ECLI:NL:OGEAA:2023:224

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202300657
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over doorbetaling loon na arbeidsongeval

In deze zaak vordert eiser, een werknemer, dat gedaagde, zijn werkgever, hem het loon doorbetaalt na een arbeidsongeval op 8 december 2022. Eiser stelt dat hij voor onbepaalde tijd in loondienst is bij gedaagde en dat zijn salaris Afl. 1.200,-- per quincena bedraagt. Na het ongeval heeft hij geen loon meer ontvangen en is hij niet aangemeld bij de Sociale Verzekeringsbank, waardoor hij niet verzekerd is voor ongevallen. Gedaagde betwist dat er een arbeidsovereenkomst bestaat en stelt dat eiser als zelfstandige werkte zonder gezagsverhouding. De rechter oordeelt dat er wel degelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat aan alle kenmerken van een arbeidsovereenkomst is voldaan: arbeid, loon en gezagsverhouding. Eiser heeft recht op doorbetaling van zijn loon voor een periode van zes weken na het ongeval, wat neerkomt op Afl. 3.600,-- bruto. De rechter wijst de vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding en de vordering tot vergoeding van gemaakte kosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 22 maart 2023 (bij vervroeging)
Behorend bij AUA202300657 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiser],
wonend te Aruba,
eiser,
hierna: [eiser],
gemachtigde: mr. F.M. Zara,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam V.B.A], h.o.d.n.
[zaak naam],
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
hierna: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 23 februari 2023;
- de akte wijziging c.q. aanvulling petitum, waartegen [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt;
- de e-mail d.d. 14 maart 2023 met producties van mr. Zara;
- de producties (waaronder gespreksopnamen) via we transfer ontvangen op 15 maart 2023 van mr. Baiz;
- de mondelinge behandeling op 16 maart 2023, waarbij zijn verschenen [eiser], vertegenwoordiger van [gedaagde] (vertegenwoordiger) namens [gedaagde] en mrs. Zara en Baiz, die het woord hebben gevoerd, mr. Baiz aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1. [
eiser] is op 18 februari 2019 in Aruba aangekomen. Hij verblijft hier sindsdien op basis van een asielaanvraag.
2.2. [
eiser] heeft vanaf oktober 2021 tot en met 8 december 2022 in verschillende perioden voor [gedaagde] gewerkt tegen een loon van aanvankelijk 13,50 en later 15,00 bruto per uur.
2.3.
Op 8 december 2022 is [eiser] tijdens werkzaamheden voor [gedaagde] van het dak van een woning gevallen, waarbij hij letsel heeft opgelopen. Op 9 december 2022 is [eiser] in het Horacio Oduber Hospitaal aan een fractuur geopereerd. Op 12 december 2022 is [eiser] uit het hospitaal ontslagen. In een ‘Medical Report’ (medische rapportage) van 4 januari 2023 rapporteert de behandelend chirurg:
(…) ‘ Operation: 09-12-2022 L1 fracture (fusion L1-L3). Bleed 800ml.
Post Operative Phase
Going uncomplicated. Patient can mobilize freely with a straight back, stooping movements shoud still be avoid. The patient must temporarily wear a corset to support him in this (application form has been provided). No other traumatic abnormalities emerged from the tertiary survey. (…)
Follow up:
19-12-2022: Good post-op evolution. Pain under control with medication. Neurological intact, wound clean and dry. Jewett corset indicated.
04-01-2023: Good, occasional pain, stiches removed, clean and dry wound, wearing jewett corset. It refers to physiotherapy. Isometric exercises are indicated, control February 8 with Xray.’
(...)
2.4. [
gedaagde] heeft zich ten opzichte van het hospitaal garant gesteld voor de medische behandelingskosten tot een bedrag van Afl. 21.769,41.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eiser] vordert -samengevat- na wijziging van zijn eis, dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
( a) primair [gedaagde] beveelt vanaf 8 december 2022 het loon van [eiser] door te blijven betalen tot de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd, op verbeurte van een dwangsom als [gedaagde] het vonnis niet nakomt;
( b) subsidiair [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een voorschot op schadevergoeding uit hoofde van het bedrijfsongeval gelijk aan de maandelijkse uitkering die hij op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering zou hebben genoten;
( c) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van en voorschot op schadevergoeding uit hoofde van het bedrijfsongeval gelijk aan zes maanden loon ofwel Afl. 14.400,00 zijnde de verwachte minimale duur van arbeidsongeschiktheid;
( d) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van Afl. 1.797,50 aan door hem gemaakte maar door [gedaagde] niet vergoede kosten.
