ECLI:NL:OGEAA:2023:20

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
P-2022/09698
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag en rijden zonder rijbewijs

Op 11 mei 2023 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 2 oktober 2022 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval waarbij drie jonge mensen om het leven kwamen. De verdachte, die zonder geldig rijbewijs reed en onder invloed van alcohol was, veroorzaakte het ongeval door roekeloos en onoplettend rijgedrag. Tijdens de rechtszaak werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar en ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De verdachte werd vrijgesproken van het rijden onder invloed, maar werd wel schuldig bevonden aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden, wat leidde tot de fatale aanrijding met een Chevrolet Aveo. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een aan zijn schuld te wijten zeer ernstig verkeersongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen werden grotendeels niet-ontvankelijk verklaard, met uitzondering van een schadevergoeding voor immateriële schade aan de vader van een van de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer: P-2022/09698
Zaaknummer: 61 van 2023
Uitspraak: 11 mei 2023 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2023. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed, advocaat in Aruba.
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen tot elk een bedrag van Awg. 5.000,-, de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hetgeen zij overigens hebben gevorderd en de oplegging van een bij de (deels) toewijsbare vorderingen behorende schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft hij gevorderd de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de tijd van vijf (5) jaren.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 en deels van het onder 1 ten laste gelegde en hij heeft verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de [benadeelde partij 1]. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht. De raadsman heeft aanvullend een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
1. hij op 2 oktober 2022 in Aruba, als weggebruiker, te weten als bestuurder van een motorvoertuig, van het merk Nissan, model Skyline, met kenteken [kenteken 1],
daarmee rijdende op een voor het verkeer openstaande weg, te weten de weg leidende door Sero Colorado, voorbij de rode anker,
zich zodanig heeft gedragen, dat aan zijn schuld te wijten een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorvoertuig roekeloos en/of zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, te rijden,
waardoor anderen, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zijnde
bestuurster en mede-inzittenden van een personenauto van het merk Chevrolet, model Aveo, gekentekend [kenteken 2], werden gedood,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte:
- zonder in bezit te zijn van een geldig rijbewijs,
- onder invloed van alcohol op voornoemde weg, in de zuidelijke richting met zijn voertuig reed,
- terwijl hij (zeer) vermoeid en slaperig was en daarbij niet althans niet voldoende en/of bij voortduring zijn aandacht heeft gericht en/of gericht gehouden op het voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg,
- in strijd met het gestelde in artikel 18 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door niet althans onvoldoende met zijn motorvoertuig rechts aan te houden, althans naar links heeft gestuurd en/of is gegaan,
- in strijd met het gestelde in artikel 29 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door niet de snelheid van het door hem bestuurde voertuig (personenauto) heeft geregeld dat hij in staat was het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (Sero Colorado) kon overzien en deze vrij was,
- in strijd met het gestelde in artikel 31 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door met een gemiddelde snelheid, ongeveer gelegen tussen de 106 en 126 kilometer per uur, althans met een aanzienlijke hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, zich in de toestand verkeerde bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening wegverkeer en in ernstige mate een krachtens de Landsverordening wegverkeer vastgestelde maximumsnelheid heeft overschreden;
althans, indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
subsidiair
hij op 2 oktober 2022 in Aruba,
als weggebruiker, te weten als bestuurder van een motorvoertuig, van het merk Nissan, model Skyline, met kenteken [kenteken 1], daarmee rijdende op een voor het verkeer openstaande weg, te weten de weg leidende door Sero Colorado, voorbij de rode anker, zich zodanig heeft gedragen, dat daardoor de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak werd belemmerd en/of de veiligheid op die weg in gevaar werd gebracht en/of redelijkerwijs was aan te nemen dat de veiligheid op de weg in gevaar kon worden gebracht, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- terwijl hij niet in bezit was van een geldig rijbewijs,
-
zeer vermoeid en slaperig was,
- onder invloed van alcohol op voornoemde weg, in de zuidelijke richting met zijn voertuig reed,
