ECLI:NL:OGEAA:2023:246

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202204300
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugplaatsing in functie adjunct-directeur na opzegging arbeidsovereenkomst

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Croes, een kort geding aangespannen tegen de stichting Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Aruba (SPCOA), vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L. Peterson. De zaak betreft de vordering van eiseres om teruggeplaatst te worden in haar functie als adjunct-directeur bij het [naam college] College, na de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door SPCOA per 31 december 2022. Eiseres stelt dat de opzegging onredelijk is en vordert herstel van haar dienstverband.

Tijdens de zitting op 12 januari 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij eiseres haar petitum gedeeltelijk heeft ingetrokken. Het Gerecht heeft de feiten vastgesteld, waaronder de arbeidsovereenkomst van eiseres met SPCOA die sinds 2007 loopt, en haar functie als adjunct-directeur sinds 2015. SPCOA heeft de opzegging van het dienstverband gemotiveerd, maar eiseres betwist de redenen voor de opzegging en stelt dat deze onterecht zijn.

Het Gerecht heeft overwogen dat de opzegging rechtsgeldig is en dat er geen sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging. De vordering van eiseres is afgewezen, waarbij het Gerecht heeft geoordeeld dat de belangen van SPCOA zwaarder wegen dan die van eiseres. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten, begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 1 februari 2023 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 1 februari 2023
Behorend bij K.G. AUA202204300
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiseres],
te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen
de stichting
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS ARUBA,
te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: SPCOA,
gemachtigde: de advocaat mr. J.L. Peterson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 12 januari 2023 om 11:30 uur.
1.2 [
eiseres] is ter terechtzitting verschenen samen met haar gemachtigde. SPCOA is verschenen bij haar gemachtigde, die vergezeld werd door mevrouw [naam bestuursvoorzitter 1] en mevrouw [naam bestuursvoorzitter 2] (directeur respectievelijk bestuursvoorzitter van SPCOA). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, beiden mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3 [
eiseres] heeft ter zitting onderdeel b. van haar in het verzoekschrift omschreven petitum ingetrokken.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [eiseres] vanaf 2007 in loondienst van SPCOA, en zij is vanaf 1 augustus 2015 voor de SPCOA werkzaam in de functie van adjunct-directeur van het [naam college] College. De taken van [eiseres] in die functie omvatten onder meer het regelen van praktische zaken in de onderwijsondersteuning, het vormgeven van de inrichting van het onderwijs en zij vervangt de directeur bij diens afwezigheid.
2.3
Bij brief van 23 augustus 2022 heeft SPCOA het dienstverband van [eiseres] met inachtneming van een opzegtermijn van vier maanden opgezegd per 31 december 2022.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. SPCOA gebiedt om [eiseres] in haar functie als adjunct-directeur bij het [naam college] College terug te plaatsen;
b. te dezen enige andere juist voorkomende voorziening treft;
c. SPCOA veroordeelt in de proceskosten.
3.2
SPCOA voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte en tot veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij (toewijzing van) haar hiervoor onder a. omschreven vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de op snelheid gerichte procedure in kortgeding, de vraag worden beantwoord of de hiervoor onder a. omschreven vordering van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door haar gevraagde voorziening gerechtvaardigd is. In dat verband of kader wordt het volgende overwogen. Daarbij wordt voorop gesteld dat naar het oordeel van het Gerecht sprake is van een rechtsgeldig door SPCOA aan [eiseres] gegeven ontslag en dat in de vordering van [eiseres] onder a. in verbinding met het verzochte onder b. een verzoek tot (voorlopig) herstel van de dienstbetrekking valt te lezen of besloten ligt, in die zin dat het Gerecht de SPCOA op de voet van artikel 7:681 BW in verbinding met artikel 7:682 BW gebiedt om het dienstverband van [eiseres] bij SPCOA te herstellen zolang in een bodemprocedure niet anders wordt geoordeeld. In het licht van dit alles wordt het volgende overwogen.
