ECLI:NL:OGEAA:2023:262

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202202479
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot oproeping van het Land Aruba in vrijwaring met betrekking tot bouwvergunning en onrechtmatige situatie

In deze bodemzaak vordert eiseres, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de oproeping van het openbare rechtspersoon het Land Aruba om te antwoorden op een eis in vrijwaring. De procedure is gestart met een inleidend verzoekschrift op 27 juli 2022, gevolgd door een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van de zijde van de gedaagde in de hoofdzaak op 16 november 2022. Eiseres stelt dat het Land bij een meting in 2007 geen rekening heeft gehouden met haar woning, wat heeft geleid tot een onjuiste erfpachtuitgifte en een vordering van de verweerster. De rechter oordeelt dat eiseres voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat tussen haar en het Land, waardoor de oproeping in vrijwaring is toegestaan. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rolzitting van 10 mei 2023 voor een conclusie van antwoord door de gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 29 maart 2023 door rechter T.A.M. Tijhuis.

Uitspraak

Vonnis van 29 maart 2023
Behorend bij A.R. no. AUA202202479
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN HET INCIDENT
in de zaak van
[naam eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident],
wonende te Aruba,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna: [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident],
gemachtigden: mr. R.A. Wix en mr. V.C. Perše,
tegen:
[naam gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in de incident],
wonende in Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in the incident,
hierna: [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
gemachtigden: mr. A.A. Ruiz en mr. M.R.M. Reinkemeyer.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 27 juli 2022;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties, van de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 16 november 2022;
- de conclusie van antwoord in het incident, met producties, van de zijde van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van 15 februari 2023.
1.2
Vonnis in het incident is bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL

in de hoofdzaak
2.1 [
eiseres] vordert - letterlijk weergegeven - :
1.
primair
Gedaagde, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen om:
- een bouw-, sloop-, en/of aanlegvergunning binnen 7 dagen na het geven van voornoemd bevel aan te vragen en alle stukken en berekeningen met dat verzoek aan de betrokken dienst aan te leveren die nodig zijn om de pier zoals nader op productie 19-A aangegeven te verwijderen;
- een kopie van dat verzoek aan verzoekster te doen toekomen;
- e.e.a. op verbeurte van een dwangsom van Awg. 5.000,00 per dag dat gedaagde in gebreke moge blijven met het nakomen van het door U E.A. te geven bevel;
Subsidiair
Om verzoekster te machtigen een bouw-, sloop- en/of aanlegvergunning zoals hierboven omschreven namens gedaagde aan te vragen;
2.
Primair
Wijders, gedaagde, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen om:
  • De overhang van het dak, zoals die op productie 13-A is aangegeven te verwijderen, voor zover de overhang van het dak van de badkamer van gedaagde aan de noordelijke en westelijke kant uitsteekt op het perceel van verzoekster;
  • Een en ander eveneens op verbeurte van een dwangsom van Awg. 5.000,00 per dag dat gedaagde in gebreke mocht zijn met het nakomen van het door U E.A. te geven bevel;
Subsidiair
Om verzoekster te machtigen om het dak, zoals hierboven omschreven te verwijderen, voor zover de overgang van het dan van de badkamer van gedaagde aan de noordelijke en westelijke kant uitsteekt op het perceel van verzoekster;
3. voorts iedere andere beslissing te nemen die U E.A. in redelijkheid noodzakelijk acht om een einde te maken aan deze onrechtmatige situatie, kosten rechtens.
in het vrijwaringsincident
2.2 [
eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de oproeping van het openbare rechtspersoon het Land Aruba (hierna: het Land) tegen een door het Gerecht te bepalen datum te gelasten, teneinde op de eis in vrijwaring te antwoorden en voort te procederen, kosten rechtens.
2.3 [
verweerster] heeft tegen de incidentele vordering verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van die vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident.
2.4
De stellingen van partijen worden, indien nodig, hierna besproken.
3. DE BEOORDELING
in het vrijwaringsincident
3.1
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde, die meebrengt dat die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet te worden aangetoond.
3.2 [
eiseres] stelt dat het Land bij de meting door de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (DLV) in 2007 abusievelijk geen rekening heeft gehouden met de bestaande woning van [eiseres], in het bijzonder met het gedeelte waarin de badkamer aan de voorzijde is gelegen, en geen rekening heeft gehouden met de wettelijk vereiste afstand van 2,5 meter over de gehele zijkant van de woning van [eiseres]. Hierdoor heeft volgens [eiseres] een onjuiste erfpachtuitgifte plaatsgevonden en is zij plots geconfronteerd met een vordering van [verweerster]. Het Land heeft aldus onrechtmatig jegens haar gehandeld, zo stelt [eiseres].
3.3
Aldus heeft [eiseres] zich voldoende gemotiveerd op een rechtsverhouding tussen haar en het Land beroepen, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Het verweer van [verweerster] dat sprake is van een evident onjuiste feitelijke grondslag van de vordering van [eiseres] en dat daarom geen verplichting tot vrijwaring bestaat, faalt. [verweerster] stoelt haar verweer erop dat in de akte tot uitgifte in erfpacht van de betreffende percelen een exoneratieclausule is opgenomen, waarmee het Land wordt gevrijwaard voor aanspraken van derden in verband met mogelijke claims verband houdende met de uitgifte in erfpacht van de percelen. Ervan uitgaande dat een exoneratieclausule is bedongen, geldt in de eerste plaats dat in zijn algemeenheid niet kan worden gezegd dat een dergelijk beding niet kan worden doorbroken. Daarnaast geldt dat de vraag of en in hoeverre het Land zich ten opzichte van [eiseres] op de exoneratieclausule kan beroepen, in de vrijwaringsprocedure moet worden beantwoord en geen onderwerp van debat is tussen [eiseres] en [verweerster]. Van een evident onjuiste feitelijke grondslag is daarom niet gebleken.
3.4
Dat sprake is van een ondoelmatige procesvoering als gevolg van het toestaan van de vrijwaring, is niet gesteld of gebleken.
3.5
Het voorgaande brengt met zich dat het [eiseres] zal worden toegestaan het Land in vrijwaring op te roepen. Zij zal in een daarbij te betekenen (en tevens bij het Gerecht in te dienen) verzoekschrift haar vordering jegens het Land en de grondslag daarvan moeten formuleren.
3.6
De beslissing over de kosten van dit incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
3.7
De hoofdzaak zal voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde] worden verwezen naar de rolzitting van woensdag van 10 mei 2023.
3.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in het vrijwaringsincident
4.1
staat toe dat de openbare rechtspersoon het Land Aruba uiterlijk op
woensdag 12 april 2023,onder gelijktijdige uitreiking aan het Land van een verzoekschrift met daarin geformuleerd de tegen het Land in te stellen eis en de grondslag daarvan en een afschrift van het inleidend verzoekschrift in de hoofdzaak, in vrijwaring wordt opgeroepen om ter terechtzitting van
woensdag 10 mei 2023in de vrijwaringszaak tegen [eiseres] te verschijnen en van antwoord te dienen op de eis in vrijwaring van [eiseres];
4.2
houdt de beslissing over de proceskosten aan;
In de hoofdzaak
4.3
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 10 mei 2023voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde];
4.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.