ECLI:NL:OGEAA:2023:225

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
AUA2023-1165
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijsopdracht in arbeidsconflict tussen werknemer en coöperatieve vereniging

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet van de werknemer [verzoeker] centraal. De coöperatieve vereniging, waar [verzoeker] werkzaam was als strandwacht, heeft hem op 20 januari 2023 ontslagen na een incident op 18 januari 2023, waarbij [verzoeker] zou hebben toegelaten dat niet-gasten gebruik maakten van strandstoelen en bovendien zijn collega [collega] via WhatsApp zou hebben bedreigd. De procedure begon met een verzoekschrift van [verzoeker] waarin hij vroeg om vernietiging van het ontslag en betaling van zijn achterstallige loon. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 augustus 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij [verzoeker] zijn lezing van de gebeurtenissen heeft gepresenteerd, die afwijkt van die van de coöperatieve vereniging. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de coöperatieve vereniging niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde dringende reden voor ontslag. Het Gerecht heeft de coöperatieve vereniging in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen om haar stellingen te onderbouwen, met een zitting gepland op 14 november 2023. De zaak is aangehouden in afwachting van bewijslevering.

Uitspraak

Beschikking van 10 oktober 2023
Behorend bij E.J. nr. AUA202301165
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
de vereniging
[Naam coöperatieve vereniging],
h.o.d.n.
[naam coöperatieve vereniging],
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: [coöperatieve vereniging],
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met één productie;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 29 augustus 2023.
1.2 [
verzoeker] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. [coöperatieve vereniging] is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door de heer [naam general manager van [coöperatieve vereniging]] (General Manager van [coöperatieve vereniging]). [verzoeker] heeft naar aanleiding van het verweerschrift gerepliceerd, dat mede aan de hand van een door haar voorgedragen en overgelegde pleitnota, voorzien van toegelaten nadere producties. [coöperatieve vereniging] heeft vervolgens gedupliceerd, dat eveneens mede aan de hand van een voorgedragen en overgelegde pleitnota, voorzien van toegelaten producties. Partijen hebben daarnaast vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
coöperatieve vereniging] is een hotel dat niet direct aan het strand is gelegen. [coöperatieve vereniging] heeft van het Land Aruba precariorechten verkregen op een stuk strand (hierna: de strandplaats). Krachtens die rechten heeft [coöperatieve vereniging] op dat voor een ieder vrij toegankelijke strand onder meer een aantal palapa’s en 25 strandstoelen geplaatst. Die strandstoelen mogen uitsluitend worden gebruikt door gasten van [coöperatieve vereniging], en dat zonder daarvoor te moeten betalen.
2.3
Bij de strandplaats is altijd een “
beach attendant” in dienst van [coöperatieve vereniging] aanwezig (hierna: de strandwacht), die er onder meer op toe moet zien dat alleen gasten van [coöperatieve vereniging] gebruik maken van de strandstoelen.
2.4
Op 18 januari 2022 was [verzoeker] voor korte of langere tijd de strandwacht tot 12.00 uur. Nadat [verzoeker] door zijn collega [naam collega] (hierna: [collega]) als strandwacht was afgelost, deed die [collega] op enig moment een rondje langs de toeristen die gebruik maakten van de strandstoelen van [coöperatieve vereniging]. Alsdan bemerkte hij dat 4 van hen geen gasten van [coöperatieve vereniging] waren. [collega] heeft die toeristen, zijnde twee oudere echtparen (hierna: de strandstoeltoeristen), uitgelegd dat zij geen gebruik konden maken van de strandstoelen omdat zij geen gasten van [coöperatieve vereniging] waren, en heeft hen gevraagd de strandstoelen vrij te maken. Dat hebben de strandstoeltoeristen geweigerd, omdat ze naar hun zeggen aan de door [collega] afgeloste strandwacht hadden betaald voor het gebruik van de strandstoelen, te weten US$ 10,-- per strandstoel.
2.5