- in strijd met het gestelde in artikel 29 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door niet de snelheid van het door hem bestuurde voertuig (personenauto) heeft geregeld dat hij in staat was het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (Sero Colorado) kon overzien en deze vrij was,
- in strijd met het gestelde in artikel 31 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door met een gemiddelde snelheid, ongeveer gelegen tussen de 106 en 126 kilometer per uur, althans met een aanzienlijke hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden,
- in strijd met het gestelde in artikel 18 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door niet althans onvoldoende met zijn motorvoertuig rechts aan te houden, althans naar links heeft gestuurd en/of is gegaan,
- waardoor hij, verdachte, gebotst is tegen althans in aanrijding is gekomen met een zijn tegemoetkomende personenauto van het merk Chevrolet, model Aveo, gekentekend [kenteken 2];
2. hij als ingezetene van Aruba, op 2 oktober 2022 in Aruba,
als bestuurder van een motorvoertuig,
van het merk Nissan, model Skyline, met kenteken [kenteken 1],
daarmee in de zuidelijke richting heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de weg leidende door Sero Colorado,
voorbij de rode anker,
zonder dat verdachte toen bij zich heeft gehad een ten name van verdachte gesteld
door de Minister van Justitie afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig van de aard als waarmee toen daar gereden werd;
3. hij op 2 oktober 2022 in Aruba, als bestuurder van een voertuig van het merk Nissan, model Skyline, met kenteken [kenteken 1],
dit voertuig heeft bestuurd, terwijl verdachte verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Verweren en bewijsoverwegingen
Feit 3
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol of een andere stof, waardoor de verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat was of geacht moest worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte in de nacht voorafgaande aan het ongeval meerdere consumpties alcoholhoudende drank heeft gebruikt, dat hij na het ongeval bij een ademtest een score boven de wettelijke limiet blies en dat hij een ongeval heeft veroorzaakt, waaruit volgt dat de verdachte ten tijde van het rijden in de door hem bestuurde auto, onder zodanige invloed is geweest dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat voor een veroordeling ter zake van artikel 5 van de Landsverordening wegverkeer (verder: LWV) de bestuurder onder zodanige invloed moet zijn van een stof die de rijvaardigheid vermindert dat bij het onderzoek van de adem of het bloed een alcoholgehalte boven een bepaalde wettelijke limiet wordt vastgesteld dan wel dat de bestuurder onder zodanige invloed is dat de rijvaardigheid daardoor zodanig wordt verminderd dat de bestuurder niet tot behoorlijk besturen in staat is. In het eerste geval wijst een ademanalyse of het onderzoek van een bloedmonster uit of de bestuurder boven de wettelijke limiet scoort. In het tweede geval zal uit feitelijke vaststellingen moeten volgen dat de bestuurder onder invloed was én dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat was.
Het gerecht stelt het volgende vast.
De verdachte heeft verklaard dat hij tussen middernacht en 3 uur in de ochtend van 2 oktober 2022 vier à vijf glazen Hennessy met cola had gedronken. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte meer dan die hoeveelheid zou hebben gedronken. Op grond van de door getuigen bevestigde tijdstippen stelt het gerecht vast dat de verdachte ongeveer zeven uren na de laatste inname van alcoholhoudende drank, is gaan rijden. Op grond van de hoeveelheid drank en de sinds de inname verstreken tijd, kan niet reeds op grond daarvan worden geconcludeerd dat deze alcoholinname zodanig was dat de verdachte ten tijde van het besturen van de auto (nog) onder zodanige invloed was dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
De bij de verdachte afgenomen ademtest wees op een waarde enigszins boven de wettelijke limiet van 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. De verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat hij kort voordat hij ging rijden mondspoeling (“Listerine”) heeft gebruikt die alcohol bevat en dat dit gebruik de score van de ademtest kan verklaren. Hoewel het bijzonder is dat de verdachte dit verweer ter zitting voor het eerst heeft gevoerd, kan dit niet door het dossier worden weerlegd.
Nadat de verdachte in het ziekenhuis was opgenomen is bij hem, ongeveer 3 uren na de ademtest, bloed afgenomen waarvan een monster is onderzocht in het laboratorium. De uitslag van dat onderzoek houdt in dat de hoeveelheid gevonden ethanol (bloedalcohol na het innemen van alcoholhoudende drank) in verdachtes bloed nul was. Ook als rekening wordt gehouden met het feit dat de score nul niet absoluut is in die zin dat een score onder de wettelijke limiet als nul wordt vermeld, moet er op grond van dit onderzoek vanuit worden gegaan dat de verdachte toen in elk geval niet een zodanige hoeveelheid alcohol in zijn bloed had, dat reeds daaruit kan worden afgeleid dat hij ten tijde van het rijden onder zodanige invloed was, dat hij niet naar behoren een auto kon besturen.
