerkrachten hebben geholpen bij het tellen en controleren van de gelden uit de ticketverkoop voor de caminata terwijl een van hen duidelijk heeft gemaakt dat hij slechts heeft afgetekend voor het aanwezig zijn in de ruimte waar de gelden werden geteld. Als rechtstreeks gevolg van uw handelen stond er nog een rekening open van Aft. 1690,00. (…)
IV. Schoolfeest juni 2022
1.
1. u heeft voorts - zonder goedkeuring van het bestuur - een schoolfeest georganiseerd. U zou door een aantal leerlingen zijn benaderd met het idee om een schoolfeest te organiseren.
2.
2. u heeft n.a.v. vragen van de directie van SPCOA op 13 juni 2022 gesteld dat er een feestcommissie was die uit de docenten [docente 1] en [docent 2] bestond. Beide docenten hebben verklaard dat er geen feestcommissie bestond.
3.
3. voorts heeft u gesteld dat het initiatief voor het schoolfeest van de leerlingen kwam maar dat u [docente 1] heeft gevraagd om u bij de organisatie van het schoolfeest te helpen (…)
4.
4. zowel [docente 1] als de leerlingen die het initiatief voor het schoolfeest hebben genomen, hebben ter zake samenvattend verklaard:
a. [docente 1] stelt dat zij niet door u is gevraagd om bij de organisatie van het schoolfeest te helpen. Zij is door de leerlingen benaderd c.q. heeft zij van het idee van het feestje gehoord en aan hen aangegeven bereid te zijn om te helpen met het schoolfeest.
b. de leerlingen hebben [docente 1] gezegd van u goedkeuring voor het organiseren van het schoolfeest te hebben gekregen. Posters en tickets waren al gemaakt. De leerlingen hebben met [docente 1] de zaken die te maken hebben met het feest en die geregeld moesten worden, op een rijtje gezet.
c. De goedkeuring voor het schoolfeest, het geld e.d, is met u besproken. De leerlingen hebben zelf voor de locatie en dergelijke gezorgd. Alle facturen in verband daarmede zijn naar SPCOA verstuurd. U heeft de leerlingen voorgehouden dat de school voor het schoolfeest zou betalen. U had echter geen toestemming en geen goedkeuring van het bestuur voor het organiseren van het schoolfeest.
d. uit de gesprekken met [docente 1], en de leerlingen blijkt dat u niet - zoals het hoofd - de leiding had m.b.t. de organisatie van het schoolfeest maar dat u alles aan de leerlingen heeft overgelaten.
V. Samenvattend:
1.
1. u bent medeverantwoordelijk voor de slechte staat van de financiële administratie van [NAAM COLLEGE] c.q. de cola pot en de kleine kas. Zowel v.w.b. de wijze waarop er gebruik werd gemaakt van de gelden van de school die u moest administreren als de verantwoording daarvan, het feit dat er gelden werden voorgeschoten en deze vervolgens zonder deugdelijke verantwoording uit de cola pot werden gehaald, bonnen in dozen bij het kantoor werden achtergelaten, gelden werden gebruikt voor het betalen voor buskaarten voor leerlingen, brood voor leerlingen, uniformen voor leerlingen, een bril voor een leerling e.d. - zonder dat daarvoor goedkeuring was van de directie/bestuur - is voor SPCOA onacceptabel. De cola pot is geen sociaal fonds.
2.
2. u heeft in strijd gehandeld met de geldende financiële procedures voor de financiële administratie op de scholen.
3.
3. u heeft zonder goedkeuring van het bestuur/de directie t-shirts voor een caminata besteld en toestemming verleend aan leerlingen van de HAVO om een schoolfeest te organiseren. De caminata kon geen doorgang vinden omdat u niet voor de vereiste vergunningen had gezorgd. De fundraising waarvan u stelde de caminata voor te hebben georganiseerd, heeft de school niets opgeleverd. Integendeel. Er was nog een openstaande rekening van Aft 1690,00.