Om een escalatie te vermijden heeft [collega] voormeld voorval gemeld bij de security van [coöperatieve vereniging]. De security-manager, de heer [naam security-manager] (hierna: [security-manager]), is daarop samen met de assistant chief engineer, [naam assistant chief engineer] (hierna: [assistant chief engineer]), naar de strandplaats getogen. Aldaar sprak [security-manager] in bijzijn van [assistant chief engineer] met de strandstoeltoeristen, die bevestigden dat zij voor het gebruik van de strandstoelen hadden betaald en daarom niet van plan waren die stoelen vrij te maken. [security-manager] heeft dit één en ander (hierna: het voorval) direct gemeld bij de HR-director.
2.6
De HR-director heeft het voorval direct besproken met de General Manager van [coöperatieve vereniging]. Hierna is [verzoeker] nog diezelfde dag, 18 januari 2023 dus, ter zake van het voorval door [coöperatieve vereniging] aangeschreven. Daarbij is [verzoeker] onder oplegging van schorsing met behoud van loon verzocht zich ter zake van het voorval schriftelijk te verantwoorden uiterlijk op 19 januari 2023 om 16:00 uur.
2.7 [
verzoeker] heeft zich ter zake van het voorval tijdig schriftelijk verantwoord. [verzoeker] heeft in dat verband - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op de bewuste dag werd ik als strandwacht op de strandplaats benaderd door een dame van ongeveer 60 jaar oud die voor zichzelf en haar man twee strandstoelen wilde gebruiken. Ik vroeg haar daarop of ze gasten van [coöperatieve vereniging] waren. De dame zei dat dit niet het geval was. Daarop heb ik haar gezegd dat dit stuk strand toebehoorde aan [coöperatieve vereniging] en alleen door gasten van [coöperatieve vereniging] gebruikt mocht worden. De dame zei vervolgens dat ze al 35 jaar naar Aruba kwamen voor vakantie en dat de strandplaats hun favoriete plek is. De dame zei verder dat ze deze vakantie al twaalf dagen op de strandplaats kwamen en dat ze iedere keer van de strandwacht genaamd [collega 1] strandstoelen mochten gebruiken. Hierop heb ik de dame gezegd dat ze dan van mij ook strandstoelen mochten gebruiken. Even later vroeg de dame aan mij of ik wat water kon regelen voor ze, hetgeen ik heb gedaan. Vervolgens gaf de dame mij US$ 10,-- fooi en vroeg naar mijn naam. Ik vertelde haar daarop dat mijn naam [verzoeker] is.
2.8
Bij brief van 20 januari 2023 heeft [coöperatieve vereniging] [verzoeker] op staande voet ontslagen onder mededeling van de reden daartoe. Die reden is volgens [coöperatieve vereniging] gelegen in de omstandigheid dat de lezing van [verzoeker] ter zake van het voorval niet overeenstemt met hetgeen de strandstoeltoeristen, niet zijnde gasten van [coöperatieve vereniging], hebben verklaard ten overstaan van [security-manager] en [assistant chief engineer], te weten dat [verzoeker] op 18 januari 2023 vier strandstoelen tegen betaling van US$ 10,-- per strandstoel aan hen heeft verhuurd, en dat zij geen water hebben gekregen van [verzoeker] noch fooi aan hem hebben gegeven. Verder staat in de ontslagbrief dat de ontslagreden mede is gelegen in de omstandigheid dat [verzoeker] naar aanleiding van het voorval zijn collega [collega] via Whatsapp heeft bedreigd.
2.9
De schriftelijke verklaring van [collega] van 3 juni 2023 vermeldt naast zijn lezing van het voorval met betrekking tot de strandstoeltoeristen onder meer het volgende: “
The next day I got a WhatsApp from [verzoeker] telling me that he would know where to find me if he got fired and I felt threatend and reported and showed this to Mrs. [naam HR director 1] the HR director. When Mrs. [HR director 1] later asked me to forward the WhatsApp, I couldn’t do this as I changed my phone.”.
2.1
De schriftelijke verklaring van [HR director 2], HR-director van [coöperatieve vereniging] (hierna: [HR director 2]), van 3 juni 2023 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
I confirm that the associate [collega] showed me a threatening message after former associate [verzoeker] was sent home for investigation regarding an incident at our beach spot. In the messages [verzoeker] told [collega] that he would regret being a snitch and would know where to find him if he would lose his job.
After receiving a letter form [verzoeker]’s lawyer I asked [college] to send me a screenshot or forward me the messages from [verzoeker]. Associate [collega] told me that when he changed his phone, he has lost these messages.
(…).”.
2.11
Bij aan [coöperatieve vereniging] gericht schrijven van 21 februari 2023 heeft [verzoeker] de vernietigbaarheid ingeroepen van het aan hem gegeven ontslag. [coöperatieve vereniging] heeft daar niet op gereageerd.