Voorts is uit het dossier niet gebleken dat getuigen melding hebben gemaakt van afwijkend of opvallend rijgedrag dat past bij het dronken of anderszins onder invloed besturen ten tijde van of kort voor het ongeval. Het enkele feit dat de verdachte bij een verkeersongeval betrokken is geraakt kan niet reeds op zichzelf de conclusie dragen dat hij onder zodanige invloed moet hebben gereden dat zijn rijvaardigheid daardoor verminderd werd. Dat geldt in casu te meer nu blijkens het dossier en de tenlastelegging meerdere factoren een rol zouden hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval.
Daar op grond van de door de verdachte gedronken hoeveelheid alcoholhoudende drank dan wel op grond van de score bij het adem- en bloedonderzoek dan wel op grond van feitelijke gedragingen niet met de voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte onder zodanige invloed was dat hij niet naar behoren een voertuig kon besturen, zal de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 1
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte partieel van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden in de zin van artikel 5 LWV en evenmin dat hij roekeloos heeft gereden. De raadsman heeft voorts bepleit dat de snelheid waarmee de verdachte zou hebben gereden mogelijk een hogere snelheid was dan toegestaan, maar dat niet voldoende is vast komen te staan dat de verdachte heeft gereden met een snelheid van 117 kilometer per uur.
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat er sprake is van een alternatief scenario inhoudend dat verdachte moest uitwijken voor een tegemoetkomende auto.
Onder invloed van een stof
Zoals hiervoor is overwogen met betrekking tot feit 3, concludeert het Gerecht dat op grond van het dossier met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte zodanig onder invloed was van een stof die de rijvaardigheid beïnvloedt, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Van het als strafverzwarende omstandigheid onder feit 1 tenlastegelegde rijden in de toestand van artikel 5 van de LWV dient de verdachte derhalve te worden vrijgesproken.
Roekeloos
Van het bestanddeel roekeloos als bedoeld in artikel 40, tweede lid, LWV is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat de verdachte door meerdere buitengewoon onvoorzichtige gedragingen een zeer ernstig gevaar in het leven heeft geroepen, waarbij de verdachte zich daarvan bewust was of had moeten zijn. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat “roekeloosheid” in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder “roekeloos”, in de betekenis van “onberaden”, wordt verstaan.
Het Gerecht komt tot de conclusie dat op grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een of meerdere buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte die een ernstig gevaar hebben veroorzaakt. Het aan de verdachte tenlastegelegde, rijden met een te hoge snelheid en in vermoeide toestand, is onvoldoende om van roekeloosheid te spreken. Het gevolg van het handelen van de verdachte, kan niet meewerken aan de vaststelling van roekeloosheid. Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat er sprake is van roekeloosheid in de zin van de LWV. Met de officier van justitie en de raadsman is het Gerecht van oordeel dat de verdachte van het bestanddeel “roekeloos’’ dient te worden vrijgesproken.
Voor bewezenverklaring van overtreding van artikel 4, eerste lid, LWV moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid bij de verdachte. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van het voornoemd artikel, maar is bepalend het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan niet reeds worden afgeleid dat er sprake is van schuld in hiervoor bedoelde zin. Het gerecht ziet zich daarom gesteld voor de vraag of er sprake is van zodanige gedragingen van de verdachte dat er sprake is van een of meerdere verkeersovertredingen die hebben geleid tot het hem verweten ongeval en dermate onvoorzichtig of onachtzaam of onoplettend zijn, dat de verdachte daarvoor een verwijt treft.