( c) [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2. [
eiser] voert -samengevat- het volgende aan. Hij stelt dat hij bij [gedaagde] voor onbepaalde tijd in loondienst is. Zijn salaris bedraagt per quincena Afl. 1.200,--. Hij is tijdens zijn werk gevallen. [gedaagde] had geen veiligheidsmaatregelen getroffen. Na het ongeval heeft hij van [gedaagde] geen loon meer ontvangen. [gedaagde heeft hem niet aangemeld bij de SVB als gevolg waarvan hij niet verzekerd is ingevolge de Landsverordening Ongevallenverzekering.
3.3. [
gedaagde] voert -samengevat- het volgende verweer. Zij betwist dat tussen haar en [eiser] een arbeidsovereenkomst van kracht is. [eiser] verrichtte los en ongeregeld werk voor [gedaagde]. Hij kreeg geen loon, maar een vergoeding voor verleende diensten. Er was geen sprake van een gezagsverhouding. [eiser] werd alleen ingezet als hij beschikbaar was. [gedaagde] heeft veiligheidsmaatregelen getroffen. Voorafgaand aan de werkzaamheden op 8 december 2022 is [eiser] geïnstrueerd om gebruik te maken van de ter beschikking gestelde stellage en een harnas. Hij heeft zich niet aan de instructies gehouden. Het ongeval is het gevolg van bewuste roekeloosheid.
3.4.
De stellingen van partijen worden indien nodig hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Het spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening is door [gedaagde] niet bestreden en volgt ook uit de aard van de vorderingen van [eiser].
4.2.
Voor toewijzing van de vorderingen van [eiser] in kort geding is plaats indien met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat in een (eventueel) tussen partijen te voeren bodemprocedure gelijksoortige vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen.
4.3.1.
Het gerecht zal eerst ingaan op de vraag hoe de rechtsverhouding tussen [eiser] en [gedaagde] moet worden gekwalificeerd. [eiser] kwalificeert die rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst, [gedaagde] als een opdrachtovereenkomst, dan wel een aannemingsovereenkomst.
4.3.2. [
eiser] stelt dat hij vanaf oktober 2021 zonder onderbreking (naar het gerecht begrijpt 40 uur per week) voor [gedaagde] heeft gewerkt en per quincena een bedrag van Afl. 1.200,-- contant aan loon ontving. [gedaagde] betwist dat. Zij stelt dat [eiser] vanaf oktober 2021, met onderbrekingen, verschillende perioden voor haar heeft gewerkt. Ter onderbouwing daarvan heeft [gedaagde] maandoverzichten in het geding gebracht waarin is geregistreerd op welke dagen, voor hoeveel uur en tegen welk uurloon [eiser] werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. Daaruit blijkt dat [eiser] vanaf medio oktober 2021 met onderbrekingen verschillende perioden van telkens minder dan drie maanden voor [gedaagde] heeft gewerkt. De overzichten bevestigen dus de stelling van [gedaagde]. Dat, zoals zijn gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling naar voren bracht, [eiser] denkt dat de overzichten achteraf zijn gefabriceerd, is geen gemotiveerde betwisting van de juistheid van de overzichten. Het gerecht neemt de overzichten in dit geding als uitgangspunt. Bovendien kan ook uit de tijdens de mondelinge behandeling beluisterde tekstberichten van [vertegenwoordiger gedaagde], waarin hij informeerde naar de beschikbaarheid van [eiser] en de antwoorden van [eiser] dat hij niet beschikbaar was, worden afgeleid dat [eiser] niet aan een stuk, maar met tussenpozen voor [gedaagde] heeft gewerkt.
4.3.3.
