ECLI:NL:OGEAA:2023:204

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
AUA202000839
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een lening of schenking in civiele procedure

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde tot terugbetaling van een bedrag van Afl. 63.000,--. Eiser stelt dat hij dit bedrag op 15 februari 2018 aan gedaagde heeft geleend voor de aankoop van een perceel domeingrond. De lening zou in 58 maandelijkse termijnen van Afl. 1.200,-- worden terugbetaald, te beginnen na de intrek in de woning op het aangekochte perceel. Gedaagde heeft echter nooit een termijn afgelost en betwist de lening, stellende dat het bedrag een schenking was. Eiser heeft conservatoir beslag gelegd op het loon van gedaagde ter verzekering van verhaal.

De procedure omvatte een verzoekschrift, een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek en een conclusie van dupliek. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een bankafschrift van de overboeking en WhatsApp-berichten van gedaagde. Het gerecht oordeelt dat het bankafschrift niet voldoende bewijs levert voor de lening, omdat de omschrijving van de overboeking ontbreekt. De WhatsApp-berichten bieden ook geen sluitend bewijs voor de stelling van eiser dat het bedrag geleend is. Het gerecht concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de geldleningsovereenkomst en houdt het ervoor dat het bedrag aan gedaagde is geschonken, waardoor er geen terugbetalingsverplichting bestaat.

De vordering van eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op Afl. 3.000,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 11 januari 2023 door rechter J.A. van Voorthuizen.

Uitspraak

Vonnis van 11 januari 2023
Behorend bij A.R. nr. AUA202000839
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
wonend te Aruba,
eiser,
hierna: [eiser],
gemachtigde: mr. M.O. Lopez,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 10 maart 2020;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

2.1. [
eiser] vordert -samengevat- dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan hem van een bedrag van Afl. 63.000,--, vermeerderd met 15% incassokosten, 9% rente per jaar en de proceskosten.
2.2. [
eiser] legt -samengevat- aan zijn vordering ten grondslag dat hij op 15 februari 2018 aan [gedaagde] een bedrag van Afl. 63.000,-- heeft geleend ten behoeve van de aankoop van een perceel domeingrond. [gedaagde] zou de geldlening, vermeerderd met kosten en 9 % rente per jaar, aflossen in 58 maandelijkse termijnen van Afl. 1.200,-- vanaf het moment dat zij haar intrek zou nemen in de nog te bouwen woning op het aangekochte perceel domeingrond. Verder is overeengekomen dat ingeval van niet nakoming van haar aflossingsverplichtingen het verschuldigde bedrag onmiddellijk opeisbaar is. De overeenkomst is niet schriftelijk vastgelegd. In juli 2019 heeft [gedaagde] haar intrek genomen in de woning. Zij heeft sindsdien nooit één maandelijkse termijn afgelost. Op 5 februari 2020 is [gedaagde] gesommeerd tot betaling van het openstaande bedrag vermeerderd met kosten en rente. Ter verzekering van verhaal heeft [eiser] conservatoir beslag gelegd op het loon van [gedaagde].
2.3. [
gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij betwist dat zij het bedrag van [eiser] heeft geleend. Hij heeft het aan haar geschonken.
2.4.
De stellingen van partijen worden indien van belang hierna besproken.
2.5.
Vast staat dat [eiser] op 15 augustus 2018 een bedrag van Afl. 63.000,-- van zijn bankrekening bij Banco di Caribe heeft overgeboekt op de bankrekening van [gedaagde] bij Aruba Bank. Nu [gedaagde] gemotiveerd betwist dat zij dit bedrag van [eiser] heeft geleend, zij stelt dat hij het bedrag aan haar heeft geschonken en het daarom niet heeft terugbetaald, rust op [eiser] de bewijslast van de geldleningsovereenkomst. [eiser] heeft als bewijs schriftelijke bescheiden in het geding gebracht. Het bankafschrift van de overboeking levert dat bewijs niet op. Daaruit blijkt wel dat het bedrag is overgemaakt, maar een omschrijving van de overboeking ontbreekt. De schriftelijke verklaring van [eiser]’s levenspartner levert evenmin bewijs op. Zij verklaart niet uit eigen wetenschap, maar over wat zij van [eiser] zelf heeft gehoord. [eiser] heeft verder als bewijs van zijn stelling print-outs van WhatsApp-berichten van [gedaagde] overgelegd. [gedaagde] deelt daarin mee dat zij [eiser] zal betalen en geeft aan wat voor haar maandelijks haalbaar is, maar zij smeekt hem ook om het beslag op haar loon op te heffen. Het lijkt erop dat [gedaagde] haar betalingstoezegging heeft gedaan onder de druk van het gelegde loonbeslag. In geen van de berichten erkent zij met zoveel woorden dat zij het bedrag van Afl. 63.000,-- van [eiser] heeft geleend. De WhatsApp berichten leveren naar het oordeel van het gerecht geen bewijs op van de stelling van [eiser] dat hij het bedrag van Afl. 63.000,-- aan [gedaagde] heeft geleend; hooguit een indicatie, maar dat is niet voldoende.
2.6. [
eiser] heeft geen (nader) bewijs aangeboden en het gerecht ziet geen aanleiding hem ambtshalve tot (nadere) bewijslevering toe te laten. Nu niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [eiser] het bedrag van Afl. 63.000,-- aan [gedaagde] heeft uitgeleend, moet het er voor worden gehouden dat hij het bedrag aan haar heeft geschonken en dat op [gedaagde] geen terugbetalingsverplichting rust. De vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
2.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] de proceskosten van [gedaagde] moeten vergoeden.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de kant van [gedaagde] begroot op Afl. 3.000,-- aan salaris gemachtigde (2 punten, tarief 6).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.