ECLI:NL:OGEAA:2023:304

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
AUA202303170 t/m AUA202303179
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van werkgever tot naleving cao en loonsverhoging voor werknemers

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben werknemers van de naamloze vennootschap Post Aruba N.V. een verzoek ingediend om de werkgever te veroordelen tot naleving van de cao, specifiek artikel 25, dat een jaarlijkse loonsverhoging van Afl. 105,- voorschrijft. De werknemers hebben deze verhoging sinds 2022 niet ontvangen. De cao was afgesloten met de Sindicato di Empleadonan Publico i Priva di Aruba (SEPPA) en is door Post opgezegd, maar eerdere uitspraken van het gerecht hebben bepaald dat de cao nawerkt. De werknemers vorderen nu betaling van de loonsverhoging, terwijl Post zich beroept op een kortgedingvonnis waarin haar betalingsverplichting is opgeschort.

De rechter oordeelt dat de uitspraak in het kort geding de werknemers niet bindt, aangezien zij daar geen partij in waren. De rechter volgt het eerdere oordeel van zijn collega’s en stelt dat de werknemers recht hebben op de loonsverhoging, ondanks de financiële problemen van Post. De rechter schorst de verplichting tot betaling van de loonsverhoging tot er een definitieve uitspraak is in de hoger beroep procedures die door Post zijn aangespannen. De kosten van de procedures worden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is gegeven door rechter J.T.G. Roovers op 5 december 2023.

Uitspraak

Beschikking van 5 december 2023
Behorend bij AUA202303170 t/m AUA202303179 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de gevoegde zaken van:
[Naam verzoeker 1],
[Naam verzoeker 2],
[Naam verzoekster 3],
[Naam verzoekster 4],
[Naam verzoeker 5],
[Naam verzoeker 6],
[Naam verzoeker 7],
[Naam verzoeker 8],
[Naam verzoeker 9],
[Naam verzoeker 10],
allen te Aruba,
VERZOEKERS, hierna te noemen: de werknemers,
gemachtigde: mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
de naamloze vennootschap POST ARUBA N.V.,
te Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: Post
gemachtigde: mr. D.G. Kock

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de (gelijkluidende) verzoekschriften met producties
- de (gelijkluidende) verweerschriften met producties
- de brief overlegging producties van mr. Kock van 24 november 2023
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt van de op 28 november 2023 gehouden zitting, waaraan de spreekaantekeningen van mr. Rosenstand zijn gehecht
1.2.
Beschikking is bepaald op vandaag

2.DE FEITEN

2.1.
De werknemers zijn in dienstbetrekking werkzaam bij Post. Op hun arbeidsovereenkomsten is de cao van toepassing die Post laatstelijk voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 met Sindicato di Empleadonan Publico i Priva di Aruba (hierna verder: SEPPA) heeft afgesloten.
2.2.
In artikel 25 van de cao is bepaald dat de werknemer jaarlijks in de maand januari een loonsverhoging krijgen van Afl. 105,-. Sinds 2022 hebben de werknemers deze loonsverhoging niet meer ontvangen.
2.3.
In een tiental zaken van collega’s van de werknemers heeft het gerecht bij beschikkingen van 4 juli 2023 geoordeeld, kort en zakelijk weergegeven, dat de cao nawerkt hoewel deze door Post is opgezegd en dat Post artikel 25 van de cao moet nakomen vanaf 2022 tot de dag dat Post en deze collega’s daarover nieuwe afspraken hebben gemaakt of een nieuwe cao tot stand is gekomen. Post heeft tegen deze beschikkingen hoger beroep ingesteld.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 25 oktober 2023 heeft het gerecht, op vordering van Post tegen SEPPA, de betalingsverplichting voortvloeiende uit artikel 25 van de cao opgeschort, totdat door het hof in de appelprocedures in voor Post negatieve zin is beslist dan wel totdat daarover in een door Post tegen SEPPA aanhangig te maken bodemprocedure in voor Post negatieve zin zal zijn beslist, dit laatste onder de voorwaarde dat Post die bodemprocedure uiterlijk op 31 december 2023 aanhangig maakt.