De feiten
De volgende feitelijke gang van zaken kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld. De verdachte was op 2 oktober 2022, omstreeks 10:35 uur, op de weg leidende door Seroe Colorado te Aruba, bestuurder van de zwarte auto van het merk Nissan, model Skyline, met de kentekenplaten [kenteken 1]. [1]
De verdachte heeft in de nachtelijke uren van 2 oktober 2022 een feest bij “Batata Beach” te Zeewijk bijgewoond, waar hij in de tijd tussen 00:00 uur en 03:00 uur, vier à vijf eenheden (cups) Hennessy met cola heeft gedronken. Hij heeft daarna thuis iets gegeten en is rond 04:00 uur gaan slapen. Verdachte is omstreeks 08:00 uur wakker geworden en hij heeft, na hen verzorgd te hebben, de kinderen bij hun moeder afgezet. De verdachte zag er ten tijde van het afzetten van de kinderen moe uit, aldus de moeder van de kinderen. [2]
De verdachte is toen en even later, op weg naar zijn werk, achter het stuur van de Nissan Skyline gekropen wetende dat hij niet in bezit was van een rijbewijs. [3] De Nissan Skyline bleek ten tijde van de aanrijding niet gekeurd te zijn. [4] Gebleken is dat de toenmalige staat van de auto, met onder meer de met tintfolie beplakte zij- en voorruiten met een lichtdoorlaatbaarheid respectievelijk 12% en 7%, zodanig was dat de auto nimmer goedgekeurd had kunnen worden. [5] De verdachte had de auto van kentekenplaten voorzien die niet bij die auto behoorden en de auto was niet verzekerd.
Op videobeelden opgenomen door camera’s bij restaurant [naam restaurant] is te zien hoe de door verdachte bestuurde Nissan Skyline omstreeks 10:31:31 uur in oostelijke richting over de St. Christoffelbergweg reed [6] . Ter hoogte van de eerste bocht na het rode anker kwam de Nissan Skyline op de linker weghelft, bedoeld voor tegemoetkomend verkeer, terecht en botste daar frontaal op de hem tegemoetkomende rode Chevrolet Aveo. Verdachte reed op het moment van de botsing volgens het resultaat van het onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI-rapport) met een snelheid tussen 106 en 126 kilometer per uur. [7] Als gevolg van de aanrijding kwamen drie van de inzittenden van de Chevrolet Aveo, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te overlijden. [8] De ter plaatse gekomen hulpverleners konden niets meer voor hen betekenen.
Uit het dossier volgt dat de verdachte onder een aantal van zijn collega’s bekend stond in verband met te hard rijden en het doen van “stunts” met de door hem bestuurde voertuigen. [9] , [10]
Oordeel Gerecht
Naar het oordeel van het Gerecht reed verdachte in de door hem bestuurde Nissan Skyline op 2 oktober 2022 over de weg door Seroe Colorado langs het rode anker. Uit de tegenovergestelde richting kwam de rode Chevrolet Aveo aanrijden. Ter hoogte van de eerste bocht na het rode anker kwam verdachte op de voor hem gezien zijn rijrichting linker weghelft bedoeld voor tegemoetkomend verkeer. De door hem bestuurde personenauto kwam in aanrijding met de auto waarin de slachtoffers zaten. Zij liepen dermate ernstige letsels op dat zij ten gevolge daarvan ter plaatse zijn overleden.
Snelheid
Op de plaats van het ongeval, de weg leidende door Seroe Colorado, gold een maximum snelheid van 80 kilometer per uur. Zoals blijkt uit het NFI-rapport met betrekking tot de botsnelheid, reed de verdachte met een snelheid van minimaal 106 kilometer per uur en van maximaal 126 kilometer per uur op het moment van de botsing. De deskundige van het NFI concludeert dat de naald van de snelheidsmeter in het instrumentenpaneel was blijven steken op 117 kilometer uur, welke snelheid past binnen de door de deskundige berekende minimum- en maximumsnelheid van de door de verdachte bestuurde auto, waarbij volgens de deskundige niet aannemelijk is dat de snelheidsmeter door de botsing op die waarde is komen te staan. De enkele stelling van de verdachte dat hij niet voortdurend op de snelheid heeft gelet en dat hij het gevoel had mogelijk te hard te rijden, maar niet zo hard, kan de conclusie van de deskundige niet weerleggen. Het Gerecht neemt de conclusie van de deskundige over en gaat ervan uit dat verdachte met een snelheid van 117 kilometer per uur reed op het moment van de aanrijding.