4. u heeft de leerlingen voorgehouden dat de school voor het feest zou betalen doch was u daartoe niet bevoegd nu u geen goedkeuring had van het bestuur om het schoolfeest te organiseren. U heeft voorts de leiding van de organisatie van het schoolfeest volledig aan de leerlingen overgelaten, hetgeen volstrekt onverantwoord is. U heeft - in tegenstelling tot hetgeen u aan de directie heeft medegedeeld - geen feestcommissie ingesteld. Een plan van aanpak was er ook niet, zoals blijkt uit de verklaringen van de docenten die u heeft genoemd als zijnde leden van een feestcommissie en de verklaring van de leerlingen.
5. mede door uw handelen staat de cola pot voor Afl. 9000,- in de min. (…)
SPCOA meent dat u uw plichten grovelijk heeft verzaakt. Er is sprake van een grote vertrouwensbreuk. Met name nu u - wetende dat er onderzoek werd gedaan naar de financiële administratie van [NAAM COLLEGE] en gelet op de voor u bekende financiële procedures die voor de scholen gelden - er toch voor kiest om zonder goedkeuring van het bestuur/de directie van SPCOA, t-shirts voor een caminata te bestellen en een schoolfeest te organiseren. Wanneer u daarop wordt aangesproken presteert u het ook nog om onwaarheden te vertellen. SPCOA neemt het u ook bijzonder kwalijk dat u de organisatie van het schoolfeest aan de leerlingen heeft overgelaten.
Het beëindigen van het dienstverband is gelet op het vorenstaande en de ontstane vertrouwensbreuk onvermijdelijk.”
2.5 [
Verzoekster] was gedurende de gehanteerde opzegtermijn van vier maanden ontheven van haar werkzaamheden.
2.6
Bij vonnis in kort geding van dit Gerecht van 1 februari 2023 heeft dit Gerecht de vordering van [Verzoekster] om SPCOA te gebieden haar in haar functie als adjunct-directeur bij het [Naam College] terug te plaatsen, afgewezen.

3.HET GESCHIL

3.1 [
Verzoekster] verzoekt dat het Gerecht, uitvoerbaar bij voorraad:
a. SPCOA veroordeelt om de per 31 december 2022 kennelijk onredelijk opgezegde arbeidsovereenkomst te herstellen; en
b. bepaalt voor of op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst moet worden hersteld; en
c. voorzieningen treft “omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking, in de zin dat SPCOA bevolen wordt om als schadevergoeding een bedrag gelijk aan het salaris dat [Verzoekster] zou hebben genoten over de periode van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst tot aan het moment van herstel; althans
d. iedere andere door het Gerecht in goede justitie te bepalen voorziening treft;
e. SPCOA veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2 [
Verzoekster] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat het haar gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, omdat de opgegeven redenen zijn voorgewend dan wel onjuist zijn en het ontslag ook niet kunnen dragen. Daarnaast zijn de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst volgens [Verzoekster] voor haar veel te ernstig in vergelijking met het belang van SPCOA bij de beëindiging daarvan.
3.3
SPCOA voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [Verzoekster] verzochte, dan wel, (zo begrijpt het Gerecht) indien het verzochte wordt toegewezen, de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Tevens concludeert SPCOA tot veroordeling van [Verzoekster] in de proceskosten.
