ECLI:NL:OGEAA:2023:205

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
AUA202002457
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van het Land Aruba voor schade door ongeval tijdens open dag brandweer

In deze bodemzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, en gedaagde, het Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. V. Emerencia. Eiseres vorderde schadevergoeding na een ongeval dat plaatsvond op 13 oktober 2019 tijdens de open dag van de brandweer. Eiseres heeft deelgenomen aan een zip-line activiteit, waarbij zij door een onveilige situatie op de landingsplaats ernstig letsel heeft opgelopen. De landingsplaats bestond uit onveilige, niet aan elkaar bevestigde pallets, zonder adequate veiligheidsmaatregelen. Eiseres heeft als gevolg van het ongeval meerdere breuken in haar linkerbeen opgelopen, is geopereerd en heeft blijvende schade. Het Gerecht oordeelde dat het Land aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden en nog zal lijden, en heeft de vorderingen van eiseres grotendeels toegewezen. Het Land is veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding, schade door verlies van arbeidsinkomen, kosten van mantelzorg, en andere gemaakte kosten. De toekomstige schade zal in een schadestaatprocedure verder worden vastgesteld. Het Gerecht heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen.

Uitspraak

Vonnis van 11 januari 2023
Behorend bij A.R. nr. AUA202002457
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonend te Aruba,
eiseres,
hierna: [eiseres],
gemachtigde: mr. G. de Hoogd,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon het
Land Aruba,
zetelend te Aruba,
gedaagde,
hierna: het Land,
gemachtigde: mr. V. Emerencia (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- verzoekschrift, ter griffie ingediend op 5 oktober 2020,
- conclusie van antwoord,
- conclusie van repliek tevens houdende akte eiswijziging,
- akte niet dienen.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1.
Op 13 oktober 2019 heeft [eiseres] samen met haar partner en diens kinderen de jaarlijks terugkerende open dag van de brandweer te [plaats] bezocht. Gedurende die dag werden diverse activiteiten voor het bezoekende publiek georganiseerd, waaronder een zogenaamde zip-line. Bij de zip-line activiteit waren door de brandweer geen waarschuwings- en instructieborden geplaatst.
2.2. [
eiseres] heeft samen met een neefje aan de zip-line activiteit deelgenomen. Zij zijn in een tandem-glide vanaf een opgebouwde stellage naar een landingsplaats/platform afgedaald. De landingsplaats aan het eind van de zip line was opgebouwd uit zeven op elkaar gestapelde houten pallets. De pallets waren niet aan elkaar bevestigd. De bovenste pallet was niet met een plaat afgedekt.
2.3.
Bij of na aankomst met de zip-line op de landingsplaats/het platform is [eiseres] met haar linkervoet in een opening/spleet van de bovenste pallet geraakt. Als gevolg daarvan is zij van de stellage ongeveer anderhalve meter naar beneden gevallen en met haar rug op een op de grond liggende pallet terecht gekomen, waarbij zij lichamelijk letsel heeft opgelopen (het ongeval).
2.4. [
eiseres] had meerdere breuken in haar linkerbeen en -knie, en is met spoed geopereerd. Het been/de knie van [eiseres] is gefixeerd met een roestvrijstalen plaat en 7 schroeven.
2.5. [
eiseres] heeft met haar been zes weken in het gips en vervolgens zes weken in een beugel gezeten. Gedurende het genezingsproces is [eiseres] een periode van drie maanden volledig afhankelijk geweest van de mantelzorg van haar partner. Tot heden gebruikt [eiseres] zware pijnstillers, die slechts deels werken.
2.6.
Als gevolg van het ongeval en de gevolgen daarvan kreeg [eiseres] paniek- en angstaanvallen en leed zij aan slapeloosheid, flashbacks en nachtmerries. De huisarts van [eiseres] heeft PTSS vastgesteld bij [eiseres], waarna ze is verwezen naar een psycholoog voor gespecialiseerde hulp.
2.7.
In verband met aanhoudende pijnklachten en omdat [eiseres] haar knie niet geheel kon buigen is [eiseres] na een MRI-scan wederom geopereerd, waarbij de metalen fixatie en littekenweefsel is verwijderd
2.8.
Als gevolg van het trauma in de knie kan [eiseres] met haar knie nu met hulp en handmatig een 90 graden flexie bereiken. In passieve toestand buigt de knie tot 80 graden flexie. [eiseres] heeft nog steeds pijnklachten. De prognose is dat dit in de toekomst zal verslechteren.
2.9.
Door de revalidatiearts verrichte onderzoeken hebben uitgewezen dat [eiseres] zes centimeter spierverlies in haar linkerbeen net boven de knie, zichtbare instabiliteit in haar linkerbeen en knie en mogelijk ook spierdystrofie heeft. Daardoor is het been van [eiseres] vervormd geraakt en zal nog verder vervormd raken, waardoor het voor haar onmogelijk is om zonder krukken te lopen. De linkerheup, -knie en -enkel van [eiseres] zijn niet langer op één lijn. [eiseres] zal daardoor voor onbepaalde tijd een corrigerende beugel moeten dragen om te proberen haar been recht te trekken. Zodra dit proces is voltooid, kan [eiseres] mogelijk zonder krukken lopen, maar met een verstevigende band. [eiseres] heeft blijvende schade aan haar linkerbeen en -knie, hetgeen blijvende invloed had en heeft op haar dagelijkse bezigheden en leven.
2.10.
Bij vonnis in kort geding van dit gerecht van 8 september 2021 is het Land veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een voorschot op schadevergoeding van Afl. 25.000,--.