Samenvatting verkeersgedrag van de verdachte
De verdachte heeft kort voor en ten tijde van de aanrijding:
  • aanzienlijk, te weten 37 kilometer per uur, te hard gereden (overtreding artikel 31 Landsbesluit verkeersregels);
  • onvoldoende rechts gehouden, dan wel naar links gereden (overtreding artikel 18 Landerverordening verkeersregels);
  • gereden zonder rijbewijs (overtreding artikel 10 Landsverordening wegverkeer);
  • gereden als bestuurder van een auto met de stuurkolom rechts;
  • gereden in een niet gekeurd motorvoertuig (overtreding artikel 16 Landsverordening wegverkeer);
  • gereden in een niet verzekerd motorvoertuig (overtreding artikel 2 Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen);
  • gereden met dat voertuig terwijl de met “tint” beplakte zijruiten en voorruit een lichtdoorlaatbaarheid hadden van respectievelijk 12% en 7%;
  • gereden terwijl hij kennelijk vermoeid was en in elk geval slechts ongeveer vier uur had geslapen.
De aanwezigheid van schuld en de mate daarvan
Het Gerecht is van oordeel dat de hierboven aangehaalde feitelijke gedragingen van de verdachte, door hun aard, veelheid en ernst en mede gelet op de hierna te noemen overige omstandigheden van het geval, de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte schuld heeft aan het hem verweten verkeersongeval in de zin van artikel 4 Landsverordening wegverkeer.
Het Gerecht komt op grond van het hiervoor geschetste verkeersgedrag van de verdachte tot de conclusie dat de verdachte op hoogst onverantwoorde wijze, met zeer beperkt zicht in een auto die nog meer dan gemiddeld zicht vereist, is gaan rijden en daarbij meerdere, de verkeersveiligheid beschermende regels, in ernstige mate heeft overtreden. Het Gerecht komt daarom tot de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden op 2 oktober 2022. Daarbij weegt zwaar dat de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet slechts in ernstige mate de maximumsnelheid overtrof, maar ook zodanig was dat bij een dreigend incident, het voorkomen daarvan onmogelijk was geworden. Dat door de verdachte in het leven geroepen risico heeft zich daadwerkelijk verwezenlijkt.
Alternatief scenario
De verdachte en zijn raadsman hebben een alternatief scenario gepresenteerd dat kortgezegd inhoudt dat de verdachte moest uitwijken voor een hem tegemoetkomend voertuig dat deels op de weghelft van de verdachte zou hebben gereden, waardoor de door de verdachte bestuurde auto in een slip raakte en zo op de linker weghelft terechtkwam.
Met betrekking tot dit alternatief scenario is het Gerecht van oordeel dat het geen steun vindt in het dossier en dat het wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het Gerecht heeft daarbij acht geslagen op de wisselende verklaringen van verdachte, zowel bij de politie als ter zitting, over onder andere de kleur van het tegemoetkomend voertuig, de mate waarin dat voertuig op zijn, verdachtes, weghelft zou hebben gereden en de door de verkeersspecialisten van het Korps Politie Aruba vastgestelde wegbreedte ter plaatse. Voorts is het door de verdachte aangeduide voertuig niet te zien op de camerabeelden en hebben getuigen daarover niets verklaard dan wel anders verklaard dan de verdachte. Het Gerecht acht de verklaring van de verdachte over een tegenligger waarvoor hij moest uitwijken, met een slip en de aanrijding tot gevolg, ongeloofwaardig. Het verweer, kennelijk strekkende tot het niet aannemen van schuld bij de verdachte, kan niet slagen.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte het onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 2 oktober 2022 in Aruba, als weggebruiker, te weten als bestuurder van een motorvoertuig, van het merk Nissan, model Skyline, met kenteken [kenteken 1],
daarmee rijdende op een voor het verkeer openstaande weg, te weten de weg leidende door Sero
eColorado, voorbij
dehetrode anker,
zich zodanig heeft gedragen, dat
eenaan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorvoertuig
roekeloos en/of zeer althansaanmerkelijk onvoorzichtig en
/ofonoplettend
en/of onachtzaam, te rijden, waardoor anderen, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zijnde bestuurster en mede-inzittenden van een personenauto van het merk Chevrolet, model Aveo, gekentekend [kenteken 2], werden gedood,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte:
- zonder in bezit te zijn van een geldig rijbewijs,
-
onder invloed van alcohol op voornoemde weg, in de zuidelijke richting met zijn voertuig reed,
- terwijl hij
(zeer)vermoeid
en slaperigwas en daarbij
niet althansniet voldoende en/of bij voortduring zijn aandacht heeft gericht en/of gericht gehouden op het voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg,
- in strijd met het gestelde in artikel 18 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door niet
althans onvoldoendemet zijn motorvoertuig rechts