3.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

3.1.
De werknemers vorderen de veroordeling van Post overeenkomstig het dictum van de beschikkingen van het gerecht van 4 juli 2023. Die beschikkingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard en daaraan heeft Post ook uitvoering gegeven. De werknemers willen gelijk behandeld worden door Post en verlangen eveneens betaling van de jaarlijkse loonsverhoging.
3.2.
Post heeft verweer gevoerd. Zij beroept zich op het kortgeding vonnis van het gerecht waarin haar betalingsverplichting is opgeschort. Daarom kunnen de werknemers volgens haar thans niet de nakoming van die verplichting vorderen. Post stelt voorts niet in staat te zijn de jaarlijkse verplichting, die eventueel nog steeds voortvloeit uit artikel 25 van de cao, na te komen. Post verwijst daarvoor naar de financiële gegevens die zij (ook) in deze procedure in het geding heeft gebracht.
3.3.
Het gerecht oordeelt als volgt. Anders dan Post meent, bindt de uitspraak in het kort geding de werknemers niet. Zij waren daarbij immers geen partij. Die uitspraak belet slechts SEPPA om voor haar leden nakoming van de cao te vorderen. Het eigen vorderingsrecht van de werknemers is dus in stand gebleven.
3.4.
Bij de beoordeling van de vordering van de werknemers volgt de rechter in deze procedure het oordeel van zijn collega in de zaken waarin de beschikkingen van 4 juli 2023 zijn gegeven. Het beginsel van rechtseenheid vergt immers dat rechters van hetzelfde gerecht in eerste aanleg in gelijke zaken dezelfde beslissing nemen, kennelijke misslagen daargelaten. Van dat laatste is geen sprake bij de beschikkingen van 4 juli 2023. Het is aan het hof om over de juistheid van die beschikkingen eventueel anders te denken.
3.5.
Intussen heeft Post zowel in het kort geding en ook in deze procedure alsnog haar beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid met stukken onderbouwd. Dat had zij niet nodig gevonden in de bodemprocedure en om die reden is de rechter in die zaak niet toegekomen aan een inhoudelijk oordeel daarover.
De rechter in het kort geding heeft daarin aanleiding gezien om voorlopig te oordelen dat Post als praktisch failliet bedrijf simpelweg niet (langer) in staat is de jaarlijkse loonsverhogingen te betalen. In dat oordeel ligt ook de verwachting besloten dat het hof op die subsidiaire grond, zou daaraan worden toegekomen, het hoger beroep tegen de door Post aangevallen beschikkingen zal honoreren. Het gerecht volgt de rechter in het kort geding om puur praktische redenen daarin. Daarmee worden de vorderingsrechten van de werknemers (en andere collega’s die in de toekomst nog een afzonderlijke procedure zouden willen starten) en die van SEPPA op één lijn gebracht, hetgeen wel zo overzichtelijk is. Ook in deze procedure zijn de jaarrekeningen vanaf 2013 in het geding gebracht, waaruit kenbaar is dat Post omvangrijke verliezen heeft geleden en nog steeds lijdt. Om die reden zal de veroordeling van Post in deze procedure, die er wel moet komen (zie onder 3.4), ook onder de hierna te melden opschortende voorwaarde worden uitgesproken.
3.6.
Daarmee hebben zowel de werknemers alsook Post gelijk en ongelijk gekregen. Dat is de reden om de kosten van de procedures te compenseren zoals hierna te melden.

4.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
4.1.
draagt Post op de in artikel 25 van de cao neergelegde voorwaarde dat op het salaris van de werknemers jaarlijks in de maand januari Afl. 105,- bruto wordt toegekend, naar behoren na te komen vanaf 2022 tot de dag dat Post en (elk van) de werknemers hierover nieuwe afspraken hebben gemaakt of een nieuwe cao tot stand is gekomen,
doch schort deze verplichting met ingang van 1 januari 2022 optotdat door het hof over deze materie in de aanhangige hoger beroep procedures tegen de beschikkingen van 4 juli 2023 in voor Post negatieve zin is beslist;
4.2.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de kosten van de procedures aldus dat de partijen elk belast blijven met de eigen kosten;
4.4.
wijst af hetgeen anders is verzocht door de werknemers.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.G. Roovers, rechter-plv., en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2023 in aanwezigheid van de griffier.