ECLI:NL:OGEAA:2023:300

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AUA202100594
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschap tussen erfgenamen met betrekking tot de nalatenschappen van ouders

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschappen van de ouders van de eisers, die als enige erfgenamen zijn achtergelaten. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. O.L. Sjiem Fat, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die voorheen werd vertegenwoordigd door mr. H.F. Falconi maar thans in persoon procedeert. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 8 februari 2023, waarin een comparitie van partijen is gelast. Tijdens deze comparitie, die op 29 augustus 2023 plaatsvond, hebben partijen hun standpunten toegelicht en geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen, wat niet is gelukt. De eisers hebben de nalatenschap van hun moeder beneficiair aanvaard, terwijl de gedaagde deze zuiver heeft aanvaard. De nalatenschappen van de ouders zijn besproken, waarbij de activa en passiva zijn vastgesteld. De eisers hebben ook een verklaring voor recht gevorderd dat de gedaagde de boedel heeft benadeeld door zijn handelen na het overlijden van de moeder. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de gedaagde de boedel heeft benadeeld en dat de handelingen van de gedaagde met betrekking tot de gelden van de moeder instemming hadden. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, maar er is een vereffenaar benoemd om de nalatenschap te vereffenen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 29 november 2023
Behorend bij A.R. AUA202100594
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[Naam eiser 1],

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser 1],
2. [Naam eiser 2],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser 2],
3. [Naam eiser 3],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser 3],
eisers,
gemachtigde: advocaat mr. O.L. Sjiem Fat,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: voorheen advocaat mr. H.F. Falconi, thans procederend in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis in deze zaak van 8 februari 2023 en de daarin genoemde stukken. In dit vonnis is (onder meer) een comparitie van partijen gelast.
1.2
Naar aanleiding van voormeld tussenvonnis hebben eisers bij brief van 23 mei 2023 nadere producties in het geding gebracht (producties A1 tot en met A13).
1.3
De comparitie van partijen heeft (na herhaald uitstel op verzoek van partijen) plaatsgevonden op 29 augustus 2023. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd en ook [gedaagde] is verschenen. Partijen hebben op vragen van het Gerecht geantwoord en gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Tevens hebben partijen afgesproken te bezien of alsnog een minnelijke regeling zou kunnen worden bereikt.
1.4
Bij akte uitlating van 4 oktober 2023 hebben eisers onder meer aan het Gerecht bericht dat tussen hen geen overeenstemming is bereikt en nog een tweetal producties overgelegd. [gedaagde] heeft diezelfde datum een reactie op de akte van eisers overgelegd.
1.5
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij akte uitlating hebben eisers bericht dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen. Daarnaast hebben eisers hun standpunten nogmaals bepleit. Nu zij daartoe niet in de gelegenheid waren gesteld, gaat het Gerecht als strijd met de goede procesorde voorbij aan hetgeen zij overigens in die akte hebben aangevoerd.
2.2
Aan de orde is de verdeling van de nalatenschappen van [erflater 1], de op 16 mei 2007 overleden vader van partijen, en [erflater 2], de op 17 december 2015 overleden moeder van partijen (hierna samen te noemen: de erflaters). Erflaters hebben partijen als hun enige erfgenamen achtergelaten, ieder voor een/vierde gedeelte.
2.3
Nu de nalatenschap van erflaters vóór 1 september 2021 zijn opengevallen, is het voor die datum geldende recht van toepassing.
Wijze van aanvaarding
2.4 [
gedaagde] heeft door zijn handelen na het overlijden van moeder de nalatenschap van moeder zuiver aanvaard. [eiser 2], [eiser 1] en [eiser 3] hebben op 5 mei 2023 de nalatenschap van moeder beneficiair aanvaard. Vanwege de beneficiaire aanvaarding dient de nalatenschap (zoals partijen ter gelegenheid van de comparitie van partijen ook is voorgehouden) eerst volgens de wettelijke regels te worden vereffend.
Nalatenschap vader
2.5
Het Gerecht begrijpt dat partijen na het overlijden van vader zijn nalatenschap onverdeeld hebben gelaten. Door het overlijden van moeder en het vereffenen en vervolgens verdelen van haar nalatenschap, wordt de nalatenschap van vader mede verdeeld.