aante
houdenrijden,
althansennaar links
heeft gestuurd en/ofis gegaan,
- in strijd met het gestelde in artikel 29 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door niet de snelheid van het door hem bestuurde voertuig (personenauto)
zo te regelendat hij in staat was het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg
(Sero Colorado)kon overzien en deze vrij was,
- in strijd met het gestelde in artikel 31 van het Landsbesluit verkeersregels heeft gehandeld door met een
gemiddeldesnelheid,
ongeveergelegen tussen
de106 en 126 kilometer per uur,
althans met een aanzienlijke hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden,te rijden,
zulks terwijl het feit
is veroorzaakt ofmede is veroorzaakt doordat hij, verdachte,
zich in de toestand verkeerde bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening wegverkeer enin ernstige mate een krachtens de Landsverordening wegverkeer vastgestelde maximumsnelheid heeft overschreden;
2. hij als ingezetene van Aruba, op 2 oktober 2022 in Aruba, als bestuurder van een motorvoertuig, van het merk Nissan, model Skyline, met kenteken [kenteken 1], daarmee
in de zuidelijke richtingheeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de weg leidende door Sero
eColorado, voorbij
dehetrode anker, zonder dat verdachte toen bij zich heeft gehad een ten name van verdachte gesteld door de Minister van Justitie afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig
van de aardals waarmee toen daar gereden werd.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Omwille van de leesbaarheid zijn deze wijzigingen in de bewezenverklaring
cursiefweergeven.
Bewijsmiddelen
De raadsman heeft ten tijde van de pro-formazitting bepleit dat de verklaringen van de door de politie gehoorde getuige [getuige 4] dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Ter gelegenheid van de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting heeft de raadsman gepersisteerd bij dit verweer.
Nu het Gerecht de verklaringen van de getuige [getuige 4] niet tot bewijs heeft gebezigd, behoeft dit verweer geen verdere bespreking.
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Handelen in strijd met het verbod als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Landverordening wegverkeer, terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de verdachte de bij Landsverordening vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden,
strafbaar gesteld bij artikel 40, eerste lid juncto derde lid, van deze Landsverordening.
2. Handelen in strijd met het verbod als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Landverordening wegverkeer,
strafbaar gesteld bij artikel 40, vierde lid, van deze Landsverordening.
Er zijn, zoals hiervoor reeds overwogen, geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten. Die verhouding komt onder meer tot uitdrukking in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten door het Gerecht eerder zijn opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aan zijn schuld te wijten zeer ernstig verkeersongeval. Verdachte is na een avond stappen, na enig alcoholgebruik en na weinig slaap, gaan rijden. De verdachte beschikte niet over een rijbewijs en evenmin over toestemming van de eigenaar van de Nissan Skyline om deze auto te besturen.
Hij heeft vervolgens, in een zogenoemde right hand drive-auto met door “tint” ernstig beperkt zicht, zo hard en onvoorzichtig en/of onoplettend gereden dat hij vermoedelijk als gevolg hiervan de macht over het stuur is verloren en/of in een slip is geraakt en vervolgens op de voor hem linker weghelft terecht is gekomen en daar op de auto waarin de slachtoffers zaten, is gebotst.
Twee jonge vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die beiden nog een heel leven voor zich hadden, zijn door dit ongeval om het leven gekomen. Ook een kind van nog maar net twee jaren jong, [slachtoffer 3], heeft het leven verloren bij dit voor de nabestaanden en de personen in hun omgeving maar ook voor de samenleving van Aruba schokkende ongeval.
In het verkeer moeten verkeersdeelnemers erop kunnen vertrouwen dat iedere verkeersdeelnemer zich nauwgezet aan de verkeersregels houdt nu die mede dienen ter bescherming van ieders gezondheid en welzijn. Voorts moet erop vertrouwd kunnen worden dat verkeersdeelnemers zich zodanig gedragen dat een adequate reactie te allen tijde mogelijk blijft. Door niet goed op te letten, veel te hard te rijden en ook overigens op onverantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen, heeft de verdachte de ook voor hem geldende verkeersregels genegeerd, met het vreselijke, voor drie personen fatale gevolg. Hiermee heeft verdachte de slachtoffers het meest kostbare, hun leven, ontnomen. De verdachte heeft met zijn handelen een onomkeerbaar verlies teweeggebracht en groot leed veroorzaakt bij de nabestaanden.
