ECLI:NL:OGEAA:2023:248

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202000534
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van het Land Aruba voor schadevergoeding na onrechtmatige daad

In deze bodemzaak vordert eiser, wonend te Aruba, dat het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba het Land Aruba veroordeelt tot betaling van schadevergoeding van Afl. 16.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 oktober 2015 en de proceskosten. De vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad, waarbij eiser stelt dat hij op 6 oktober 2015 mishandeld is door een politieambtenaar nadat zijn motorfiets in beslag was genomen. De motorfiets, die eiser op 27 juli 2015 had gekocht voor Afl. 11.000,--, is door de politie in beslag genomen en is sindsdien onvindbaar. Eiser heeft immateriële schade geleden door de mishandeling, die hij begroot op Afl. 5.000,--. Het Land Aruba voert verweer en betwist de aansprakelijkheid voor de schade die eiser stelt te hebben geleden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de motorfiets van eiser in beslag is genomen en dat de politie verantwoordelijk was voor de bewaring ervan. Aangezien de motorfiets niet meer kan worden teruggegeven, handelt het Land onrechtmatig door inbreuk te maken op het eigendomsrecht van eiser. Het Gerecht wijst de vordering van eiser toe tot het gevorderde bedrag van Afl. 11.000,--, maar wijst de vordering tot wettelijke rente af, omdat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom deze verschuldigd is vanaf 16 oktober 2015. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift op 18 februari 2020. Het Land wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op Afl. 750,-- aan griffierecht, Afl. 193,61 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 8 februari 2023 door rechter J.A. van Voorthuizen.

Uitspraak

Vonnis van 8 februari 2023
Behorend bij A.R. nr. AUA202000534
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
wonend te Aruba,
eiser,
hierna: [eiser],
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Land Aruba,
zetelend te Aruba,
gedaagde,
hierna: het Land,
gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- verzoekschrift, ingediend op 18 februari 2020,
- conclusie van antwoord,
- conclusie van repliek,
- conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1. [
eiser] heeft op 27 juli 2015 een motorfiets, merk [merk motorfiets], (de motorfiets) gekocht voor een koopprijs van Afl. 11.000,--.
2.2.
Op 6 oktober 2015 heeft [eiser], rijdend met de motorfiets op de weg door [naam perceel] te [plaats] in Aruba, een stopteken van de politie gemeden, waarna hij uiteindelijk ter hoogte van Buccaneer restaurant te [plaats] tot stilstand is gebracht.
2.3.
De motorfiets is door de politie in beslag genomen en afgevoerd naar het politiebureau te [plaats]. [eiser] heeft de motorfiets niet teruggekregen. De motorfiets is onvindbaar.
2.4.
Bij brief van 17 januari 2017 berichtte de officier van justitie aan [eiser], voor zover van belang:
(…) ‘Uit het door BIV gevoerde onderzoek blijkt dat er wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat door de politieambtenaar [naam politieambtenaar] het strafbare feit van mishandeling tegen u is gepleegd. Ik acht het, gelet op de omstandigheden van het geval, opportuun de zaak via een transactie af te handelen.’ (…)

3.HET GESCHIL

3.1. [
eiser] vordert -samengevat- dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het Land veroordeelt tot betaling aan hem van schadevergoeding van een bedrag van Afl. 16.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2015 en de proceskosten.
3.2. [
eiser] voert daartoe -samengevat- het volgende aan. Nadat hij met de motorfiets ter hoogte van Buccaneer restaurant tot stilstand was gekomen, is hij door politieambtenaar [naam politieambtenaar] ([politieambtenaar]) mishandeld. Als gevolg daarvan heeft hij immateriële schade geleden welke door hem wordt begroot op Afl. 5.000,--. Na de inbeslagname van de motorfiets heeft de politie geweigerd de motorfiets aan hem terug te geven. De schade begroot [eiser] op de aankoopprijs van de motorfiets van Afl. 11.000,--.
3.3.
Het Land voert verweer.
3.4.
De stellingen van partijen worden hierna voor zover van belang besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Vast staat dat de motorfiets van [eiser] in beslag is genomen. Op de politie rustte de verantwoordelijkheid de motorfiets te bewaren. Vast staat ook dat de motorfiets bij de politie in het ongerede is geraakt. De motorfiets kan dus niet meer aan [eiser] worden teruggegeven. Het Land handelt onrechtmatig, nu het inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [eiser]. Het Land erkent dat zij aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als gevolg daarvan lijdt. Het Land heeft de schadebegroting van [eiser] bij conclusie van antwoord niet betwist. Dat doet het pas bij conclusie van dupliek, maar dat is te laat. Daarop heeft [eiser] immers niet meer kunnen reageren. Het gerecht gaat daarom aan die betwisting voorbij en zal de vordering van [eiser] met betrekking tot de motorfiets toewijzen tot het gevorderde bedrag van Afl. 11.000,--.
4.2. [
eiser] vordert vergoeding van de wettelijke rente over de hoofdsom van Afl. 11.000,-- vanaf 16 oktober 2016. Hij heeft niet onderbouwd waarom het Land wettelijke rente verschuldigd is vanaf die datum. De motorfiets werd op 6 oktober 2015 in beslaggenomen. Gesteld noch gebleken is dat die inbeslagname onrechtmatig was. Bij gebreke van een voldoende onderbouwing van de verschuldigdheid van de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2015 of vanaf een ander moment waarop door het Land onrechtmatig is gehandeld, zal het gerecht de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift op 18 februari 2020.
4.3.
Het Land betwist niet dat [eiser], nadat hij met zijn motorfiets tot stilstand was gebracht, door [politieambtenaar] is mishandeld. Het Land betwist zowel aansprakelijkheid voor het onrechtmatig handelen van [politieambtenaar] als de schade. Daargelaten de vraag of het Land aansprakelijk kan worden gehouden voor het onrechtmatig handelen van [politieambtenaar], heeft [eiser] de door hem gestelde immateriële schade niet onderbouwd. Reeds op die grond zal het gerecht zijn vordering afwijzen.
4.4.
De overige stellingen van partijen zal het gerecht onbesproken laten, nu die niet tot een andere beslissing leiden.
4.5.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal het Land de proceskosten van [eiser] moeten vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt het Land tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 11.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2020 tot de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt het Land in de proceskosten aan de kant van [eiser] begroot op Afl. 750,-- aan griffierecht, Afl.193,61 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris gemachtigde (2 punten, tarief 4);
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.