3.HET GESCHIL

3.1. [
eiseres] vordert - zakelijk weergegeven - dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het Land veroordeelt om:
a. voor recht te bepalen dat het Land aansprakelijk is voor alle door [eiseres] geleden schade als gevolg van het ongeval van [eiseres] op 13 oktober 2019 op de open dag van de brandweer;
b. aan [eiseres] als immateriële schade te betalen de som van Afl. 40.000,--;
c. aan [eiseres] de geleden schade door verlies van arbeidsinkomen te betalen zijnde de som van Afl. 11.051,77;
d. aan [eiseres] voor geleden schade tot 30 juni 2021 aan mantelzorg te betalen de som van Afl. 39.175,--;
e. aan [eiseres] voor kosten ex artikel 6:96 lid 2 te betalen de som van Afl. 432,54;
f. aan [eiseres] als geleden schade vervoerskosten te betalen van Afl. 1.840,--;
g. aan [eiseres] te betalen gemaakte kosten c.q. overig geleden schade zijnde de som van Afl. 2.763,97;
h. aan [eiseres] te betalen de toekomstige schade nader op te maken bij staat en tot bepaling van deze schade zowel een arbeidsdeskundige als een actuaris te benoemen;
i. aan [eiseres] de proceskosten te betalen.
3.2. [
eiseres] voert daartoe -samengevat- aan dat het Land aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van het ongeval.
3.3.
Het Land voert verweer.
3.4.
De stellingen van partijen worden voor zover van belang hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Vast staat dat [eiseres] tijdens de op 13 oktober 2019 door de brandweer georganiseerde open dag bij haar deelname aan de zip-line activiteit ten val is gekomen en daarbij letsel heeft opgelopen. [eiseres] houdt het Land aansprakelijk voor de schade. Haar stellingen komen erop neer dat het Land (de brandweer) haar aan een gevaarlijke situatie heeft blootgesteld en daarmee onrechtmatig ten opzichte van haar heeft gehandeld. Het Land betwist dat.
4.2.
De vraag of aansprakelijkheid bestaat als gevolg van het in het leven roepen van een gevaarlijke situatie die voor anderen bij het niet in achtnemen van de juiste zorgvuldigheid en oplettendheid gevaarlijk is, moet volgens vaste rechtspraak worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waarbij in het bijzonder moet worden betrokken de mate van waarschijnlijkheid dat niet inachtneming van de vereiste oplettendheid en onvoorzichtigheid kan worden verwacht, hoe groot de kans is dat dit tot ongevallen leidt, de ernst van de gevolgen van zulke ongevallen en in hoeverre het bezwaarlijk is om veiligheidsmaatregelen te nemen.
4.3.
Vast staat dat de landingsplaats/het platform van de zip-line bestond uit zeven op elkaar gestapelde pallets, die los op elkaar lagen en niet aan elkaar waren bevestigd. Ook staat vast dat de gleuven/spleten van bovenste pallet niet waren afgedekt. Het gerecht gaat er vanuit dat een deelnemer bij de afdaling via de zip-line met een zekere snelheid op de landingsplaats aankomt. De ervaring leert dat deelnemers aan zo’n activiteit vaak in een uitgelaten stemming verkeren en minder oog hebben voor de gevaren die er zijn en niet –volledig- hun aandacht richten op de plek waar ze hun voeten neerzetten. Daar komt bij dat de deelnemers aan de zip-line activiteit bij de open dag niet doormiddel van borden veiligheidsinstructies hebben gekregen en/of zijn gewaarschuwd voor mogelijke gevaren. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] die instructies of waarschuwingen anderszins heeft gekregen. Het gerecht neemt verder als feit van algemene bekendheid in aanmerking dat de oppervlakte van een pallet niet veel groter is dan één vierkante meter. Daarop stond een medewerker van de brandweer om de deelnemers (in het geval van [eiseres] ook nog haar neefje) op te vangen, zodat er weinig bewegingsruimte was op de bovenste pallet. De kans dat een deelnemer onder die omstandigheden bij de landing met een voet in de gleuf/opening van de pallet terecht komt (de stelling van [eiseres]), of na op de pallet te zijn aangekomen een stap naar achteren zet en vervolgens in een gleuf/opening van de pallet terecht komt (de stelling van het Land), daardoor valt en als gevolg daarvan letsel oploopt, is naar het oordeel van het gerecht zeer waarschijnlijk. Het Land (de brandweer) heeft [eiseres] hiermee aan een gevaarlijke situatie blootgesteld. De door [eiseres] als productie in het geding gebrachte foto van de opgestapelde pallets spreekt boekdelen. De stellage ziet er amateuristisch en gammel uit en uit de foto blijkt niet dat rond de stellage valmatten zijn