ECLI:NL:OGEAA:2023:279

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 juli 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
AUA202201353
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kortgeding over nakoming van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de terugbetaling van een koopprijs voor erfpacht

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G. de Hoogd, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.G. Croes. De procedure is gestart naar aanleiding van een vaststellingsovereenkomst die op 23 maart 2022 door beide partijen is ondertekend, waarin gedaagde zich verplichtte om een bedrag van Afl. 25.000,- aan eiseres terug te betalen. Eiseres vorderde in kort geding de veroordeling van gedaagde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling.

De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde heeft in 2010 aan eiseres een erfpacht verkocht voor Afl. 25.000,-, maar de levering van het perceel heeft nooit plaatsgevonden. In 2015 heeft gedaagde aan de Minister van Ruimtelijke Ordening verzocht om de erfpacht aan eiseres over te dragen. In februari 2022 heeft gedaagde toegezegd het betaalde bedrag terug te betalen, maar heeft dit niet gedaan. De partijen hebben een vaststellingsovereenkomst getekend waarin de terugbetaling is vastgelegd, maar gedaagde heeft de betalingen niet verricht.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres aannemelijk is en dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat eiseres het bedrag niet kan terugbetalen indien de bodemprocedure anders zou uitvallen. Gedaagde heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om aan te nemen dat zij niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Het Gerecht heeft daarom de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 15 juli 2022
Behorend bij K.G. nr. AUA202201353
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidende verzoek met producties van 16 mei 2022;
- de nadere producties van de zijde van [eiseres], ingediend op 1 juni 2022;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting, die – na herhaald uitstel op verzoek van [gedaagde] – heeft plaatsgevonden op vrijdag 1 juli 2022.
1.2
Namens [eiseres] is ter zitting verschenen mr. De Hoogd voornoemd. [gedaagde] is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Croes voornoemd. Partijen hebben het woord gevoerd, mr. De Hoogd mede aan de hand van een aan het Gerecht overgelegde pleitnota, vragen van het Gerecht beantwoord en op elkaars stellingen kunnen reageren.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
In maart 2010 heeft [gedaagde] aan [eiseres] verkocht het recht van erfpacht op een perceel grond, plaatselijk bekend als [nummer perceel] te [naam perceel] in Aruba (hierna: het perceel) voor een bedrag van Af25.000, -0,-. [eiseres] heeft de koopprijs in delen aan [gedaagde] betaald.
2.2
Bij brief van 14 oktober 2015 heeft [gedaagde] als volgt aan de Minister van Ruimtelijke Ordening, Infrastructuur en Integratie geschreven:
“Middels deze brief richt ondergetekende (…) [gedaagde] (…) zich tot U met het navolgende verzoek.
  • Dat zij een perceel domeingrond in erfpacht heeft ontvangen (…)
  • Dat zij niet meer in staat is om een woonhuis te bouwen van wege financiële redenen.
Redenen waarom zij zich tot Uwe Excellentie wendt met het verzoek om bovengenoemde erfpacht aan de vrouw van haar neef, [naam eiseres] (…) te mogen overdragen. Gelet op het feit dat het uitsluitend in deze bouwfase mogelijk is, met Uw uitdrukkelijke toestemming en volgens de erfpachtsvoorwaarden.”
De brief is door zowel [gedaagde] als [eiseres] ondertekend.
2.3
Het perceel is niet aan [eiseres] geleverd.
2.4
Op 19 februari 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] toegezegd het door [eiseres] aan haar betaalde bedrag van Afl. 25.000, - terug te betalen.
2.5
Op 23 maart 2022 hebben [gedaagde] en [eiseres] een ‘Vaststellingsovereenkomst’ getekend. In deze overeenkomst staat onder meer als volgt:
In overweging nemende:
(…)
Dat inmiddels is gebleken dat levering van het terrein aan [eiseres] niet heeft plaatsgevonden, niet kan plaatsvinden en ook niet zal plaatsvinden en dat [gedaagde] in dat verband [eiseres] tijdens een bespreking van zaterdagmiddag 19 februari 2022 (…) heeft toegezegd het aanbetaalde bedrag van Afl. 25.000 aan haar te zullen retourneren.
(…)
PARTIJEN KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
1. [gedaagde] betaalt aan [eiseres] (via de derdenrekening van de advocaat van [eiseres]) 2 mei 2022, eind mei 2022 en eind juni 2022 telkenmale resp. bedragen van resp. Afl. 10.000,-. Afl. 7.500,- en Afl. 7.500, derhalve in totaal Afl. 25.000,-.
2. Indien [gedaagde] met enige termijnbetaling ingebreke is, wordt het bedrag van Afl. 25.000,- - of het resterende gedeelte - weer in een keer opeisbaar en zal [eiseres] terstond rechtsmaatregelen t.l.v. [gedaagde] treffen, waarbij zij verder (naast het verschuldigde) incassokosten ten bedrage van 15% ofwel Afl. 3.750 plus proceskosten aan [eiseres] verschuldigd zal worden. (…).”
De overeenkomst is tevens in het Papiaments opgesteld en door partijen ondertekend.
2.6 [
gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
(i) aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2022;
(ii) aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 3.750,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2022;
(iii) in de kosten van het geding.
3.2 [
eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de overeenkomst dat zij het bedrag van Afl. 25.000,- zal terugbetalen, moet nakomen.
3.3 [
gedaagde] verzoekt haar toe te staan kosteloos te procederen, voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.4