3.HET GESCHIL

3.1 [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoervaar bij voorraad (zo het begrijpt):
a. voor recht verklaart dat het aan [verzoeker] gegeven ontslag door hem rechtsgeldig is vernietigd;
b. [coöperatieve vereniging] veroordeelt om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 20 januari 2023 totdat zijn arbeidsovereenkomst met [coöperatieve vereniging] rechtsgeldig is geëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
c. ten opzichte van al het vorenstaande enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. [coöperatieve vereniging] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
coöperatieve vereniging] voert verweer en concludeert dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, en tot veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [coöperatieve vereniging] wordt daarom verworpen.
4.2
Het eerste lid van artikel 7:677 BW luidt als volgt: “
Ieder der partijen is bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. De partij die opzegt zonder een dringende reden of zonder onverwijlde mededeling van de dringende reden is schadeplichtig.”. De vraag die in dit geschil ter beantwoording voor ligt is of [verzoeker] een dringende reden in de zin van voormelde wettelijke bepaling heeft gegeven aan [coöperatieve vereniging] voor ontslag (op staande voet) zoals door [coöperatieve vereniging] gesteld en door [verzoeker] bestreden. Als dringende redenen voor ontslag worden volgens het eerste lid van artikel 7:678 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden genomen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van (1) het bestaan van een dringende reden en (2) dat sprake is van een onverwijlde opzegging van het dienstverband onder (3) onverwijlde mededeling aan de werknemer van de dringende reden liggen bij de werkgever.
4.3
Voorop wordt gesteld dat indien de door [verzoeker] gemotiveerd bestreden lezing van [coöperatieve vereniging] ter zake van het voorval met betrekking tot de strandstoeltoeristen komt vast te staan, [verzoeker] - alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen - zonder meer een dringende reden voor ontslag heeft gegeven aan [coöperatieve vereniging]. Hetzelfde geldt voor de met producties onderbouwde door [verzoeker] eveneens gemotiveerde bestreden stelling van [coöperatieve vereniging] dat [verzoeker] [collega] via Whatsapp heeft bedreigd zoals omschreven in de hiervoor onder 2.9 en 2.10 omschreven schriftelijke verklaringen van [collega] respectievelijk [HR director 2]. Bij dit alles heeft te gelden dat het ontslag in elk geval voldoende onverwijld is gegeven aan [verzoeker] onder onverwijlde mededeling aan hem van de gronden daartoe.
4.4
Nu [verzoeker] het door [coöperatieve vereniging] gestelde voorval ter zake van de strandstoeltoeristen dat zij aan zijn ontslag ten gronde heeft gelegd gemotiveerd heeft bestreden, staat dat voorval niet vast. Dit temeer omdat alle overgelegde verklaringen op grond waarvan [coöperatieve vereniging] het voorval baseert niet redengevende verklaringen zijn van horen zeggen (van de desbetreffende toeristen). Ter zitting heeft [coöperatieve vereniging] desgevraagd zelf verklaard dat geen van de personen waarvan in dit verband door haar verklaringen zijn overgelegd ([collega], [security-manager] en [assistant chief engineer] dus) zelf heeft waargenomen dat [verzoeker] de strandstoelen tegen betaling van US$ 10,-- per strandstoel heeft verhuurd aan de strandstoeltoeristen. Dit klemt temeer omdat die toeristen een eigen belang hadden om aldus te verklaren om te voorkomen dat ze de toen bij hen in gebruik zijnde strandstoelen vrij moesten maken. Het voorval kan alleen vast komen te staan door levering van getuigenbewijs afkomstig uit eigen waarneming (van bedoelde toeristen dus), zoals ter zitting door [coöperatieve vereniging] is beaamd.
