ECLI:NL:OGEAA:2023:25

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA201802748
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de rechtsopvolgers van wijlen eiser en gedaagde

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de rechtsopvolgers van wijlen [naam overledene] en [gedaagde]. De procedure is gestart na het overlijden van [naam overledene] op 4 juli 2020, waarbij hij zes meerderjarige kinderen heeft achtergelaten. De rechtsopvolgers van [naam overledene] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard, maar de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is aan de orde. De partijen hebben eerder een vaststellingsovereenkomst gesloten op 12 maart 2019, die als basis diende voor de verdere beoordeling van de verdeling.

Het gerecht heeft in het tussenvonnis van 8 juli 2020 al enkele beslissingen genomen over de verdeling van de gemeenschappelijke boedelbestanddelen. In het eindvonnis van 8 februari 2023 heeft het gerecht de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij het gerecht rekening heeft gehouden met de gemeenschapsschulden en onderlinge vorderingen. De rechtsopvolgers van [naam overledene] zijn deels in het gelijk gesteld, maar ook [gedaagde] heeft aanspraken. Het gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

De uitspraak bevat specifieke bedragen die door de partijen aan elkaar moeten worden betaald, waaronder herstelkosten en huurpenningen. Het gerecht heeft de verdeling van de activa vastgesteld en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met afwijzing van overige vorderingen in conventie en reconventie.

Uitspraak

Vonnis van 8 februari 2023
Behorend bij A.R. AUA201802748 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
WIJLEN [naam van wijlen],
laatstelijk woonplaats hebbend in Aruba,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna ook te noemen: [erflater],
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
voor en namens [erflater]
zijn rechtsopvolgers, samen ook te noemen: de erven:
a.
[naam erfgenaam a],
wonende in Aruba,
hierna afzonderlijk ook te noemen: [erfgenaam] a],
gemachtigde: mr. R.J. Kock,
[naam erfgenaam b],
wonende in Almere, Nederland,
hierna afzonderlijk ook te noemen: [erfgenaam] b],
[naam erfgenaam c],
wonende in Purmerend, Nederland,
hierna afzonderlijk ook te noemen: [erfgenaam] c],
[naam erfgenaam d],
wonende in Utrecht, Nederland,
hierna afzonderlijk ook te noemen: [erfgenaam] d],
[naam erfgenaam e],
wonende in Aruba,
hierna afzonderlijk ook te noemen: [erfgenaam] e],
gemachtigde: mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.A.R. Bryson.
1.DE VERDERE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure tot en met 8 juli 2020 blijkt uit het tussenvonnis van die datum, waarin aan ieder van partijen gelegenheid is gegeven zich nader uit te laten bij akte.
1.2 Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte inhoudende verzoek tot schorsing geding ex artikel 185 Rv van [gedaagde] met een productie,
- de akte uitlating van 16 september 2020 van [naam overledene] met een productie,
- de brief van 5 oktober 2020 van het gerecht, waaruit, in verband met het overlijden van [naam overledene] op 4 juli 2020, de schorsing van het geding op de voet van artikel 185 aanhef sub a Rv blijkt en waarin op grond van artikel 187 Rv opgave wordt gevraagd van de belanghebbenden ten name van wie het geding kan worden hervat,
- de akte uitlating van 4 november 2020 van [naam overledene] met een productie,
- de akte ex artikel 187 Rv inhoudende opgave erfgenamen van 4 november 2020 van [gedaagde] met een productie,
- de rolbeschikking van 25 november 2020 met bevel tot oproeping van de erven,
- de akte van 10 maart 2021 van [naam overledene] met producties,
- de akte uitlating van 7 april 2021 van [gedaagde],
- de akte uitlating van 7 april 2021 van [erfgenaam] b], [erfgenaam] c], [erfgenaam] d] en [erfgenaam] e],
- de akte uitlating van 5 mei 2021 van [erfgenaam] a],
- de akte uitlating productie van 22 september 2021 van [gedaagde] met een productie,
- de e-mail van 22 september 2021 te 07:52 uur van [erfgenaam] b], [erfgenaam] c], [erfgenaam] d] en [erfgenaam] e], waarin zij afzien van het nemen van een akte en persisteren bij de akte van 7 april 2021,
- de akte uitlating van 20 oktober 2021 van [erfgenaam] b], [erfgenaam] c], [erfgenaam] d] en [erfgenaam] e].
1.3 De procedure tussen partijen is aan de kant van eiser hervat en behandeld op naam van (de rechtsopvolgers van) [naam overledene].
1.4 Vonnis is vervolgens verzocht en nader bepaald op vandaag.