Het Gerecht merkt daarbij op dat de systematiek van de wetgeving, zoals door de officier van justitie ter zitting uitvoerig en met juistheid betoogd, meebrengt dat de hoogte van de straf in zaken als deze, niet door het gevolg maar door de mate van verwijtbaarheid wordt bepaald. Het Gerecht zal de vreselijke afloop van het ongeval wel meewegen maar zal zich bij de bepaling van de strafmaat moeten richten op de mate van schuld bij de verdachte. Daarbij is van belang dat het een ongeval betreft en niet opzettelijk handelen van de verdachte.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister, niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het siert de verdachte, zelf ook vader, dat hij tijdens de zitting, ten overstaan van een zittingzaal vol nabestaanden, familie en pers, zich tot de familie heeft gericht en aan hen zijn spijt heeft betuigd, excuses heeft gemaakt en hulp heeft aangeboden als de familie dat zou wensen. Daardoor neemt de verdachte in zekere zin verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Het Gerecht overweegt echter ook dat door alle omstandigheden en in het bijzonder het volstrekt onverantwoordelijke verkeersgedrag van de verdachte, in beginsel een hogere straf is gerechtvaardigd dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd.
Daar het Gerecht tot vrijspraak van een van de onder 1 tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheden en tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde komt, zal het Gerecht echter niet een hogere straf opleggen dan gevorderd. Daar staat tegenover dat het Gerecht, ondanks de partiële vrijspraak, evenmin aanleiding ziet om de op te leggen straf te matigen.
Het Gerecht ziet met het oog op de verkeersveiligheid, de noodzaak om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, de rijbevoegdheid aan de verdachte te ontzeggen voor de maximale duur. Met een kortere ontzegging zou onvoldoende recht worden gedaan aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan.
Benadeelde partijen
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] (verder: [benadeelde partij 1]) en [benadeelde partij 3] (verder: [benadeelde partij 3]) hebben ter terechtzitting ieder voor zich een vordering tot schadevergoeding ingediend, voorzien van een schriftelijke toelichting.
Vordering [benadeelde partij 1]
[benadeelde partij 1] heeft, mede namens [benadeelde partij 2], een bedrag van Awg. 19.000,- gevorderd, bestaande uit, zo begrijpt het Gerecht, kosten voor de uitvaart van de slachtoffers en derhalve ter zake van materiële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet is onderbouwd. Hij is echter van mening dat vast staat dat er schade is geleden en dat de zaak zich leent voor toekenning van een vergoeding voor de geleden schade, welke schade het Gerecht naar billijkheid kan schatten. Naar de mening van de officier van justitie is de vordering van [benadeelde partij 1] toewijsbaar tot een bedrag van Awg. 5.000,-, waarbij de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering betwist. De raadsman heeft gesteld dat er een inzamelingsactie heeft plaatsgevonden, waarbij geld is ingezameld om de kosten van de uitvaart van de slachtoffers te dekken. Uit uitingen op ‘social media’ enkele dagen na het ongeval is gebleken dat middels deze actie reeds voldoende geld was verkregen om de kosten van de uitvaart te voldoen, aldus de raadsman.
Oordeel Gerecht
De vordering van [benadeelde partij 1] is niet met stukken onderbouwd. De wet vereist dat echter wel. De wet vereist verder dat de vordering eenvoudig van aard dient te zijn om deze te behandelen in de strafzaak. Het Gerecht is bekend met een aantal uitingen op ‘social media’ met betrekking tot de inzamelingsactie en mededelingen omtrent het bereikte bedrag. Het doen van nader onderzoek daarnaar zou leiden tot een onevenredige belasting van het geding, reden waarom het Gerecht op de vordering, als niet zijnde eenvoudig van aard, niet kan beslissen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering. De stelling van de verdachte ter zitting dat hij alles wil doen om het leed van de familie te compenseren, maakt dat niet anders.
Vordering [benadeelde partij 3]
[benadeelde partij 3] heeft een vordering ingediend strekkende tot vergoeding van een bedrag van Awg. 50.000,- ter zake van door hem geleden immateriële schade.
Standpunt officier
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet is onderbouwd. Hij is echter van mening dat vast staat dat door [benadeelde partij 3] schade is geleden en dat de zaak zich leent voor toekenning van een vergoeding voor de geleden schade, welke schade het Gerecht naar billijkheid kan schatten. Naar de mening van de officier van justitie is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toewijsbaar tot een bedrag van Awg. 5.000,-, waarbij de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij 3]. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij alles binnen zijn mogelijkheden wil doen om het leed van de familie te verzachten.
