ECLI:NL:OGEAA:2023:258

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202102563
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schoolgeld door International School of Aruba

In deze bodemzaak vordert de International School of Aruba (ISA) dat het gerecht [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van Afl. 36.500,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De zaak betreft onbetaald schoolgeld voor de minderjarige kinderen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die ingeschreven stonden bij ISA voor het schooljaar 2019-2020. De inschrijvingsformulieren zijn door [gedaagde 2] ondertekend, maar [gedaagde 1] wordt in twee formulieren vermeld als verantwoordelijk voor de betaling.

De procedure begon met een verzoekschrift op 3 september 2021, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Tijdens de zitting werd het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] besproken, waarbij [gedaagde 1] stelde dat hij geen overeenkomst met ISA had gesloten en dat [gedaagde 2] verantwoordelijk was voor de betaling. [gedaagde 2] voerde aan dat zij niet hoefde te betalen omdat de kinderen maandenlang geen fysiek onderwijs hadden ontvangen.

Het gerecht oordeelde dat het verweer van [gedaagde 1] juridisch onjuist was, aangezien hij niet had betwist dat de kinderen onderwijs hadden genoten en dat het schoolgeld onbetaald was gebleven. Het gerecht concludeerde dat ISA er redelijkerwijs van uit mocht gaan dat [gedaagde 2] de inschrijvingsformulieren mede namens [gedaagde 1] ondertekende. Het verweer van [gedaagde 2] werd ook verworpen, omdat zij niet had voldaan aan de voorwaarden om haar verplichtingen op te schorten of te ontbinden. Uiteindelijk werd de vordering van ISA toegewezen, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak van 29 maart 2023
Behorend bij AR nr. AUA202102563
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
International School of Aruba,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna: ISA,
gemachtigde: mr. M.E.D. Brown,
tegen
[naam gedaagde 1],
en
[naam gedaagde 2],
beiden wonend in Aruba,
gedaagden,
hierna: [gedaagde 2] en [gedaagde 1],
gemachtigde: mr. G.J. Scheper.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 3 september 2021;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1. [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Zij hebben drie minderjarige kinderen (de minderjarige kinderen).
2.2.
In het schooljaar 2019-2020 stonden de minderjarige kinderen ingeschreven bij ISA en hebben daar onderwijs genoten.
2.3.
De inschrijvingsformulieren zijn door [gedaagde 2] ondertekend. [gedaagde 1] wordt in twee daarvan vermeld als degene die verantwoordelijk is voor betaling van het schoolgeld.
2.4.
Op 22 juni 2020 heeft [naam VBA], de orthodontiepraktijk van [gedaagde 1], een bedrag van Afl. 20.000,-- betaald aan ISA ter zake schoolgeld voor de minderjarige kinderen.
2.5.
ISA heeft op 12 augustus 2021 ten laste van [gedaagde 1] conservatoir beslag laten leggen onder de Algemene Ziektekosten Verzekering (AZV).

