ECLI:NL:OGEAA:2023:254

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202002544
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van schadevergoeding na verkeersongeval zonder geldige verzekering

In deze bodemzaak heeft Boogaard Assurantien N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor terugbetaling van een schadevergoeding die is uitgekeerd aan de verzekerde van [gedaagde] na een verkeersongeval. Het ongeval vond plaats op 3 maart 2020, waarbij de auto van [gedaagde] door haar echtgenoot, [bestuurder 2], werd bestuurd. [bestuurder 2] beschikte ten tijde van het ongeval niet over een geldig Arubaans rijbewijs, wat in strijd is met de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar NAA. Boogaard, als gemachtigde van NAA, stelt dat er geen dekking is voor de schade omdat de bestuurder niet voldeed aan de vereisten van de verzekering.

De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 14 oktober 2020, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Tijdens de zitting heeft het Gerecht vastgesteld dat [bestuurder 2] het ongeval heeft veroorzaakt en dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om de schade te vergoeden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de schade niet verzekerd is, omdat de bestuurder niet over een geldig rijbewijs beschikte. De vordering van Boogaard tot terugbetaling van de schadevergoeding is toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Het Gerecht heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van Afl. 10.897,- aan Boogaard, vermeerderd met wettelijke rente, en Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke kosten. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 1 maart 2023 door mr. T.A.M. Tijhuis.

Uitspraak

Vonnis van 1 maart 2023
Behorend bij A.R. no. AUA202002544
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIEN N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 14 oktober 2020;
- de conclusie van antwoord, met producties, van 24 februari 2021;
- de conclusie van repliek, van 12 mei 2021;
- de conclusie van dupliek, met producties, van 16 september 2021;
- de akte uitlating producties, van 13 oktober 2021.
1.2
Vervolgens is - na herhaald uitstel - vonnis bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1 [
gedaagde] is of was de eigenaar van een auto met kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de auto).
2.2
Op 3 maart 2020 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen de auto en [naam bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1]) als bestuurder en eigenaar van een motorrijtuig met kenteken [kentekennummer 1]. Op dat moment was de echtgenoot van [gedaagde], [naam bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2]), de bestuurder van de auto. [bestuurder 2] heeft het ongeval veroorzaakt, doordat hij tegen de auto van [bestuurder 1] is aangereden.
2.3
Ten tijde van het verkeersongeval was de auto verzekerd bij Netherlands Antilles and Aruba Assurance Company (N.A.A.) N.V. (hierna: NAA). Boogaard treedt krachtens machtiging op voor NAA.
2.4
In de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden is onder meer als volgt bepaald:
“7. Algemene uitsluitingen
De maatschappij is geen uitkering verschuldigd en niet tot het verrichten van diensten verplicht:
7.1
Opzet
Schade veroorzaakt door opzet, grove schuld of met goedvinden van een verzekerde.
(…)
7.4.9
Schade veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig niet in het bezit is van een geldig of hoogstens 6 maanden verlopen, voor het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs (…).”
2.5
Ten tijde van het ongeval was [bestuurder 2] niet in het bezit van een Arubaans rijbewijs.
2.6
In verband met de schade aan het motorrijtuig van [bestuurder 1] is aan (de verzekeraar van) [bestuurder 1] een bedrag van Afl. 10.879,- uitgekeerd. Dit bedrag zag op een total loss uitkering (Afl. 10.752,-), Expertisekosten (Afl. 145,-) en Timeloss (Afl. 150,-), verminderd met het door [gedaagde] niet betaalde eigen risico van Afl. 150,-.
2.7
Boogaard heeft [gedaagde] meermalen verzocht het voormelde, betaalde bedrag terug te betalen, omdat [bestuurder 2] het ongeval heeft veroorzaakt en niet over een geldig Arubaans rijbewijs beschikte. Bij brief van 14 augustus 2020 heeft de gemachtigde van Boogaard [gedaagde] aangemaand het verschuldigde bedrag binnen zeven dagen te betalen.
2.8 [
gedaagde] is niet tot betaling overgegaan en heeft (ook overigens) niet op de brieven gereageerd.