neergelegd. Deze onveilige situatie had op eenvoudige en goedkope wijze kunnen worden voorkomen, bijvoorbeeld door een groter platform te bouwen, de pallets aan elkaar te bevestigen, de bovenkant met een plaats af te dekken en door valmatten rond het platform neer te leggen. Dat de brandweer op vier achtereenvolgende open dagen een zelfde soort platform van pallets heeft gebruikt zonder dat er ongelukken zijn gebeurd rechtvaardigt niet de conclusie dat geen sprake was van onrechtmatige gevaarzetting. Het Land mag eerder van geluk spreken dat op de open dagen bij de zip- line activiteit niet eerder ongelukken zijn gebeurd. De vraag of het Land (de brandweer) tijdens de open dag op 13 oktober 2019 een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen beantwoordt het gerecht dus bevestigend.
4.4.
Het Land heeft nog aangevoerd dat [eiseres] in eerdere jaren zelf vrijwilliger was bij activiteiten op de open dag en desondanks heeft deelgenomen aan de zip-line activiteit. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, is dit een onbegrijpelijk (eigen schuld?) verweer, waaraan het gerecht als niet onderbouwd voorbij gaat. Dat geldt ook voor het (eigen schuld) verweer van het Land dat [eiseres] door de bijwerking van een door haar gebruikt medicijn bij het afglijden van de zip-line duizelig is geworden en bij aankomst op het platform om haar evenwicht te houden een stap naar achteren heeft gedaan. [eiseres] betwist dat zij duizelig was toen zij deelnam aan de activiteit en stelt dat zij nooit last heeft gehad van deze door het Land gestelde bijwerking van het door haar gebruikte medicijn. Enige concrete aanwijzing dat de val van het platform (mede) het gevolg is van door het gebruik van het medicijn veroorzaakte duizeligheid ontbreekt. Het gerecht gaat aan dat verweer voorbij.
4.5. [
eiseres] heeft bij conclusie van repliek haar eis gewijzigd en de door haar gevorderde schade gemotiveerd en met stukken onderbouwd. Het Land heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zich daartegen bij conclusie van dupliek te verweren, waarna akte niet dienen tegen het Land is verleend. Bij gebreke van (een gemotiveerd) verweer, zal het gerecht de schadevorderingen van [eiseres] toewijzen. Met betrekking tot de gestelde toekomstige schade zal het gerecht de zaak naar de schadestaatprocedure verwijzen. Deze procedure vangt aan met de betekening door [eiseres] aan het Land van een schadestaat, waarin het beloop van de schade waarvan de vereffening wordt gevorderd, gespecificeerd wordt opgegeven (artikel 613 Rv). Het Land kan zich daar dan tegen verweren. Pas in die procedure is zo nodig de benoeming van deskundigen aan de orde. In zoverre zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
4.6.
Het gerecht is er ambtshalve mee bekend dat bij vonnis in kort geding van dit gerecht van 8 september 2021 het Land is veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een voorschot op schadevergoeding van Afl. 25.000,--. Dat is onder de feiten in 2.10. al tot uitdrukking gebracht. Het gerecht zal daarmee bij de toewijzing van de vorderingen van [eiseres] rekening houden en het bedrag in mindering brengen op de toe te wijzen schadevergoeding ter zake mantelzorg.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet het Land de proceskosten van [eiseres] vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
5.1.
verklaart voor recht dat het Land aansprakelijk is voor alle door [eiseres] geleden schade als gevolg van het ongeval op 13 oktober 2019 op de open dag van de brandweer;
5.2.
veroordeelt het Land tot betaling aan [eiseres]:
- van immateriële schadevergoeding tot een bedrag van Afl. 40.000,--;
- van een bedrag van Afl. 11.051,77 wegens verlies van arbeidsinkomen;
- van de kosten van mantelzorg tot 30 juni 2021 ten bedrage van Afl. 14.175.-- (Afl.39.175,-- minus Afl. 25.000,--);
- van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ten bedrage van Afl. 432,54;
- van vervoerskosten ten bedrage van Afl. 1.840,--;
- van gemaakte kosten c.q. overig geleden schade ten bedrage van Afl. 2.763,97;
5.3.
veroordeelt het Land tot betaling aan [eiseres] van toekomstige schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
veroordeelt het Land in de proceskosten aan de kant van [eiseres] begroot op Afl. 750,-- aan vast recht, Afl. 196,80 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris gemachtigde (1 punt, tarief 6);
5.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.