Omvang nalatenschap erflaters
2.6
Tijdens de comparitie is met partijen de omvang en de wijze van de verdeling van de nalatenschap van erflaters besproken. Op grond hiervan en van de overigens over en weer betrokken stellingen staat vast dat het navolgende tot de nalatenschap van erflaters behoort:
A. activa
1. de voormalige ouderlijke woning gelegen te [adres] (hierna: de woning);
2. de inboedelgoederen;
3. de lijfsieraden van vader en moeder;
4. de bankrekening van moeder bij de CMB;
B. passiva
1. de belastingschulden van erflaters;
2. de (belasting)schuld van de op naam van moeder staande kapsalon;
3. een schuld voor de grafkelder van de familie.
2.7
Op grond van hetgeen partijen ter comparitie over en weer hebben gesteld staat, vast dat er overigens geen auto’s zijn die tot de nalatenschap van erflaters behoren en evenmin nog enige (levens)verzekering. Ook staat tussen partijen vast dat geen aandelen in onverdeelde nalatenschappen van (één van) de ouders van de erflaters tot de nalatenschap van erflaters behoren.
2.8
Op de woning rustte op de peildatum geen hypothecaire geldlening meer. Deze is in 2007, en daarmee ruim voor het overlijden van moeder, geheel afgelost. Voor de woning is erfpachtcanon en grondbelasting verschuldigd.
2.9
Met betrekking tot de op naam van de moeder staande kapsalon geldt verder dat deze onderneming inmiddels niet meer bestaat. Vast staat dat moeder met deze onderneming niets van doen heeft gehad. Het was [gedaagde] die de onderneming ten behoeve van een derde heeft opgericht. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [gedaagde] verklaard dat om die redenen in de rede ligt dat hij voor de vanwege de kapsalon op naam van moeder staande belastingschuld in de onderlinge verhouding tussen partijen draagplichtig is.
2.1
De kosten voor de begrafenis van moeder zijn door derden voldaan. De huur van de grafkelder van de familie dienen, nu partijen allen hebben meegedeeld de grafkelder te willen behouden, door partijen gezamenlijk te worden gedragen. Voorts dienen de kosten voor het opstellen van de verklaring van erfrecht, de kosten voor het van de woning opgestelde taxatierapport en de kosten voor het opvragen van stukken bij Censo door partijen gezamenlijk te worden gedragen. Ditzelfde geldt voor de (nog te maken) kosten van de vereffening.
2.11
Uit hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd blijkt dat door hen geen handelingen ten behoeve van de boedel zijn verricht waaruit een vorderingsrecht voortvloeit. Tevens hebben eisers verklaard dat de op naam van de vader staande belastingschulden inmiddels zijn kwijtgescholden.
2.12
Ter zitting hebben partijen besproken dat [eiser 3] de kleding van moeder mag hebben. Tevens hebben zij afgesproken samen te bezien welke sieraden van vader en moeder er zijn en op welke wijze deze sieraden (voor zover die na de vereffening nog resteren) in geval van verdeling zouden kunnen worden verdeeld. Tevens hebben partijen besproken dat de (na vereffening nog aanwezige) inboedel tegen de waarde nihil aan [eiser 2] wordt toegedeeld.
Benadelen boedel
2.13
Eisers hebben een verklaring voor recht gevorderd dat [gedaagde] “de gemeenschappelijke boedel van zijn ouders heeft benadeeld door zijn handelen en nalaten”. Aan deze vordering leggen eisers, zo begrijpt het Gerecht, ten grondslag dat [gedaagde] na het overlijden van vader voor moeder heeft gezorgd en zich toen de (pensioen)gelden van moeder heeft toegeëigend. Volgens eisers heeft [gedaagde] tot het overlijden van moeder de gelden van moeder voor zichzelf (en zijn bedrijf) aangewend. [gedaagde] heeft weersproken dat hij moeder heeft benadeeld. Volgens hem heeft hij met de gelden van moeder de schulden van moeder (waaronder de kosten voor het tehuis waar moeder sinds 2014 verbleef) betaald en heeft hij moeder steeds van zijn handelen en haar financiële situatie op de hoogte gesteld.