Uit de overzichten blijkt dat [eiser] telkens voor een periode van minder dan drie opeenvolgende maanden voor [gedaagde] werkte. Een -door [gedaagde] te weerleggen- vermoeden (vgl. artikel 7:610a BW) dat de werkzaamheden krachtens een arbeidsovereenkomst werden verricht kan dan niet worden aangenomen. De kenmerken van een arbeidsovereenkomst zijn (a) arbeid, te verrichten door de werknemer persoonlijk, (b) loon en (c) een gezagsverhouding. Het gerecht heeft hiervoor vastgesteld dat [eiser] in verschillende perioden op verschillende projecten voor [gedaagde] heeft gewerkt. Uit de stellingen van partijen en de ter zitting beluisterde berichten leidt het gerecht af dat [eiser] telkens persoonlijk werd benaderd voor een klus en dat hij die werkzaamheden ook telkens zelf heeft verricht. Gesteld noch gebleken is bovendien dat [eiser] de werkzaamheden door anderen mocht laten verrichten. Het gerecht leidt daaruit af dat [eiser] de werkzaamheden (de arbeid) gedurende een zekere tijd telkens persoonlijk heeft verricht. Daarmee is aan het eerste kenmerk voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] voor zijn arbeid een uurloon ontving van aanvankelijk Afl. 13,50 en later Afl. 15,00 bruto per uur. Ook aan het tweede kenmerk is voldaan. Dan rest de vraag of er sprake was van een gezagsverhouding. Volgens de eigen stellingen van [gedaagde] heeft zij voorafgaand aan de werkzaamheden op 8 december 2022 tijdens een briefing expliciet veiligheidsinstructies gegeven aan [eiser]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat er met [eiser] een discussie ontstond over de noodzaak van de geïnstrueerde veiligheidsmaatregelen. [eiser] wilde daar niet aan voldoen. Op de vraag waarom [gedaagde] [eiser] toch aan het werk heeft laten gegaan, heeft [gedaagde] geantwoord dat [eiser] uiteindelijk had toegezegd dat hij de instructies zou opvolgen. Het gerecht leidt daaruit af dat [eiser] verplicht was de instructies van [gedaagde] op te volgen. Gesteld noch gebleken is verder dat [eiser] de opgedragen werkzaamheden naar eigen inzicht mocht verrichten. Onder die omstandigheden neemt het gerecht aan dat [eiser] aanwijzingen en instructies van [gedaagde] diende op te volgen en hij dus ondergeschikt was aan [gedaagde]. Ook aan het derde kenmerk is voldaan. Dat betekent aan alle elementen van een arbeidsovereenkomst is voldaan.
4.3.4.
Dat [eiser] niet verplicht was om zich beschikbaar te stellen als [gedaagde] een beroep op hem deed maakt het voorgaande niet anders. De rechtsverhouding tussen [gedaagde] en [eiser] en [gedaagde] kan worden aangemerkt als een oproepcontract in de vorm van een voorovereenkomst. Telkens als [eiser] gehoor gaf aan een oproep van [gedaagde] om te komen werken ontstond tussen hen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur die partijen met elkaar afspraken. Uit de door [gedaagde] overgelegde overzichten blijkt dat [eiser] met een zekere regelmaat voor kortere of langere perioden arbeid voor [gedaagde] verrichtte. Dat was ook het geval in de laatste overeengekomen periode.
4.4.1.
Tijdens de werkzaamheden in dienst van [gedaagde] overkwam [eiser] op 8 december 2022 een ongeval, als gevolg waarvan hij arbeidsongeschikt is geraakt. Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW heeft een werknemer die in verband met ongeschiktheid door ziekte of ongeval verhinderd is de overeengekomen arbeid te verrichten, recht op doorbetaling van zijn loon voor een betrekkelijk korte tijd, met een minimum van zes weken. [eiser] heeft dus in beginsel recht op doorbetaling van loon. Op dat loon strekt op grond van artikel 629 lid 2 BW in mindering een vergoeding die hem op grond van een ziekte- of ongevallenverzekering toekomt. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] aanspraak heeft op zo’n vergoeding. Op grond van artikel 629 lid 3 onder a bestaat de aanspraak op doorbetaling van het loon voor betrekkelijk korte tijd niet, indien de ziekte (of het ongeval) door opzet van de werknemer is veroorzaakt, maar dat heeft [gedaagde] niet gesteld. [eiser] heeft dus recht op doorbetaling van zijn loon na 8 december 2022, tenminste voor een periode van zes weken, tenzij de arbeidsovereenkomst op een eerder tijdstip eindigt, maar dat is gesteld noch gebleken.