2.DE VERDERE FEITEN

2.1 [
naam overledene] is op 4 juli 2020 in Aruba overleden. Hij heeft zes meerderjarige kinderen achtergelaten: 1) [erfgenaam] b], 2) [erfgenaam] c], 3) [erfgenaam] d], 4) [erfgenaam] e], 5) [erfgenaam] a] en 6) [naam erfgenaam 6] (hierna: [erfgenaam 6]).
[erfgenaam] b], [erfgenaam] c], [erfgenaam] d] en [erfgenaam] e] zijn geboren uit het ontbonden huwelijk met [gedaagde]. [[erfgenaam] a] en [erfgenaam 6] zijn geboren uit de relatie van [naam overledene] met een andere vrouw. [erfgenaam 6] is, zo het gerecht aanneemt zonder achterlating van afstammelingen, vooroverleden.
2.2
Uit de notariële verklaring van erfrecht van 26 oktober 2020 blijkt het volgende:
- [ naam overledene] heeft laatstelijk bij openbaar testament van 1 juli 2019 over zijn nalatenschap beschikt;
- [ naam overledene] heeft daarin [erfgenaam] a] tot zijn enige erfgename benoemd, met toepassing van de regels van plaatsvervulling, te geschieden voor aanwas. [erfgenaam] a] heeft de nalatenschap van [naam overledene] zuiver aanvaard;
- [ naam overledene] heeft zijn wettelijke erfgenamen verzocht geen beroep te doen op hun legitieme portie; mochten zij hiertoe toch overgaan dan krijgen zij een geldvordering op [erfgenaam] a];
- de uitsluitingsclausule is van toepassing verklaard;
- [ erfgenaam] b], [erfgenaam] c], [erfgenaam] d] en [erfgenaam] e] hebben als de wettelijke erfgenamen van [naam overledene] een beroep gedaan op hun legitieme portie;
- Tot de nalatenschap van [naam overledene] zijn aldus gerechtigd:
- [ erfgenaam] a], voor een/vierde onverdeeld aandeel;
- [ erfgenaam] b], [erfgenaam] c], [erfgenaam] d] en [erfgenaam] e], ieder voor drie/zestiende onverdeeld aandeel,
en als zodanig tezamen met uitsluiting van ieder ander bevoegd te beschikken over alle goederen van de nalatenschap van [naam overledene] en alles te doen wat verder nodig mocht zijn.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Vooropgesteld wordt dat in deze zaak enkel de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] en [gedaagde] aan de orde is. De verdeling van de nalatenschap van [naam overledene], waartoe het aan hem toekomende thans nog onverdeelde aandeel in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoort, is dat uitdrukkelijk niet.
3.2
Kortheidshalve verwijst het gerecht nu naar al hetgeen zij heeft overwogen en beslist in haar tussenvonnis van 8 juli 2020, dat als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd. Het gerecht blijft bij al hetgeen zij in dat tussenvonnis tot dusver over de geschilpunten heeft overwogen en beslist.
3.3
De door partijen over en weer ingestelde vorderingen strekken tot vaststelling door het gerecht van de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (artikel 3:185 BWA), met verrekening van gemeenschapsschulden en onderlinge vorderingen.
3.4
Met inachtneming van de tussen [naam overledene] en [gedaagde] gesloten vaststellingsovereenkomst van 12 maart 2019, is in het tussenvonnis ten aanzien van de ter verdeling resterende gemeenschappelijke boedelbestanddelen deels al beslist aan welke partij deze bij eindvonnis worden toegedeeld. Partijen zijn verder in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over en producties te overleggen omtrent hetgeen in het tussenvonnis is overwogen in randnummers 4.10 en 4.16 ([naam overledene]) en 4.2 en 4.17 ([gedaagde]).
3.5
De na het tussenvonnis ingediende akten en het gevoerde partijdebat geeft het gerecht aanleiding om over de nog openstaande geschilpunten als volgt te beslissen. Opgemerkt wordt dat [[erfgenaam] a] zich heeft geschaard achter de in deze procedure naar voren gebrachte stellingen van [naam overledene] (akte van 5 mei 2021).
a.
Overweging 4.10 in het tussenvonnis:
[naam overledene] stelt in de akte van 16 september 2020 dat de door hem in het geding gebrachte offerte van US$ 38.038,50 (productie III bij akte van 21 augustus 2019) voldoende bewijs oplevert van zijn stelling dat aan de woning aan de [adres woning ] als gevolg van orkaan Irma schade is toegebracht. Volgens [naam overledene] heeft hij die schade overeenkomstig de offerte doen herstellen en betaald. Hoewel het gevraagde bewijs van betaling ontbreekt als gevolg van een bewijsprobleem, aldus [naam overledene], geeft het gerecht [naam overledene] na dat [gedaagde] niet expliciet heeft bestreden dat de schade is opgetreden in de gestelde orde van grootte en is hersteld door een aannemer overeenkomstig de offerte. De herstelkosten komen in dit geval ook niet onwaarschijnlijk voor. Bovendien ligt voor de hand dat in het proces dat heeft geleid tot de verkoop en levering van de woning in Sint Maarten aan een derde op 23 juli 2019 wel naar boven was gekomen dat het herstel van de schade niet (volledig) was gerealiseerd. Hiervan is niet gebleken, noch van een incassovordering van de aannemer. Het gerecht gaat er dan ook vanuit dat het bedrag van de offerte inderdaad door [naam overledene] is betaald. Verdeling bij helfte van de gemaakte herstelkosten van US$ 38.038,50 moet volgen. [gedaagde] dient een bedrag van US$ 19.019,25 aan (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] te voldoen.
Overweging 4.16 in het tussenvonnis:
[naam overledene] heeft zich laatstelijk op het standpunt gesteld dat het te verdelen spaarsaldo gehouden bij het Douane Coöperatief AUA als loon in de zin van de Landsverordening loonbelasting moet worden aangemerkt. Hij stelt dat hierover - nog te berekenen - loonbelasting en premies zijn ingehouden die in aftrek moeten worden gebracht van het te verdelen bedrag. [naam overledene] vraagt het gerecht om een realistisch en billijk bedrag aan loonbelasting en premies vast te stellen. Bij akte van 7 april 2021 hebben de erven sub b tot en met e doen blijken dat zij in dat verband bewijs hebben opgevraagd bij het Douane Coöperatief AUA, maar dit is niet verkregen.
Het gerecht overweegt als volgt. Het verstrekken van financiële gegevens en het maken van een loonbelastingberekening is de verantwoordelijkheid van (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] en niet de taak van het gerecht. Dat (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] heeft/hebben nagelaten het gerecht hieromtrent concreet te informeren komt voor zijn/hun rekening en risico. In de verdeling wordt derhalve het bedrag van Afl. 6.100,00 zonder aftrek van belastingen en premies betrokken. [naam overledene] dient aan [gedaagde] een bedrag van Afl. 3.050,00 te voldoen.
Overweging 4.2 in het tussenvonnis:
Bij akte van 22 september 2021 heeft [gedaagde] bewijs overgelegd van het saldo van de bankrekening bij de RBC te Sint Maarten per 4 april 2017 van US$ 16.587,55. (De rechtsopvolgers van) [naam overledene] heeft/hebben dit bedrag impliciet erkend. Het gerecht zal met betrekking tot de verdeling van dit bedrag per de peildatum van 23 mei 2017 uitgaan. [naam overledene] dient aan [gedaagde] een bedrag van US$ 8.293,78 te voldoen.
Overweging 4.17 in het tussenvonnis:
[gedaagde] heeft nagelaten om het gerecht bij akte nader onderbouwd te informeren omtrent de bij lokale verzekeraars door [naam overledene] gehouden tegoeden uit hoofde van spaarregelingen. In de door [gedaagde] genomen akte van 7 april 2021 stelt zij daarover nog wel dat de levensverzekeringen van [naam overledene], voor zover deze hebben bestaan, met zijn overlijden zijn tenietgegaan. Het gerecht begrijpt [gedaagde] aldus dat zij daarmee de tegoeden uit hoofde van de spaarregelingen bedoelt. Het voorgaande leidt ertoe dat het gerecht hieromtrent niets behoeft te beslissen.
3.6
Dat brengt het gerecht bij eindvonnis tot de hierna volgende beslissingen over de (wijze van) verdeling van de gemeenschappelijke activa aan (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] en [gedaagde].
3.7 [
naam overledene] en [gedaagde] zijn ex-echtgenoten. Over en weer zijn (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] en [gedaagde] deels in het (on)gelijk gesteld. Daarom zal het gerecht, alles afwegende, de proceskosten in conventie en reconventie compenseren, zodat ieder de eigen proceskosten moet dragen.