2.14
Dienaangaande geldt als volgt.
2.15
In beginsel moet worden aangenomen dat het handelen van [gedaagde] met betrekking tot de gelden van moeder de instemming van moeder had, tenzij feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat daarvan niet kan worden uitgegaan.
2.16
Eisers hebben aangevoerd dat moeder gedurende de laatste jaren van haar leven aan Alzheimer leed en daarom, zo begrijpt het Gerecht, niet wilsbekwaam was en niet kon overzien hoe [gedaagde] haar financiële belangen behartigde. Ter onderbouwing van hun stelling dat moeder aan Alzheimer leed, hebben eisers (als productie 11 bij inleidend verzoek) een verklaring van [naam ziekenverzorgster] (hierna: [ziekenverzorgster]), ziekenverzorgster bij het Dr. Horacio Oduber Hospitaal, van 28 januari 2021 overgelegd, alsmede medische rapporten van de neurologen [naam neuroloog 1] (hierna: [neuroloog 1]) en [naam neuroloog 2] (hierna: [neuroloog 2]) van beide 16 december 2014.
2.17
Uit deze stukken blijkt dat moeder vanaf 2011 met ‘mogelijk Alzheimer’ bekend was. Over de periode daarvoor blijkt daaruit niets. Dit brengt, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden, mee dat moet worden aangenomen dat moeder wist van het voor zichzelf aanwenden van de gelden van moeder door [gedaagde] (indien daarvan inderdaad sprake was) en daarmee heeft ingestemd, althans geen aanleiding heeft gezien om [gedaagde] om verantwoording of terugbetaling te vragen. Ditzelfde geldt voor de periode vóór 16 december 2014, toen beide neurologen de diagnose ‘advanced stage of Alzheimer’s disease’ stelden. Voor het oordeel dat moeder toen niet meer wilsbekwaam was en zich geen rekenschap meer kon geven van de strekking en gevolgen van haar of [gedaagde]’s handelen, zijn geen (voor bewijs vatbare) feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken.
2.18
Op 16 december 2014 is, zoals gezegd, de diagnose Alzheimer gesteld. De diagnose Alzheimer wil niet meteen zeggen dat iemand wilsonbekwaam is. De bekwaamheid om zelf beslissingen te nemen en om de gevolgen van handelen te kunnen overzien, wordt vaak, zoals algemeen bekend, geleidelijk verloren. Aanknopingspunten voor het oordeel dat moeder op enig moment haar wilsbekwaamheid heeft verloren en/of handelingen onder invloed van haar verstoorde geestvermogens heeft verricht en/of de gevolgen van het gestelde financiële handelen door [gedaagde] met haar gelden niet (meer) kon overzien, zijn niet gesteld of gebleken. De diagnose van de neurologen is op een CT scan van de hersenen van moeder van 28 oktober 2014 gebaseerd. Zij hebben moeder niet zelf gezien en behandeld. [ziekenverzorgster] verklaart verder dat zij moeder in 2014 in het ziekenhuis heeft bezocht en dat moeder op dat moment ‘goed bij’ was en eisers hebben niet betwist de stellingen van [gedaagde] dat moeder ook in het tehuis nog steeds aan hem vroeg of al haar rekeningen waren betaald en dat hij haar financiën met moeder doornam. Gelet hierop en bij gebrek aan aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel, moet ook voor wat betreft de periode vanaf december 2014 tot het overlijden van moeder worden aangenomen dat de handelingen van [gedaagde] met het vermogen van moeder, haar instemming had. Voor dit oordeel is mede van belang dat moeder op dat moment ook met eisers contact had en in een tehuis verbleef en daarom dus niet van [gedaagde] alleen afhankelijk was, alsmede dat de gelden van moeder, zoals tijdens de zitting is gebleken, ook ten behoeve van [eiser 2] zijn aangewend. De (als productie B bij conclusie van repliek overgelegde) verklaring van de huisarts van moeder, [naam huisarts], waarin (enkel) staat dat moeder de laatste drie jaar voor haar overlijden aan Alzheimer leed, maakt al het vorenoverwogene niet anders.
