In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. Partijen zijn op 16 december 1988 in Colombia met elkaar gehuwd en hebben een minderjarige zoon. De echtscheiding is op 8 juni 2020 uitgesproken en op 29 juli 2020 ingeschreven. De vrouw vordert dat de kosten van de procedure ten laste van de huwelijksgoederengemeenschap komen en dat de man haar een bedrag van Afl. 2.083,33 per maand betaalt, evenals 50% van de huur van een appartement. De man verzet zich tegen deze vorderingen en vordert in reconventie een andere verdeling van de gemeenschap.
Tijdens de procedure zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het Gerecht heeft de feiten en stellingen van beide partijen in overweging genomen en heeft vastgesteld dat de huwelijksgoederengemeenschap onder andere bestaat uit een woning, aandelen in een vennootschap, en diverse schulden. Het Gerecht heeft de wijze van verdeling van de gemeenschap vastgesteld, waarbij de woning getaxeerd moet worden en de man de gelegenheid krijgt om de woning te financieren. Indien dit niet lukt, zal de woning verkocht worden. Daarnaast is bepaald dat de man een gebruiksvergoeding aan de vrouw moet betalen voor het gebruik van de woning.
De uitspraak van het Gerecht omvat ook de benoeming van een taxateur en makelaar, en de verdeling van de kosten van deze diensten. De man is veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 12.750,- aan de vrouw, en een maandelijkse gebruiksvergoeding van Afl. 467,50, met compensatie van proceskosten.