ECLI:NL:OGEAA:2023:231

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202201036
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot scheiding en deling van onroerende zaak met betrekking tot erfpacht en verkoopovereenkomst

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. P.M.E. Mohamed, een vordering ingediend tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot de scheiding en deling van een onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een perceel domeingrond met daarop een woning, waarvan de eigendom gezamenlijk toebehoort aan de gedaagden en hun moeder. Eiser stelt dat de moeder haar onverdeeld aandeel in de onroerende zaak aan hem heeft verkocht, en vordert toedeling van de onroerende zaak aan hem, met een vergoeding aan de gedaagden.

De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 20 april 2022, gevolgd door conclusies van antwoord van de gedaagden in oktober 2022 en een conclusie van repliek in maart 2023. De gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. De rechter heeft vastgesteld dat de levering van het aandeel in de onroerende zaak niet heeft plaatsgevonden, omdat dit vereist is via een notariële akte en inschrijving in de openbare registers. Hierdoor kan eiser niet als deelgenoot in de gemeenschap worden beschouwd en kan hij de verdeling niet vorderen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde 2 zijn begroot op Afl. 6.000,-. Het vonnis is uitgesproken op 7 juni 2023 door mr. T.A.M. Tijhuis in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 7 juni 2023
Behorend bij A.R. no. AUA202201036
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:

1.[naam gedaagde 1],

wonende te Aruba,
procederend in persoon,
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te Canada,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz,
gedaagden,
hierna te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 20 april 2022;
- de conclusie van antwoord, met producties, van de zijde van [gedaagde 1] van 19 oktober 2022;
- de conclusie van antwoord, met producties, van de zijde van [gedaagde 2] van 19 oktober 2022;
- de conclusie van repliek van 1 maart 2023;
- de conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde 2] van 26 april 2023.
1.2
Het Gerecht begrijpt dat [gedaagde 1] van het nemen van een conclusie van dupliek heeft afgezien.
1.3
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de kinderen van de in [geboortejaar] geboren [naam moeder] (hierna: de moeder). Gezamenlijk zijn zij eigenaar van een recht van erfpacht op een perceel domeingrond met de daarop gebouwde woning gelegen aan de [adres] te Aruba (hierna: de onroerende zaak). De moeder is gerechtigd tot 4/6e deel en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] elk tot 1/6e deel.
2.2
Op 9 juni 2014 is de moeder met [eiser], die op dat moment minderjarig was en werd vertegenwoordigd door zijn moeder [naam moeder] (hierna: [moeder]), een overeenkomst aangegaan waarbij de moeder de onroerende zaak heeft verkocht aan [eiser] voor een bedrag van Afl. 354.000,-.
2.3
Nadat [gedaagde 2] van de koopovereenkomst had vernomen, heeft zij meegedeeld daarmee niet in te stemmen en heeft zij bij mailbericht van 26 april 2016 de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst ingeroepen.
2.4
De vrije marktwaarde van de onroerende zaak is op 6 januari 2021 in opdracht van [eiser] getaxeerd op Afl. 496.696,-.

3.DE VORDERING

3.1 [
eiser] vordert, verkort weergegeven, dat (i) de scheiding en deling wordt bevolen van de onroerende zaak, door toedeling van de onroerende zaak aan [eiser] onder de verplichting wegens overbedeling aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] elk Afl. 78.282,66 te vergoeden, (ii) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld mee te werken aan de levering van hun onverdeeld aandeel aan [eiser] en (iii) dat, indien [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] hun medewering weigeren te verlenen, het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van alle rechtshandelingen die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zouden moeten verrichten, kosten rechtens.
3.2 [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de moeder haar onverdeeld aandeel in de onroerende zaak aan hem heeft verkocht en dat hij daarom is gerechtigd tot dit aandeel. Als meest gerede partij dient hij de onverdeelde aandelen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toegedeeld te krijgen.
3.3 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ieder voor zich verweer gevoerd en beiden geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
eiser] stelt dat de moeder aan hem haar onverdeelde aandeel in de onroerende zaak heeft verkocht, dat hij daarom tot dat onverdeeld aandeel is gerechtigd en de verdeling van de aldus tussen hem, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bestaande gemeenschap kan vorderen.
4.2
Deze stelling van [eiser] faalt. De levering van een aandeel in een goed geschiedt op overeenkomstige wijze en met overeenkomstige gevolgen als is bepaald met betrekking tot de levering van dat goed. Het betreft hier een aandeel in een onroerende zaak. De voor overdracht van onroerende zaken vereiste levering geschiedt door een daartoe bestemde, tussen partijen opgemaakte notariële akte, gevolgd door de inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers. Dat deze levering heeft plaatsgevonden is betwist en is ook niet gesteld of gebleken, zodat niet kan worden gezegd dat het aandeel van de moeder aan [eiser] is overgedragen. [eiser] is derhalve geen deelgenoot in de ter zake van de onroerende zaak bestaande gemeenschap en kan om die reden dan ook niet de (wijze van) verdeling daarvan vorderen.
4.3
Hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd, behoeft bij deze stand van zaken geen bespreking.
4.4
De slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op nihil en aan de zijde van [gedaagde 2] op Afl. 6.000,- (2 punten tarief 8) aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op nihil en aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op Afl. 6.000,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.