4.5 [
coöperatieve vereniging] wordt evenwel niet toegelaten tot het leveren van bedoeld bewijs door middel van het horen van getuigen, nu volstrekt onduidelijk is wie precies de personen zijn (de niet bij naam genoemde 4 strandstoeltoeristen dus) die uit eigen directe waarneming de lezing [coöperatieve vereniging] ter zake van het voorval zouden kunnen bevestigen. Door die personen om voor haar moverende redenen niet bij naam te duiden heeft [coöperatieve vereniging] naar het oordeel van het Gerecht niet voldaan aan haar stelplicht op dit onderdeel, hetgeen aan bewijslevering in de weg staat.
4.6
Vorenstaande brengt met zich dat het hoor [coöperatieve vereniging] gestelde voorval en daarmee de door haar in dit verband gestelde dringende reden voor het ontslag van [verzoeker] in elk geval niet vast komt te staan.
4.7 [
verzoeker] heeft de stelling van [coöperatieve vereniging], dat hij [collega] via WhatApp heeft bedreigd met de woorden
dat hij ([collega] dus) er spijt van zou krijgen een verrader te zijn en dat hij ([verzoeker] dus) zou weten waar hij [collega] kon vinden als hij ([verzoeker] dus) zijn baan zou verliezen [1] , of woorden van gelijke strekking, gemotiveerd bestreden. Die woorden staan daarom niet vast, terwijl [coöperatieve vereniging] te dezen wel heeft voldaan aan haar stelplicht. Nu zij dat heeft aangeboden zal [coöperatieve vereniging] in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen dat [verzoeker] voormelde door het Gerecht onderstreepte woorden (of woorden van gelijke strekking) via Whatsapp heeft geuit naar [collega] toe. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de in het dictum vermelde terechtzitting, tijdens welke maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord. Als blijkt dat [coöperatieve vereniging] meer dan drie getuigen wenst te doen horen, zal voor dat meerdere een nadere terechtzitting worden bepaald.
4.8 [
coöperatieve vereniging] dient uiterlijk drie dagen voor de zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar te maken aan het Gerecht en aan [verzoeker]. Aan het nalaten daarvan kan het Gerecht de hem juist voorkomende gevolgen verbinden.
4.9
Het getuigenverhoor zal plaatsvinden in de Nederlandse Taal. Indien [coöperatieve vereniging] getuigen wenst te doen horen die de Nederlandse Taal niet of onvoldoende beheersen, moet zij zorgdragen voor de aanwezigheid ter zitting van een professioneel optredende tolk.
4.1
In afwachting van bewijslevering en de daarna door partijen ieder voor zich te nemen conclusie na bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt [coöperatieve vereniging] in de gelegenheid om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen hetgeen zij ingevolge rechtsoverweging 4.7 dient te bewijzen;
-verwijst de zaak daartoe naar de terechtzitting van
dinsdag 14 november 2023 om 09:00 uur, tijdens welk zitting maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord;
-bepaalt dat [coöperatieve vereniging] uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar dient te maken aan het Gerecht en aan [verzoeker];
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Inhoudsindicatie
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: E.J. nr. AUA2023-1165
Inhoudsindicatie: EJ. Arbeid. Bewijsopdracht. Stelt de werkgever in de gelegenheid om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen dat de werknemer een collega heeft bedreigd zoals omschreven in rechtsoverweging 4.7
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig

Voetnoten

1.Die woorden - zo ze vast komen te staan - leveren naar het oordeel van het Gerecht objectief gezien een ontoelaatbare bedreiging op jegens [collega], die aldus die woorden als bedreiging heeft mogen opvatten.