De stellingen en weren van partijen worden hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gelet op het door haar overgelegde bewijs van onvermogen, zal [gedaagde] overeenkomstig haar verzoek worden toegestaan kosteloos te procederen.
4.2
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van de vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3
Naar het oordeel van het Gerecht is zeer aannemelijk dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend het bedrag van Afl. 25.000,- aan [eiseres] te zijn verschuldigd. Daarnaast is zij in de ‘Vaststellingsovereenkomst’ overeengekomen dat het door haar aan [eiseres] terug te betalen bedrag van Afl. 25.000,- (nu zij de afgesproken termijnbetalingen niet is nagekomen) ineens opeisbaar is en dat zij buitengerechtelijke kosten is verschuldigd. Namens [gedaagde] is ter zitting weliswaar aangevoerd dat zij bij het aangaan van die overeenkomst niet wist wat zij tekende omdat zij geen Nederlands spreekt, maar dit verweer wordt gepasseerd. De ‘Vaststellingsovereenkomst’ is ook in het Papiaments, de taal die [gedaagde] machtig is, opgesteld en door [gedaagde] ondertekend. Ook is door [gedaagde] niet weersproken dat de inhoud van de overeenkomst voor het tekenen in het Papiaments aan haar is uitgelegd en met haar is besproken.
[gedaagde] wordt evenmin gevolgd in haar betoog dat zij de overeenkomst slechts heeft getekend omdat zij dacht dat deze toch niet op haar betrekking had, nu haar naam in de overeenkomst met een ‘z’ en niet met een ‘s’ is gespeld. [gedaagde] heeft erkend dat zij de koopovereenkomst met [eiseres] is aangegaan en dat [eiseres] haar in dat verband Afl. 25.000,- heeft betaald en zij heeft niet weersproken dat zij ook eerder al had toegezegd het bedrag terug te betalen. Voorshands is dan ook volstrekt onaannemelijk dat [gedaagde] enkel vanwege een spelfout, zo daarvan al sprake is, meende dat de overeenkomst (die precies deze omstandigheden inhoudt) niet op haar betrekking had en dat zij niet heeft begrepen waartoe zij zich verbond. Dit geldt te meer nu [gedaagde] ook zelf, getuige haar (hiervoor in 2.2 aangehaalde) brief aan de Minister van Ruimtelijke Ordening, Infrastructuur en Integratie en de tevens overgelegde, als ‘overeenkomst verklaring’ aangeduide schriftelijke overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres], haar naam met een ‘z’ spelt. Weliswaar is bij de ‘Vaststellingsovereenkomst’ een kopie van de SVB pas van [gedaagde] gevoegd waarop haar naam met een ‘s’ is gespeld, maar nu dit niet een officieel identiteitsbewijs betreft zal het Gerecht, gelijk [gedaagde] blijkens voornoemde stukken en de kaart rechtgevende op kosteloze rechtskundige bijstand, het ervoor houden dat haar naam met een ‘z’ wordt gespeld.
[gedaagde] heeft verder nog betoogd dat zij de koopovereenkomst alsnog wil nakomen en het perceel aan [eiseres] wil leveren. Volgens [gedaagde] is levering wel mogelijk wanneer zij eerst een opstal op het perceel bouwt. [eiseres] heeft dit echter weersproken en nu [gedaagde] haar stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, kan vooralsnog reeds om die reden niet worden aangenomen dat nakoming van de koopovereenkomst alsnog mogelijk is. [gedaagde] heeft overigens geen feiten of omstandigheden gesteld die voorshands tot het oordeel moeten leiden dat zij het betreffende bedrag niet zal hoeven terugbetalen. Haar stelling dat zij het geld niet heeft, is daarvoor onvoldoende.
4.4 [
eiseres] heeft ter onderbouwing van haar spoedeisend belang bij het door haar gevorderde aangevoerd dat zij een groot belang heeft bij spoedige betaling omdat zij het geld hard nodig heeft om elders een huis te kunnen bouwen. [gedaagde] heeft weersproken dat sprake is van spoedeisend belang. Volgens [gedaagde] is het bedrag ruim zeven jaar geleden aan haar betaald, zodat niet valt in te zien waarom nu een spoedeisend belang bij terugbetaling bestaat. Nu [gedaagde] aldus niet heeft weersproken dat [eiseres] het gevorderde bedrag dringend nodig heeft, is het spoedeisend belang bij toewijzing van de geldvordering voldoende gebleken.
4.5
Het belang van [eiseres] bij terugbetaling van het door haar aan [gedaagde] betaalde bedrag is een gegeven. De door haar gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen. Voor dit oordeel is van belang dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat een onaanvaardbaar risico bestaat dat [eiseres], indien in de bodemprocedure tot een ander oordeel wordt gekomen, het toe te wijzen bedrag niet zal kunnen terugbetalen.
4.6
De gevorderde wettelijke rente zal, nu hiertegen geen verweer is gevoerd, worden toegewezen vanaf 4 juni 2022. Nu van een eerdere ingebrekestelling niet is gebleken, zal worden uitgegaan van 14 dagen na de datum van betekening aan [gedaagde] van het inleidend verzoekschrift, zijnde 21 mei 2022. De buitengerechtelijke kosten zullen in het kader van dit kort geding worden toegewezen overeenkomstig het in het procesreglement bepaalde, namelijk tot 1,5 punt van het toepasselijke liquidatietarief, zijnde Afl. 2.250,- (1,5 punt x Afl. 1.500,-). De over deze kosten gevorderde wettelijke rente wordt eveneens toegewezen, zij het vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis aan gedaagde.
4.7 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 250,- aan verschotten en Afl. 1.500,- aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
staat [gedaagde] toe kosteloos te procederen;
5.2
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2022;
5.3
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 2.250,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis aan gedaagde;
5.4
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 250,- aan verschotten en Afl. 1.500,- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 15 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.