3.HET GESCHIL

3.1.
ISA vordert -samengevat- dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van een bedrag van Afl. 36.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
ISA voert -samengevat- aan dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een deel van het schoolgeld van het schooljaar 2019/2020 onbetaald hebben gelaten.
3.3. [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren -samengevat- het volgende verweer. [gedaagde 1] stelt dat hij geen overeenkomst met ISA heeft gesloten en niet gehouden is het restant van het schoolgeld aan ISA te voldoen. [gedaagde 2] is daarvoor verantwoordelijk. [gedaagde 2] stelt dat zij het restant van het schoolgeld niet verschuldigd is, omdat de kinderen maandenlang verstoken zijn geweest van fysiek onderwijs.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Het verweer van [gedaagde 1] dat niet hij, maar [gedaagde 2] gehouden is tot betaling van het resterende deel van het schoolgeld voor het schooljaar 2019/2020 is niet alleen onsympathiek, maar juridisch ook onjuist. [gedaagde 1] heeft niet bestreden dat de minderjarige kinderen onderwijs hebben gevolgd aan de ISA en dat het schoolgeld deels onbetaald is gebleven. ISA heeft bij conclusie van repliek onweersproken gesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vanaf 2017 verschillende gesprekken hebben gevoerd met meerdere functionarissen van ISA en dat zij hun minderjarige kinderen uiteindelijk voor het schooljaar 2019-20120 bij ISA hebben ingeschreven. De drie inschrijvingsformulieren zijn weliswaar alleen door [gedaagde 2] ondertekend, maar in twee daarvan wordt [gedaagde 1] vermeld als degene die verantwoordelijk is voor de betaling van het schoolgeld. Het ligt zo voor de hand dat ouders, op wie een onderhoudsplicht rust ten opzichte hun minderjarige kinderen, het schoolgeld voor hen voldoen, dat ISA onder de hiervoor geschetste omstandigheden er redelijkerwijze van uit mocht gaan dat [gedaagde 2] de inschrijfformulieren mede namens [gedaagde 1] ondertekende en als zijn bevoegde gevolmachtigde optrad. [gedaagde 1] heeft zelf de schijn van een toereikende volmacht gewekt door actief gedrag (het voeren van gesprekken voorafgaand aan de inschrijving door zijn echtgenote), maar ook door het laten voortbestaan van de situatie dat de minderjarige kinderen gedurende het schooljaar bij ISA onderwijs genoten en via zijn orthodontiepraktijk een deel van het schoolgeld te voldoen. [gedaagde 1] is dus naast [gedaagde 2] (zie hierna in 4.2.) gehouden tot betaling aan ISA van het restant van het schoolgeld. Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gemeenschap zijn gehuwd is slechts relevant voor het verhaalsrecht van ISA, niet of [gedaagde 1] naast [gedaagde 2] is gehouden is tot betaling.
4.2. [
gedaagde 2] betwist niet dat zij zich heeft verbonden tot betaling van het schoolgeld voor de minderjarige kinderen voor het schooljaar 2019-2020 en dat een bedrag van Afl. 36.500,-- onbetaald is gebleven. De stelling van [gedaagde 2] dat zij dat bedrag niet hoeft te betalen, omdat ISA niet of gebrekkig heeft gepresteerd door in een bepaalde periode geen fysiek, maar digitaal onderwijs aan te bieden, berust op een misverstand. Niet of gebrekkig presteren door een partij bevrijdt de andere partij niet zonder meer van zijn prestatie. [gedaagde 2] kon nakoming van ISA te verlangen en haar eigen prestatie desnoods opschorten, of, na ingebrekestelling, schadevergoeding vorderen en/of de overeenkomst (buitengerechtelijk) ontbinden, in welk laatste geval zij zou zijn bevrijd van haar verbintenis. Maar dat heeft [gedaagde 2] allemaal niet gedaan. Het verweer slaagt dus niet.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van ISA zal worden toegewezen. Het gerecht zal [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordelen tot betaling van de hoofdsom van Afl. 36.500,--. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu niet voldoende is gesteld en gebleken dat daadwerkelijk en in redelijkheid kosten zijn gemaakt waarvoor de proceskosten niet al een vergoeding plegen in te sluiten.
4.4.
Of AZV al dan niet gelden van [gedaagde 1] onder zich heeft, is in deze procedure niet aan de orde.
4.5.
Als de in het ongelijk gestelde partijen moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de proceskosten en de beslagkosten van ISA (hoofdelijk) vergoeden. Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op hetzelfde adres zijn opgeroepen, worden slechts de kosten van één oproepingsexploot in aanmerking genomen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan ISA van een bedrag van Afl. 36.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, aan de kant van ISA begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 885,68 aan verschotten (oproepings- en beslagkosten) en Afl. 2.500,-- aan salaris gemachtigde (2 punten, tarief 5);
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023, in aanwezigheid van de griffier.