Oordeel Gerecht
De vordering van [benadeelde partij 3] is niet met stukken onderbouwd. Het Gerecht stelt voorop dat ook indien een civiele vordering binnen het kader van een strafzaak wordt behandeld, die vordering onderbouwd dient te worden. Het Gerecht stelt verder voorop dat het de uitlating van de verdachte ter zitting niet zo begrijpt dat de vordering van de benadeelde partij wordt erkend.
De benadeelde partij die vergoeding ter zake van immateriële schade vordert zal in beginsel aannemelijk moeten maken dat er sprake is van leed, tot uiting komend in psychische schade. De wet en jurisprudentie maken dat in dat geval door een deskundige zal moeten worden vastgesteld dat er sprake is van psychische schade, bijvoorbeeld blijkend uit een diagnose van een psychische ziekte of stoornis. Dat is door [benadeelde partij 3] niet gesteld en ook anderszins niet gebleken.
Dat neemt niet weg dat uit de aard van het onder 1 bewezenverklaarde zonder meer kan worden afgeleid dat aan [benadeelde partij 3] leed is aangedaan dat heeft geleid tot schade aan zijn persoon. De zoon van [benadeelde partij 3], nog maar net twee jaar geworden, is door het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval om het leven gekomen. [benadeelde partij 3] heeft in de schriftelijke toelichting op zijn vordering uiteengezet welke gevolgen de dood van zijn zoontje voor hem heeft gehad en nog heeft.
Het Gerecht zal daarom, ondanks het ontbreken van stukken ter onderbouwing van de vordering, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, de schade van [benadeelde partij 3], geleden door het onder 1 bewezenverklaarde, schatten. Daarbij slaat het Gerecht ook acht op hetgeen in andere zaken als vergoeding voor immateriële schade door de strafrechter is toegekend. Het Gerecht is van oordeel dat thans, in het kader van deze procedure de schade geschat kan worden op een bedrag van Awg 5.000,- en het Gerecht zal de verdachte veroordelen tot vergoeding van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling binnen de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding om daarbij de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vier (4) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
vijf (5) jaren;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde geleden schade toe tot een bedrag van
Awg. 5.000,- (zegge: vijfduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2022 tot aan de dag van de gehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Awg. 5.000,- (zegge: vijfduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door honderd (100) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J.J.J. Schols, bijgestaan door Y.G. Wilsoe, zittingsgriffier, en op 11 mei 2023 via directe video- en geluidsverbinding in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op ambtseed en ambtsbelofte door verbalisanten L.J.A. T. en D.E.A. C. d.d. 3 oktober 2022.
2.Proces-verbaal van getuige verhoor [getuige 1] d.d. 4 oktober 2022, bijlage 11.
3.Proces-verbaal van 1e verdachte verhoor [verdachte] d.d. 12 oktober 2022, bijlage 40, pg. 2.
4.Een geschrift, te weten een rapport van de Dienst Technische Inspecties, opgemaakt door Ing. F. E. Q., chef voertuigkeuring d.d. 8 november 2022, bijlage 56.
5.Proces-verbaal van bevindingen verificatie verzekeringsgegevens d.d. 12 december 2022, bijlage 60.
6.Proces-verbaal van bevindingen videobeelden onderzoek d.d. 6 maart 2023, bijlage 16, pg 3.
7.Een geschrift, te weten een rapport van Nederlands Forensisch Instituut te Nederland, op 20 maart 2023 opgemaakt en ondertekend door ir. A.C.E. Spek, betreffende onderzoek naar instrumentenpaneel naar aanleiding van verkeersongeval, gepleegd op 2 oktober 2022 in Aruba.
8.Een geschrift, te weten een afschrift van een overlijdensakte betreffende [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], datum overlijden 2 oktober 2022, opgemaakt en afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand van Aruba d.d. 4 oktober 2022, bijlage 48.
9.Proces-verbaal van getuige verhoor [getuige 2] d.d. 14 oktober 2022, bijlage 45, pg 5.
10.Proces-verbaal van getuige verhoor [getuige 3] d.d. 18 oktober 2022, bijlage 49, pg 6.