In deze zaak staat de vraag centraal of de Netherlands Antilles & Aruba Assurance Company N.V. (hierna: Citizens) op basis van de verzekeringsovereenkomst gehouden is om de schade aan de [merk K] van [eiseres] te vergoeden, die is ontstaan door een aanrijding op 30 april 2020. [eiseres] had haar voertuig, een [merk K] uit 2018, verzekerd bij Citizens. Na de aanrijding, waarbij de dochter van [eiseres] betrokken was, heeft Citizens geweigerd de schade te vergoeden, met als argument dat de aanrijding plaatsvond tijdens de door de overheid ingestelde avondklok in verband met de Covid-19 pandemie, en dat de schade onder de uitsluitingsbepalingen van de polis valt.
De procedure begon met een verzoekschrift van [eiseres] op 9 februari 2021, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. In het vonnis van 1 maart 2023 heeft het gerecht de feiten en argumenten van beide partijen uitvoerig besproken. Het gerecht oordeelde dat de aanrijding niet het gevolg was van preventieve maatregelen van de overheid en dat de uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden niet van toepassing was. Ook het beroep van Citizens op grove schuld en de goede trouw werd verworpen.
Het gerecht concludeerde dat Citizens ten onrechte haar verplichtingen jegens [eiseres] niet nakwam en dat de schade aan de [merk K] gedekt was onder de verzekering. Het gerecht heeft Citizens veroordeeld tot vergoeding van de schade, tot maximaal de overeengekomen dekking, en heeft de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.A. van Voorthuizen in aanwezigheid van de griffier.