3.DE VORDERING

3.1
Boogaard vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Boogaard van:
a. Afl. 11.052,-, dan wel Afl. 10.902,- aan hoofdsom;
b. Afl. 1.500,- uit hoofde van buitengerechtelijke kosten;
c. de wettelijke rente vanaf de datum van het verkeersongeval, dan wel met ingang van een ander door het Gerecht te bepalen datum;
d. de proceskosten en nakosten.
3.2
Boogaard legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] krachtens de verzekeringsvoorwaarden geen dekking toekomt en dat Boogaard, als gemachtigde van NAA, een opeisbare vordering heeft op [gedaagde].
3.3 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, kosten rechtens.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Conclusie van Dupliek
4.1
Boogaard heeft met betrekking tot de conclusie van dupliek van [gedaagde] gesteld dat deze is gericht tegen een andere procespartij dan Boogaard. In de zich in het dossier van het Gerecht bevindende conclusie is dat evenwel niet het geval. Maar ook indien (aanvankelijk) wel een conclusie met een verkeerde procespartij als eiseres is ingediend (geweest), is Boogaard daardoor niet in haar belangen geschaad. Blijkens haar stellingen in de akte uitlating producties is voor haar genoegzaam bekend dat de conclusie op het onderhavige geschil betrekking heeft en ook heeft zij, blijkens haar reactie, een conclusie met dezelfde inhoud ontvangen.
Het ongeval
4.2
Niet is in geschil dat [bestuurder 2] ten tijde van het verkeersongeval in de auto van [gedaagde] reed. Tevens staat als niet, althans onvoldoende weersproken vast dat het ongeval door toedoen van [bestuurder 2] is veroorzaakt. [gedaagde] heeft niet betwist dat [bestuurder 2] tegen de auto van [bestuurder 1] is aangereden.
4.3 [
gedaagde] heeft aangevoerd dat het ongeval, zo begrijpt het Gerecht, niet aan [bestuurder 2] is te verwijten, omdat hij door de kraters in de weg waar hij reed, de macht over het stuur verloor en daardoor tegen de auto van [bestuurder 1] is ‘aangeklapt’. Dit verweer kan niet slagen. Boogaard heeft betwist dat de aanrijding door de toestand van de weg is veroorzaakt. Gelet hierop had het op de weg van [gedaagde] gelegen feiten en/of omstandigheden te stellen die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat het ongeval door gebreken aan de weg is veroorzaakt dan wel anderszins niet aan [bestuurder 2] is te wijten. Dit heeft zij echter nagelaten. Dat zich blijkens een door [gedaagde] overgelegd artikel op die weg en in die periode meer ongelukken hebben voorgedaan, is daarvoor onvoldoende.
4.4
Voorts staat vast dat [bestuurder 2] ten tijde van het ongeval niet over een Arubaans rijbewijs beschikte.
4.4.1
Krachtens het bepaalde in artikel 10 lid 1 van de Landsverordening wegverkeer (AB 1997 no. 18) is het de in Aruba ingezeten bestuurder van een motorvoertuig verboden daarmee over een weg te rijden, tenzij hij bij zich heeft een door de Minister afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmee gereden wordt, en hij de 18-jarige leeftijd heeft bereikt.
4.4.2
Blijkens de verklaring van inschrijving was [bestuurder 2] vanaf 12 oktober 2018 ingezetene van Aruba. Hij diende daarom over een Arubaans rijbewijs te beschikken. Dat hij wel over een Venezolaans rijbewijs beschikte, doet daar niet aan af. Dit is geen rijbewijs in de zin van het bepaalde bij het eerste lid van artikel 10 van de Landsverordening Wegverkeer. [gedaagde] heeft in dit verband aangevoerd dat het voor [bestuurder 2] niet mogelijk was zijn Venezolaanse rijbewijs tijdig naar een Arubaans rijbewijs om te laten zetten. Dit door Boogaard bestreden betoog kan niet slagen. De gestelde onderbezetting van de afdeling Rijbewijzen van KPA en de perikelen van de Covid-19 pandemie laten onverlet dat [bestuurder 2] reeds vanaf zijn inschrijving als ingezetene op 12 oktober 2018 (en daarmee gedurende meer dan anderhalf jaar tot aan het verkeersongeval) de omzetting had kunnen regelen. Dat hij zich daartoe daadwerkelijk en tijdig heeft ingespannen, is niet gebleken. Niet kan daarom worden gezegd dat het voor [bestuurder 2] niet mogelijk was om aan het vereiste van een Arubaans rijbewijs te voldoen. [gedaagde] heeft zich verder nog beroepen op de Ministeriele Beschikking van 19 mei 2021 (BMJUS-D/21-000307), waarbij is besloten dat in verband met de uitbraak van Covid-19 pandemie voor de Arubaanse rijbewijzen waarvan de geldigheid tussen 16 maart 2019 en 19 mei 2020 is verstreken, tijdelijk vrijstelling wordt verleend voor het tijdig moeten verlengen van dit rijbewijs. Dit ziet echter op een geheel andere situatie dan de verplichting om over een alhier afgegeven rijbewijs te beschikken en kan [gedaagde] reeds daarom niet baten.