3.4
Voor zover voor de uitspraak van belang, zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Vast staat dat [Verzoekster] de door haar overgelegde nadere producties op 23 oktober 2023, zijnde de dag voor de mondelinge behandeling, om 13:59 uur in het geding heeft gebracht. SPCOA heeft hiertegen, onder verwijzing naar het procesreglement 2023, bezwaar gemaakt. Krachtens het bepaalde in artikel 88a juncto artikel 57 van het (sinds 1 oktober 2023 geldende) Procesreglement 2023 is dit te laat. Niet eerder overgelegde producties dienen in beginsel uiterlijk op de werkdag voorafgaand aan de zitting om 12:00 uur te worden overgelegd. SPCOA heeft voor wat betreft het bij de nadere producties overgelegde bankafschrift van 4 mei 2018 gesteld dat dit als in strijd met het procesreglement buiten beschouwing moet worden gelaten. Gelet op dit bezwaar en nu niet is gesteld of gebleken dat dit bankafschrift niet eerder in het geding had kunnen worden gebracht, zal deze productie buiten beschouwing worden gelaten. Voor wat betreft de overige nadere producties geldt dat deze bij partijen (vanwege de eerder tussen hen gevoerde kort gedingprocedure) bekend zijn. Gelet hierop en nu SPCOA ten aanzien van deze producties aan haar bezwaar geen conclusie heeft verbonden, laat het Gerecht deze producties toe.
4.2
De vraag dient te worden beantwoord of het ontslag kennelijk onredelijk is. Volgens [Verzoekster] is daarvan sprake omdat de door SPCOA aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen voorgewend of vals zijn, deze redenen het ontslag niet kunnen dragen en omdat de gevolgen van het ontslag voor haar te ernstig zijn. Dit betoog kan niet slagen. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.3
Beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal onder andere kennelijk onredelijk kunnen worden geacht wanneer deze geschiedt zonder opgave van redenen of onder opgave van een valse reden en wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij die beëindiging. Bij de beantwoording van de vraag of het ontslag op de voet van art. 7:681 BW kennelijk onredelijk is, dienen alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking te worden genomen. De enkele omstandigheid dat de werknemer zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen, levert in het algemeen geen grond op voor een vordering als bedoeld in art. 7:681 lid 1 BWA.
4.4
Dat de door SPCOA gegeven redenen voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst voorgewend of vals zijn, kan niet worden gezegd. [Verzoekster] heeft immers ter zitting erkend dat zij moeite had om de aan haar opgedragen taak inhoudende het bijhouden van de financiële administratie van de school te vervullen en dat sprake was van een slechte staat van die administratie. Verder heeft [Verzoekster] niet, althans onvoldoende bestreden dat zij zonder (de benodigde) voorafgaande goedkeuring van het bestuur van SPCOA T-shirts voor een wandeltocht met leerlingen heeft besteld (met nadelige financiële consequenties voor de school) en een schoolfeest voor leerlingen heeft toegestaan, terwijl zij geen verantwoordelijkheid voor de organisatie van het schoolfeest heeft genomen en dit aan de leerlingen heeft overgelaten en geen leraren bij de organisatie van het feest had betrokken. Ook heeft [Verzoekster] niet weersproken het verwijt dat zij niet steeds de waarheid heeft verteld. Vanwege dit alles is volgens SPCOA sprake van een vertrouwensbreuk tussen partijen die leidt tot een (onherstelbaar) verstoorde arbeidsverhouding. Dat een en ander volgens [Verzoekster] sterk is aangedikt en/of de opzegging van het dienstverband niet kan dragen, maakt niet dat sprake is van een valse reden. Voorts zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die tot het oordeel leiden dat de opgegeven redenen zijn voorgewend teneinde de echte reden voor het ontslag te camoufleren.