2.19
Het voorgaande brengt mee dat voor toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] de boedel van zijn ouders heeft benadeeld, geen grond bestaat.
Rekening en verantwoording af te leggen door [gedaagde]
2.2
Eisers vorderen dat [gedaagde] wordt bevolen om rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van de nalatenschap van moeder, omdat hij, zo stellen eisers, nalatig is geweest in zijn handelen en de nalatenschap heeft benadeeld. Eisers hebben echter, ook desgevraagd, niet geconcretiseerd hoe en in welk opzicht [gedaagde] nalatig is geweest en op welke wijze van benadeling sprake is. Verder zijn geen concrete feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat [gedaagde] zich na het overlijden van moeder tot de nalatenschap behorende goederen of gelden ten behoeve van zichzelf of derden aan de nalatenschap heeft onttrokken. Niet kan daarom worden gezegd dat van nalatigheid of benadeling sprake is. Daarnaast hebben eisers niet, althans onvoldoende weersproken dat [gedaagde] na het overlijden van moeder geen financieel beheer over de nalatenschap heeft gevoerd. Zij hebben niet betwist dat op het moment van het overlijden van moeder op de bankrekening van moeder geen gelden meer stonden en ook uit de door hun overgelegde stukken van de bank blijkt dat de bankrekening van moeder op dat moment in debet stond. Het gevorderde bevel om rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van de nalatenschap wordt daarom afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen, moet de nalatenschap van moeder worden vereffend. In dat kader zal [gedaagde], evenals eisers, wel informatie over de financiële gang van zaken na het overlijden van moeder en zijn handelen daarbij aan de vereffenaar moeten verstrekken.
Verdeling van de nalatenschap
2.21
Eisers hebben verzocht [gedaagde] te bevelen mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap. Dit verzoek zal als prematuur worden afgewezen omdat, zoals gezegd, eerst moet worden vereffend. De vereffenaar zal een boedelbeschrijving moeten opstellen, althans voormelde opsomming nader moeten concretiseren en eventueel aanvullen, (zo nodig) de nalatenschap moeten vereffenen en de schulden van de nalatenschap moeten voldoen. Eerst daarna kan de boedel worden verdeeld en de woning, indien en voor zover niet in het kader van de vereffening te gelde gemaakt, aan een van partijen worden toegedeeld. Nu [eiser 2] feitelijk in de woning verblijft en [eiser 1] en [eiser 3] zich in een met [eiser 2] gesloten overeenkomst - kort gezegd - hebben verbonden hun aandeel in de woning om niet aan haar over te dragen, ligt in dat geval in de rede dat de woning aan haar wordt toegedeeld.
2.22
In beginsel zijn partijen gezamenlijk vereffenaar. In de moeizame relatie tussen partijen ziet het Gerecht echter aanleiding een derde, in dezen in de persoon van de notaris [naam notaris] ([x] Notary Services) te Aruba, tot vereffenaar te benoemen. De notaris heeft zich bereid verklaard de werkzaamheden te verrichten.
Slotsom
2.23
De slotsom van het voorgaande en van hetgeen in het tussenvonnis is overwogen, is dat de vorderingen van eisers worden afgewezen. Wel zal, zoals hiervoor overwogen, een vereffenaar worden benoemd die tot taak heeft de nalatenschap van erflaters te vereffenen.
2.24
In de aard van de zaak en de familierelatie tussen partijen ziet het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
stelt vast dat de nalatenschap van moeder (en daarmee van vader) moet worden vereffend en benoemt tot vereffenaar de notaris [notaris] te Aruba;
3.2
verklaart de benoeming van de vereffenaar uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken door de rolrechter ter openbare terechtzitting van woensdag 29 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 29 november 2023
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR. nr. AUA202100594
Inhoudsindicatie: Civiel. Verdeling nalatenschap
Rechtsgebieden: Civiel;
Rechter: mr. T.A.M. Tijhuis
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig