ECLI:NL:OGEAA:2023:255

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202200388
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van onroerende zaak in het kader van boedelscheiding en schuldvordering

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 1 maart 2023 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van een onroerende zaak. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G. de Hoogd, vorderde de verdeling van de woning die deel uitmaakte van de ontbonden huwelijksgemeenschap met de man, die door zijn advocaat mr. G.L. Griffith werd verdedigd. De vrouw stelde dat de woning een waarde had van Afl. 300.000,- en dat de man deze woning bewoonde zonder haar medewerking. De man voerde verweer en vroeg om uitsluiting van de verdeling voor een periode van drie jaren, onder verwijzing naar zijn hoge leeftijd en slechte gezondheid. Het Gerecht overwoog dat de belangen van de man bij het behoud van de woning aanmerkelijk groter waren dan die van de vrouw, die inmiddels elders woonruimte had gevonden. Het Gerecht besloot daarom de vordering van de vrouw af te wijzen en de verdeling van de woning voor drie jaren uit te sluiten, mits de man de woning bewoont. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Vonnis van 1 maart 2023
Behorend bij A.R. AUA202200388
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: de vrouw,
eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[gedaagde],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: de man,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 28 september 2022 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de producties zijdens de vrouw van 25 oktober 2022;
- de comparitie van partijen gehouden op 1 november 2022.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
De man is op 6 april 1987 in [plaats], Dominicaanse Republiek, in gemeenschap van goederen gehuwd met [erflater] (hierna: [erflater]).
2.2.
Van de huwelijksgemeenschap van de man en [erflater] maakte deel uit de onroerende zaak [adres perceel] te Aruba.
2.3
Het huwelijk tussen de man en [de vrouw] is geëindigd door het overlijden van [erflater] op 9 maart 2011.
2.4 [
erflater] heeft bij testament over haar laatste wil beschikt. Daarbij heeft zij als haar enige erfgenamen aangewezen haar dochters [dochter 1] en [dochter 2].
2.5
De man en de vrouw zijn op 8 november 2013 in [plaats], Venezuela, in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.6
Bij beschikking van 22 november 2021, AUA202101496 EJ is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze uitspraak is op 13 januari 2022 in de registers van de burgerlijke stand ingeschreven.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
De vrouw vordert het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te gelasten de wijze van verdeling van de onroerende zaak aan de [adres] te Aruba;
2. toedeling van de onroerende zaken aan de [adres] te Aruba aan de man voor een netto waarde van Afl. 300.000,-, zulks onder gehoudenheid van de man om ten titel van overbedeling aan de vrouw uit te keren Afl. 150.000,-;
3. subsidiair ten opzichte van het gevorderde onder 1 en 2: enige verdeling te gelasten c.q. beslissing te nemen die U.E.A. vermeent te behoren;
4. alles met veroordeling van de man in de kosten van dit geding c.q. kosten rechtens.
3.2
Aan de vordering legt de vrouw ten grondslag dat partijen in gemeenschap van goederen met elkaar waren gehuwd, dat de ontbonden huwelijksgemeenschap bestaat uit de onroerende zaak [adres], dat de waarde daarvan Afl. 300.000,- bedraagt, dat er geen hypotheekschuld is en dat de man met uitsluiting van de vrouw de desbetreffende woning bewoont en te kennen heeft gegeven daar ook te willen blijven wonen.
3.3
De man voert gemotiveerd verweer, strekkende tot afwijzing van de vordering.
3.4
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter zitting is namens de vrouw, onder verwijzing naar uittreksels uit het kadaster, gesteld dat de onroerende zaak waar het om gaat is [adres] te Aruba, kadastraal bekend [kadastraal nummers], grootte 417 m². Dit ter onderscheiding van de onroerende zaak [adres] te Aruba, kadastraal bekend [kadastraal nummers], grootte 455 m², die op naam staat van een derde. Partijen zijn het op dit punt met elkaar eens; de desbetreffende onroerende zaak wordt hierna aangeduid als de woning.
4.2
Op grond van artikel 3:178, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan ieder der deelgenoten, alsmede hij die een beperkt recht op een aandeel heeft, te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed vorderen, tenzij uit de aard van de gemeenschap of uit het in de volgende leden bepaalde anders voortvloeit. Blijkens het derde lid van dit artikel kan de rechter voor wie een vordering tot verdeling aanhangig is, op verlangen van een deelgenoot één of meermalen, telkens voor ten hoogste drie jaren, een vordering tot verdeling uitsluiten, indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend.
4.3
De man heeft verzocht de vordering tot verdeling voor drie jaren uit te sluiten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij vanwege zijn hoge leeftijd, van inmiddels 79 jaar, en zijn broze gezondheid, op korte termijn niet over andere woonruimte kan beschikken. Hij heeft voorts geen kinderen, waar hij bij zou kunnen inwonen. Gelet op zijn leeftijd en gezondheid heeft hij bovendien de middelen noch de mogelijkheid om de vrouw uit te kopen. Verkoop van de woning zal hem ook niet baten; het betreft een bescheiden woning, in slechte staat van onderhoud, en aan hem komt slechts 1/4 deel toe. De vrouw daarentegen heeft de woning reeds enkele jaren terug verlaten en heeft kennelijk elders woonruimte gevonden en kan in haar onderhoud voorzien. Ten slotte gaat het ook in het geval van de vrouw om slechts 1/4 deel van de woning, aldus de man.
4.4
De vrouw stelt daartegenover dat zij belang heeft bij de verdeling. Daartoe voert zij aan dat zij werk noch inkomen heeft.
4.5
Het Gerecht overweegt als volgt. Vast staat dat de woning deel uitmaakt van de ontbonden huwelijksgemeenschap van de man en [erflater] en dat [erflater] haar deel (de helft) heeft nagelaten aan haar dochters. Dit brengt met zich dat van de ontbonden huwelijksgemeenschap van de man en de vrouw slechts deel uitmaakt de helft van de woning. Nu partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd, is het aandeel van de vrouw hierin de helft daarvan, te weten 1/4 deel van de woning. Niet in geschil is voorts tussen partijen dat van de ontbonden huwelijksgemeenschap alleen deel uitmaakt de woning, zo komt ook in de vordering van de vrouw tot uitdrukking.
4.6
Het voorgaande mede in aanmerking genomen, is het Gerecht van oordeel dat de belangen van de man die door de verdeling worden getroffen aanmerkelijk groter zijn dan de belangen van de vrouw die door de verdeling worden gediend. Daarbij neemt het Gerecht verder in aanmerking het door de man aangevoerde ter zake van zijn hoge leeftijd en broze gezondheid, en de onmogelijkheid om de vrouw uit te kopen dan wel op korte termijn over andere woonruimte te beschikken. Deze stellingen zijn door de vrouw niet weersproken. Dat betekent dat vast is komen te staan dat toewijzing van de vordering tot verdeling, zoals door de vrouw voorgestaan, ertoe zal leiden dat de woning verkocht dient te worden aan een derde en de man dientengevolge de woning dient te verlaten, zonder dat hij over alternatieve woonruimte kan beschikken. Hierbij laat het Gerecht nog na de complicatie dat de woning ook deel uitmaakt van de nalatenschap van [erflater]. De daartegenover door de vrouw gestelde belangen bij de verdeling, te weten dat zij werk noch inkomen heeft, heeft zij voorts niet nader toegelicht. Gelet hierop en op het tijdsverloop sinds het vertrek van de vrouw uit de woning, naar gesteld in 2018, en de latere echtscheiding in 2021, en in aanmerking genomen dat de vrouw kennelijk inmiddels heeft voorzien in woonruimte en in haar eigen levensonderhoud, kent het Gerecht aan deze belangen minder gewicht toe dan aan het belang van de man om in de woning te blijven wonen. Met het uitstel van de verdeling gaat ten slotte het aandeel van de vrouw van 1/4 deel in de woning niet verloren; die aanspraak blijft zij behouden in geval van een verdeling na het verstrijken van de termijn van drie jaren dan wel na het vertrek van de man uit de woning, of in geval van het onverhoopt overlijden van de man op enig moment, bij de afwikkeling van de nalatenschappen te zijner tijd. Dit alles leidt het Gerecht ertoe om, zoals door de man verzocht, op de voet van artikel 3:178 BW te bepalen dat de verdeling van de woning voor een periode van drie jaren wordt uitgesloten indien en voor zover de man de woning bewoont.
4.7
De aard van de procedure brengt met zich dat de kosten daarvan worden gecompenseerd tussen partijen, aldus dat ieder de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
bepaalt dat de verdeling tussen partijen van de woning gerekend vanaf 1 maart 2023 voor de duur van drie jaren is uitgesloten indien en voor zover de man de woning bewoont;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
compenseert de proceskosten zo dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.