4.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
in conventie en in reconventie
4.1
stelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van [naam overledene] en [gedaagde], in aanvulling op hetgeen zij zijn overeenkomen in de vaststellingsovereenkomst van 12 maart 2019 en met verrekening van gemeenschapsschulden, vast op de hierna volgende wijze,
Betaling door (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] aan [gedaagde]
4.2
stelt het door (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] aan [gedaagde] voor de te verrekenen banksaldi te betalen bedragen vast op
Afl. 3.458,34((Banco di Caribe en de Arubabank) en
US$ 8.293,78(RBC) per 23 mei 2017 en veroordeelt (de rechtsopvolgers van) [naam overledene], onder verwijzing naar al hetgeen het gerecht daartoe in het tussenvonnis onder 4.1 en hiervoor onder 3.5 sub c heeft overwogen, om deze bedragen aan [gedaagde] te betalen,
4.3
stelt het door (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] aan [gedaagde] voor de te verrekenen huurpenningen te betalen bedragen vast op
Afl. 5.300,00(huuropbrengst Diamantbergweg 31) en
US$ 9.275,00(huuropbrengst Sucker Garden #89 te Sint Maarten) en veroordeelt (de rechtsopvolgers van) [naam overledene], onder verwijzing naar al hetgeen het gerecht daartoe in het tussenvonnis onder 4.3-4.5 en 4.7 heeft overwogen, om dit bedrag aan [gedaagde] te betalen,
4.4
stelt het door (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] aan [gedaagde] voor het te verrekenen spaarsaldo gehouden bij het Douane Coöperatief AUA te betalen bedrag vast op
Afl. 3.050,00en veroordeelt (de rechtsopvolgers van) [naam overledene], onder verwijzing naar al hetgeen het gerecht daartoe in het tussenvonnis onder 4.14-4.16 en hiervoor onder 3.5 sub b heeft overwogen, om dit bedrag aan [gedaagde] te betalen,
Betaling door [gedaagde] aan (de rechtsopvolgers van) [naam overledene]
4.5
stelt het door [gedaagde] aan (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] voor de te verrekenen herstelkosten van de woning aan de [adres woning] te betalen bedrag vast op
US$ 19.019,25en veroordeelt [gedaagde], onder verwijzing naar al hetgeen het gerecht daartoe in het tussenvonnis onder 4.8-4.10 en hiervoor onder 3.5 sub a heeft overwogen, om dit bedrag aan (de rechtsopvolgers van) [naam overledene] te betalen,
4.6
verklaart dit vonnis tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
4.7
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
4.8
wijst af al hetgeen in conventie en in reconventie meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.