BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing op het bezwaar van appellante van 20 oktober 2021;
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw dient te beslissen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 2.100,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 augustus 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.
Landsverordening ruimtelijke ontwikkeling (AB 2006 no. 38)
Artikel 16
1. De voorschriften kunnen beperkingen inhouden ten aanzien van het bouwen, het uitvoeren van andere werken of werkzaamheden in, op of boven de daarin begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen.
2. De voorschriften kunnen mede bindende regels bevatten omtrent de volgorde, waarin met de verwerkelijking van bepaaldelijk aangeduide onderdelen van het plan een aanvang mag worden gemaakt.
§ 6. Aanlegvergunning
Artikel 23
1. De voorschriften kunnen bepalen, dat het verboden is binnen een bij deze voorschriften aangegeven gebied, bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder een aanlegvergunning van de Minister.
2. De voorschriften bevatten tevens bepalingen omtrent toelaatbaarheid van zodanige werken en werkzaamheden.
3. De in het eerste lid bedoelde werken en werkzaamheden kunnen onder meer betreffen: a. het ontginnen, afgraven, ophogen, egaliseren of doen springen van de bodem;
b. het aanleggen van wegen en andere terreinverhardingen;
c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
d. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding en de grondwaterstand beïnvloeden;
e. het aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen;
f. het vellen en rooien van bomen en andere begroeiing;
g. het beplanten van gronden;
h. het slopen van bouwwerken;
i. het aanleggen van vuilnis- en schrootstortplaatsen.
4. Het verzoek om een aanlegvergunning wordt schriftelijk ingediend bij de Minister. De verzoeker is verplicht alle inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen die nodig zijn, ter beoordeling van het verzoek.
5. De aanlegvergunning wordt alleen geweigerd, indien:
a. het werk of de werkzaamheid in strijd is met de voorschriften of krachtens deze voorschriften gestelde eisen;
b. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge een andere wettelijke regeling is vereist en deze niet is verleend.
1. De Minister neemt binnen twee maanden na ontvangst van het in artikel 23, vierde lid, bedoelde verzoek een beslissing. De Minister deelt de beslissing schriftelijk aan de verzoeker mede.
2. Is afhandeling binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek niet mogelijk, dan kan de Minister deze termijn eenmaal met ten hoogste twee maanden verlengen. De Minister stelt de verzoeker hiervan tijdig schriftelijk en onder opgave van redenen op de hoogte.
3. De Minister houdt de beslissing aan, indien: a. er geen grond is om de vergunning te weigeren, en b. voor het gebied, waarin het werk of de werkzaamheid zal worden uitgevoerd, voor dat de aanvraag is ingekomen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 29 is genomen, dan wel een concept ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften of een concept herziening daarvan ter inzage is gelegd. De Minister stelt de verzoeker hiervan tijdig schriftelijk en onder opgave van redenen op de hoogte.
4. De aanhouding duurt totdat het voorbereidingsbesluit is vervallen, dan wel het ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften of de herziening daarvan van kracht is geworden.
5. De Minister kan in afwijking van het derde lid de vergunning verlenen, indien het werk of de werkzaamheid niet in strijd is met het concept ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften of met de concept herziening daarvan en na terinzagelegging is gebleken dat over de onderdelen waarop het werk of de werkzaamheid betrekking heeft geen bezwaar ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (AB 1993 no. 43) is ingediend.
6. Aan de aanlegvergunning mogen slechts voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de belangen ten behoeve waarvan de bepalingen strekken krachtens welke de vergunning wordt verleend en waaraan het werk of de werkzaamheid, waarop de aanvraag betrekking heeft, moet voldoen.
7. De aanlegvergunning kan worden ingetrokken:
a. indien de aanlegvergunning op grond van door de verzoeker gegeven onjuiste of onvolledige inlichtingen en bescheiden is verleend;
b. indien niet binnen een daarin bepaalde termijn met de werken of werkzaamheden is aangevangen;
c. indien in strijd wordt gehandeld met de voorwaarden waaronder de aanlegvergunning is verleend.
8. De door de Minister afgegeven aanlegvergunning ligt op het kantoor van de Directie voor eenieder ter inzage. De terinzagelegging wordt op de in artikel 6, tweede lid, bedoelde wijze, bekend gemaakt.
1. Bij landsbesluit kan de Minister verklaren dat een ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften wordt voorbereid.
2. In het voorbereidingsbesluit wordt bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke datum het in werking treedt.
3. In het voorbereidingsbesluit kunnen beperkingen ten aanzien van het bouwen, het uitvoeren van andere werken of werkzaamheden in, op of boven de daarin begrepen grond en van het gebruik van die grond en de zich daarop bevindende opstallen worden gegeven. Voor het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden, kan een aanlegvergunning, zoals bedoeld in artikel 23 worden geëist.
4. In het voorbereidingsbesluit kan bepaald worden dat artikel 24, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing is op aanvragen om een bouwvergunning in dat gebied.
5. Het voorbereidingsbesluit wordt bekendgemaakt in de Landscourant van Aruba en ligt op het kantoor van de Directie voor eenieder ter inzage en voor nadere informatie.
6. De terinzagelegging wordt tevoren bekendgemaakt op de in artikel 6, tweede lid, bedoelde wijze.
7. Het voorbereidingsbesluit heeft een geldigheidsduur van één jaar en kan met ten hoogste één jaar verlengd worden. Het bepaalde in het vierde en het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
Het Voorbereidingsbesluit van 31 januari 2020
Artikel 2
Voor de uitvoering van de navolgende werken of werkzaamheden op enig perceel groter dan 750 m2 in het gebied, bedoeld in artikel 7 van dit landsbesluit een aanlegvergunning vereist is voor:
het ontginnen, afgraven, ophogen, egaliseren of doen springen van de bodem;
het aanleggen van wegen of andere terreinverhardingen;
het vellen en rooien van bomen en andere begroeiing;
het uitvoeren van werken en werkzaamheden die de waterhuishouding en de grondwaterstand beïnvloeden;
1. Het verzoek voor de afgifte van een aanlegvergunning wordt schriftelijk ingediend op een door de Directie Infrastructuur en Planning opgesteld aanvraagformulier tezamen met alle door de Directeur van de Directie Infrastructuur en Planning vermelde relevante inlichtingen en bescheiden.
2. Het verzoek wordt ingediend bij de Directie Infrastructuur en Planning.
1. De Directie Infrastructuur en Planning stelt, de Directie Natuur en Milieu gehoord, een concept op voor een beslissing op het verzoek voor de afgifte van een aanlegvergunning.
2. De minister neemt binnen twee maanden na ontvangst van het in artikel 4 lid 2 genoemde verzoek een beslissing. De minister deelt de beslissing schriftelijk aan de verzoeker mede.
3. Aan een aanlegvergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
4. De aanlegvergunning wordt alleen geweigerd indien de ecologische, landschappelijke, natuur of cultuurhistorische waarden onevenredig geschaad worden.