4.4.2. [
gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser] als gevolg van het ongeval verhinderd was de arbeid te verrichten. [eiser] stelt dat hij nog steeds verhinderd is de arbeid te verrichten, maar hij heeft dat niet met bijvoorbeeld een (recente) medische verklaring onderbouwd. [gedaagde] stelt dat op dit moment niet vaststaat dat [eiser] volledig ongeschikt is om arbeid te verrichten. [gedaagde] wijst op de overgelegde medische rapportage (zie 2.3.) waaruit volgens haar blijkt dat [eiser] op 4 januari 2023 in goede toestand verkeerde en al dan niet met behulp van een korset met een rechte rug kon lopen. Voor zover [gedaagde] daaruit de gevolgtrekking maakt dat [eiser] vanaf 4 januari 2023 weer arbeidsgeschikt is, volgt het gerecht [gedaagde] daarin niet. Hoewel de huidige medische toestand van [eiser] onduidelijk is, leidt het gerecht uit de medische rapportage af dat [eiser] op 4 januari 2023 verhinderd was arbeid te verrichten. Uit de ‘follow up’ blijkt dat [eiser] het korset moest blijven dragen, fysiotherapie werd aanbevolen en op 4 februari 2023 een controle zou volgen met een röntgenonderzoek. Aannemelijk is dat [eiser] na 8 december 2022 in elk geval zes weken verhinderd is geweest de arbeid te verrichten en over die periode recht heeft op doorbetaling van zijn loon heeft.
4.4.3.
Uitgaande van een uurloon van Afl. 15,-- bruto komt aan [eiser] over de periode van zes weken na 8 december 2022 nog een loonbedrag toe van Afl. 3.600,-- bruto (Afl. 15 x 8 uur per dag x 5 dagen per week x 6 weken). De primaire vordering van [eiser] onder (a) is tot dit bedrag toewijsbaar. Met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat een soortgelijke vordering ook in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal het gerecht afwijzen, omdat die volgens de wet niet kan worden opgelegd in geval van veroordeling tot betaling van een geldsom.
4.5.
Aan een beoordeling van de subsidiaire vordering van [eiser] onder (b) komt het gerecht dan niet toe.
4.6.
De vordering van [eiser] onder (c) tot betaling van een voorschot op schadevergoeding gelijk aan zes maanden loon zal het gerecht afwijzen. [gedaagde] betwist de vordering en een onderbouwing van het gevorderde bedrag ontbreekt. Voor zover [eiser] aan die schadevordering ten grondslag heeft willen leggen dat [gedaagde] verzuimd heeft hem aan te melden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), als gevolg waarvan hij geen aanspraak heeft op een uitkering ingevolge de Landsverordening ongevallenverzekering, stelt het gerecht voorop dat een recht op uitkering ingevolge deze verordening eerst ontstaat in geval van arbeidsongeschiktheid. Hiervoor heeft het gerecht overwogen dat het uit de medische rapportage afleidt dat [eiser] na 8 december 2022 in elk geval zes weken verhinderd was de arbeid te verrichten en op [gedaagde] de verplichting rust over die periode loon door te betalen. Dat, en in hoeverre, [eiser] daarna verhinderd is gebleven de arbeid te verrichten heeft hij niet onderbouwd en evenmin aannemelijk gemaakt. Het gerecht kan dus niet vaststellen of [eiser], in het geval [gedaagde] hem bij de SVB had aangemeld, aanspraak had kunnen maken op een uitkering en dus schade heeft geleden. De vordering is al om die reden niet toewijsbaar.
4.7.
De vordering tot vergoeding van gemaakte kosten van Afl. 1.797,50 is evenmin toewijsbaar. De vordering wordt door [gedaagde] gemotiveerd betwist. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld of [gedaagde] heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van artikel 7:658 BW om zorg te dragen voor -kort gezegd- een veilige werkomgeving. Partijen verschillen daarover van mening. [gedaagde] stelt bovendien gemotiveerd dat het ongeval in belangrijke mate het gevolg is van bewuste roekeloosheid van [eiser]. Voor nader feitenonderzoek is in deze procedure geen plaats.
4.8.
De overige stellingen van partijen laat het gerecht buiten beschouwing, nu die niet tot een andere beslissing leiden.
4.9.
Als de -deels- in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] de proceskosten van [eiser] moeten vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 3.600,-- bruto;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de kant van [eiser] begroot op Afl. 450,-- aan griffiegeld, Afl. 193,85 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.