4.5
Vanwege het verlies van vertrouwen in [Verzoekster] dat zij haar functie als adjunct-directeur op juiste en gedegen wijze kan uitoefenen en omdat SPCOA geen andere functie voor [Verzoekster] beschikbaar heeft en zij - omdat het salaris van haar werknemers door de overheid wordt betaald – ook geen werkplek kan creëren, heeft SPCOA een zwaarwegend belang bij het beëindigen van de arbeidsrelatie met [Verzoekster]. Daar staat tegenover dat [Verzoekster] onmiskenbaar gevolgen van het ontslag ondervindt, maar dat niet kan worden gezegd dat deze gevolgen, ondanks haar leeftijd van 51 jaar en de duur van haar dienstverband, te ernstig zijn in vergelijking met het belang van SPCOA bij de opzegging. Zo heeft SPCOA een opzegtermijn van vier maanden in acht genomen en heeft [Verzoekster] aldus ruime tijd gehad om zich op een andere baan te oriënteren. Haar leeftijd vormt voor het vinden van een baan in het onderwijs geen beletsel. Daarnaast volgt [Verzoekster] de opleiding Organization, Governance & Management, heeft zij sinds de opzegging van haar dienstverband fulltime gestudeerd en zal zij over niet al te lange tijd haar mastersopleiding kunnen afronden. Hierdoor zijn haar kansen op de arbeidsmarkt, die als leraar al voldoende aanwezig moeten worden geacht, verder vergroot. Dat [Verzoekster] sinds het ontslag zonder vrucht als lerares heeft gesolliciteerd, is door SPCOA betwist en door [Verzoekster] niet onderbouwd. Daarenboven geldt dat [Verzoekster], indien als juist wordt aangenomen hetgeen zij desgevraagd heeft verklaard, tot op heden slechts een tweetal sollicitaties heeft verstuurd (terwijl zij sinds de zomer van 2022 al wist dat haar arbeidsovereenkomst per 31 december 2022 zou eindigen) en dat zij heeft gesolliciteerd op functies die niet op haar opleiding aansloten. [Verzoekster] heeft verder gesteld dat het vanwege haar religieuze overtuiging (Evangelisch Christen) moeilijk is om op een andere school voor voorgezet onderwijs te kunnen werken, onder meer omdat zij geen goede kans heeft om succesvol te solliciteren bij een Katholieke School. Deze enkele stelling is door SPCOA gemotiveerd betwist. Volgens SPCOA bestaat ook in het voortgezet onderwijs van Aruba een tekort aan leerkrachten en nemen scholen vanwege dit tekort ook onderwijzend personeel aan met een andere dan de eigen geloofsovertuiging. Dat haar geloofsovertuiging haar kansen op een andere baan verkleind, kan dan ook niet worden gezegd. Indien en voor zover [Verzoekster] vanwege haar religie de voorkeur heeft voor een bepaalde school, betreft dat een afweging die voor haar eigen rekening en risico komt. Verder neemt het Gerecht in aanmerking dat [Verzoekster] niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de financiële gevolgen van het ontslag voor haar zijn. Weliswaar heeft zij gesteld op dit moment nog geen ander werk (en daarom geen inkomen) te hebben, maar vanwege het beperkt solliciteren en full time studeren is dit (ook) het gevolg van de keuzes die zij zelf heeft gemaakt. Voorts geldt dat het ontstaan van de aan het ontslag ten grondslag gelegde vertrouwensbreuk - gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en het daaruit volgende handelen van [Verzoekster] en de aard van de haar gemaakte verwijten - in overwegende mate aan [Verzoekster] is te verwijten. Dat [Verzoekster], zoals zij ter zitting heeft gesteld, met de financiële administratie veel moeite had en daarom om hulp heeft geschreeuwd en dat SPCOA daaraan geen gehoor heeft gegeven, heeft SPCOA betwist en is door [Verzoekster] niet concreet, met voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden onderbouwd. Het Gerecht gaat daar dan ook aan voorbij. Nu de vertrouwensbreuk in de risicosfeer van [Verzoekster] ligt en zij gedurende de in acht genomen opzegtermijn van vier maanden haar werkzaamheden niet heeft hoeven uitvoeren, brengt ook de omstandigheid dat aan haar geen vergoeding is toegekend niet mee dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
4.6
Nu van een kennelijk onredelijke opzegging geen sprake is, bestaat voor herstel van de arbeidsovereenkomst geen grond. De verzoeken van [Verzoekster] zijn daarom niet toewijsbaar.
4.7 [
Verzoekster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SPCOA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst het door [Verzoekster] verzochte af;
-veroordeelt [Verzoekster] in de kosten van deze procedure gevallen de zijde van SPCOA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 5 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.