4.3 [
eiseres] stelt primair dat de SPCOA haar dienstverband heeft opgezegd op grond van valse redenen, en dat die opzegging daarom onredelijk is. Die door SPCOA gemotiveerd bestreden stelling mist in het licht van de bij partijen genoegzaam bekende in voormelde ontslagbrief omschreven door SPCOA aangevoerde opzeggingsgronden voldoende feitelijke grondslag, en wordt daarom gepasseerd. [eiseres] erkent immers onder randnummer 7. van haar pleitnota dat (1) zij moeite had om de aan haar opgedragen taak inhoudende het bijhouden van de financiële administratie van de school te vervullen, (2) zij dienaangaande maar heeft moeten aanmodderen en (3) dat sprake was van een slechte staat van die administratie. Verder heeft [eiseres] niet bestreden dat zij zonder voorafgaande goedkeuring van het bestuur van SPCOA T-shirts voor een wandeltocht met leerlingen heeft besteld en een schoolfeest voor leerlingen heeft georganiseerd. De omstandigheid dat dit één en ander niet redengevend kon zijn voor de opzegging van het dienstverband van [eiseres] zoals door haar gesteld, maakt niet dat sprake is van een valse of voorgewende reden. Dat volgens [eiseres] haar dienstverband is opgezegd op grond van niet kloppende of sterk aangedikte redenen brengt evenmin mee dat sprake is van valse of voorgewende reden. Kortom: zelfs in het geval de feitelijkheden op grond waarvan SPCOA het dienstverband van [eiseres] heeft opgezegd die opzegging niet kunnen dragen, is geen sprake van een valse of voorgewende reden als gevolg waarvan sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging.
4.4 [
eiseres] stelt verder dat als grondslag voor haar stelling dat sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging van haar dienstverband dat de gevolgen van die opzegging voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van SPCOA bij die opzegging, omdat zij thans geen werk en daarom geen inkomen heeft en dat het gezien haar leeftijd (50 jaar) en religieuze overtuiging (Evangelisch Christen) moeilijk is om op een andere school voor voorgezet onderwijs te kunnen werken. [eiseres] stelt in dit verband dat zij geen goede kans heeft om succesvol te solliciteren bij een Katholieke School. Die door SPCOA gemotiveerd bestreden (overigens van enige verificatoire onderbouwing gespeende) stelling onderschrijft het Gerecht niet. Het is van algemene bekendheid dat ook in het voortgezet onderwijs van Aruba een tekort is aan leerkrachten, en dat besturen van zowel Protestante en Katholieke scholen tegenwoordig – anders dan vroeger toen geen sprake was van tekorten aan leerkrachten – onderwijzend personeel aannemen met een andere dan de eigen geloofsovertuiging, terwijl mede gelet op voormeld tekort niet voorshands aannemelijk wordt geoordeeld dat de leeftijd van [eiseres] zodanig is dat die in de weg staat aan het verkrijgen van een voor [eiseres] passende baan als leerkracht in het voortgezet onderwijs van Aruba bij een ander schoolbestuur dan bij SPCOA, waaronder begrepen de Dienst Publieke Scholen.
4.5
De slotsom luidt dat niet komt vast te staan dat sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging door SPCOA van het dienstverband van [eiseres]. Bij die stand van zaken moet de hiervoor onder 4.2 geformuleerde vraag ontkennend worden beantwoord, met als gevolg dat de thans door [eiseres] verzochte voorziening moet worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
4.6
Ook afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiseres] bij toewijzing van het door haar verzochte ten opzichte van de belangen van SPCOA bij afwijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat SPCOA onbestreden heeft gesteld dat zij thans binnen haar organisatie mede als gevolg van een grote terugval in leerlingen geen andere passende door de overheid te subsidiëren functie voor [eiseres] voorhanden heeft binnen een school voor voortgezet onderwijs.
4.7 [
eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SPCOA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [eiseres] verzochte;
-veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen de zijde van SPCOA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.