Uitsluitingsgrond
4.5
Nu de bestuurder van de auto, [bestuurder 2], ten tijde van het ongeval (dat door zijn toedoen was veroorzaakt en dus in elk geval niet voor risico van de bestuurder van de andere auto komt) niet over een geldig voor het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs beschikte, is de door het verkeersongeval veroorzaakte schade niet verzekerd.
4.6 [
gedaagde] heeft aangevoerd dat [bestuurder 2] ten tijde van het verkeersongeval in de auto reed omdat zij hoogzwanger was, kort daarvoor was flauwgevallen en op advies van haar voedvrouw niet meer kon autorijden. Indien en voor zover [gedaagde] zich met dit betoog op overmacht heeft willen beroepen, kan dit beroep niet slagen. Uit de ter onderbouwing van haar betoog overgelegde stukken blijkt niet dat [gedaagde] op het moment van de aanrijding onderweg naar het ziekenhuis was. Weliswaar is het door [gedaagde] overgelegde formulier met de bevindingen bij de SEH niet goed leesbaar, maar uit dit formulier blijkt wel dat het om een incident op 27 januari 2020 (en dus niet 3 maart 2020) ging. Daarenboven heeft het formulier betrekking op een ambulancerit en is [gedaagde] op dat moment dus niet met de auto vervoerd. Indien [gedaagde] met de overgelegde stukken heeft bedoeld te onderbouwen dat zij op advies van de voedvrouw niet meer mocht autorijden, kan haar dit evenmin baten. Het had dan op haar weg gelegen een andere oplossing voor haar vervoer te vinden en de auto niet door [bestuurder 2] te laten besturen. Dat op 3 maart 2020 sprake was van omstandigheden die meebrachten dat dit op dat moment niet van haar kon worden gevergd, is – mede gelet op het voorgaande - niet gebleken.
Slotsom
4.7
Nu op grond van de verzekeringsvoorwaarden voor de door het verkeersongeval veroorzaakte schade geen uitkering is verschuldigd, heeft Boogaard recht op terugbetaling van het aan (de verzekering van) [bestuurder] betaalde bedrag. Aangezien (de hoogte van) het gevorderde total loss bedrag en de time loss en expertisekosten niet zijn bestreden, zal het gevorderde in zoverre worden toegewezen. Omdat verder uit de eigen stellingen van Boogaard volgt dat het niet door [gedaagde] betaalde eigen risico van Afl. 150,- in mindering is gebracht op hetgeen aan [bestuurder] is betaald, zal dit deel van het gevorderde worden afgewezen. Dit alles brengt mee dat de vordering tot een bedrag van Afl. 10.897,- (zijnde Afl. 10.752,- + Afl. 145,- + Afl. 150,- minus Afl. 150,-) toewijsbaar is.
4.8
Boogaard vordert de wettelijke rente over het te betalen bedrag vanaf de datum van het verkeersongeval. Ten tijde van het ongeval had de betaling aan [bestuurder] echter nog niet plaatsgevonden en had Boogaard derhalve nog geen vordering op [gedaagde]. De gevorderde wettelijke rente zal daarom, gelet op de (hiervoor in 2.7 aangehaalde) brief van de gemachtigde van Boogaard van 14 augustus 2020, worden toegewezen vanaf 21 augustus 2020.
4.9
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen, nu is gesteld en niet weersproken dat werkzaamheden zijn verricht die toewijzing van deze kosten rechtvaardigen, worden toegewezen zoals hierna te vermelden. Het Gerecht begrijpt uit de opbouw van het petitum en de toelichting daarop dat de wettelijke rente ook over de buitengerechtelijke kosten wordt gevorderd. Dit deel van de vordering zal, bij gebreke aan voldoende concrete aanknopingspunten voor een ander oordeel, worden toegewezen zoals hierna te vermelden.
Proceskosten
4.10 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van Boogaard tot op heden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht, Afl. 192,14 aan explootkosten en Afl. 2.500,- (2,5 punt, tarief 4) aan gemachtigdensalaris. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna te vermelden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Boogaard van Afl. 10.897,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 augustus 2021 tot de dag der algehele voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Boogaard van Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van Boogaard tot op heden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht, Afl. 192,14 aan explootkosten en Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris, en op Afl. 250,- aan nasalaris, te vermeerderen met Afl. 150,- in geval van betekening;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.