ECLI:NL:OGEAA:2023:180

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
AUA202200415
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke vordering tot terugbetaling van een geldlening in het kader van een nalatenschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eiseressen, erfgenamen van wijlen de (groot)ouders, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die de (groot)ouders heeft bevoordeeld bij de verkoop van een woning. De (groot)vader en (groot)moeder zijn respectievelijk op 29 oktober 2021 en 3 juni 2017 overleden. De eiseressen vorderen terugbetaling van een geldlening van Afl. 122.551,25, die door gedaagde is erkend, en stellen dat de woning voor een te lage prijs aan gedaagde is verkocht, waardoor hun legitieme porties worden geschonden. Gedaagde heeft verweer gevoerd en erkent de vordering onder a, maar betwist de vorderingen onder b en c. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering onder a toewijsbaar is, omdat gedaagde in verzuim is geraakt door niet te betalen na de opzegging van de lening. De vorderingen onder b en c zijn afgewezen, omdat eiseressen niet hebben aangetoond dat er sprake is van een schenking. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 30 augustus 2023.

Uitspraak

Vonnis van 30 augustus 2023
Behorend bij A.R. no. AUA202200415
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[Naam eiseres 1],

wonende te [plaats], Nederland,
2.
[Naam eiseres 2],
wonende te Aruba,
eiseressen,
hierna te noemen: [eiseressen],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties;
- de conclusie van antwoord met een productie;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte houdende uitlating producties.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Wijlen [naam (groot) vader] (hierna: de (groot)vader) en wijlen [naam (groot) moeder] (hierna: de (groot)moeder) waren de ouders van [eiseres 1], [eiseres 2] en [naam erfgenaam] (hierna: erfgenaam). De (groot)vader is op 29 oktober 2021 overleden en de (groot)moeder op 3 juni 2017.
2.2 [
erfgenaam] is de vader van [gedaagde].
2.3
De (groot)vader en de (groot)moeder (hierna gezamenlijk: de (groot)ouders) hebben bij leven het recht van erfpacht op een perceel met daarop gebouwd een woonhuis gelegen aan de [adres] te Aruba (hierna: de woning), aan [gedaagde] verkocht tegen een koopsom van Afl.142.830,-. De verkoop heeft onder het voorbehoud van het recht van vruchtgebruik ten behoeve van de (groot)ouders plaatsgevonden. De levering en de vestiging van het recht van vruchtgebruik heeft plaatsgevonden op 11 juli 2014.
2.4
Blijkens de leveringsakte is ter zake van de koopsom een bedrag van Afl. 20.278,75 via de notaris betaald en is van het resterende bedrag van de koopsom (Afl. 122.551,25) afstand gedaan, onder de verplichting van [gedaagde] dit bedrag schuldig te erkennen uit hoofde van een geldlening.
2.5
Op eveneens 11 juli 2014 heeft [gedaagde] een notariële schuldbekentenis getekend waarin zij verklaard het bedrag van Afl. 122.551,25 ter leen te hebben ontvangen. Blijkens de schuldbekentenis is over het geleende bedrag geen rente verschuldigd.
2.6
Bij brief van 6 december 2021 is namens [eiseressen] aan [gedaagde] bericht dat de overeenkomst van geldlening wordt opgezegd en is om terugbetaling van de lening op uiterlijk 6 januari 2022 gevraagd.
2.7 [
gedaagde] heeft niet betaald.

3.DE VORDERING

3.1 [
eiseressen] vorderen dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot:
a. betaling ten behoeve van de gemeenschap/de nalatenschappen van de (groot)vader en de (groot)moeder van Afl.122.551,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2022;
b. betaling aan [eiseres 1] van een bedrag van Afl. 123.212,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2021;
c. betaling aan [eiseres 2] van een bedrag van Afl. 123.212,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2021;
d. betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.2 [
eiseressen] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de geldlening in de nalatenschappen van de (groot)ouders) valt, dat de lening ineens opeisbaar is en dat [gedaagde] is gehouden dit bedrag terug te betalen. Voorts had de woning volgens [eiseressen] een veel hogere waarde dan het bedrag waarvoor de woning aan [gedaagde] is verkocht, zodat van een schenking sprake is waardoor [eiseressen] voor een bedrag van Afl. 123.212,08 in hun legitieme worden geschonden. [gedaagde] dient dit bedrag aan hen te vergoeden.
3.3 [
gedaagde] voert verweer voor wat betreft het onder 3.1 onder b en c gevorderde en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiseressen] in de kosten van het geding vermeerderd met de wettelijke rente. Voor wat betreft het gevorderde onder a stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat dit bedrag kan worden toegewezen, maar dat de wettelijke rente eerst vanaf 9 februari 2022 is verschuldigd.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover voor de beslissing van belang – ingegaan.

4.DE BEOORDELING

De vordering onder a
4.1
Het Gerecht begrijpt dat [eiseressen] deze vordering in hun hoedanigheid van erfgenamen van wijlen de (groot)ouders hebben ingesteld. Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag van Afl. 122.551,25 heeft erkend en heeft aangevoerd dat deze vordering kan worden toegewezen, zal het Gerecht op dit punt beslissen zoals hierna te vermelden.
4.2
Met betrekking tot het andere deel van de koopsom, het bedrag van Afl. 20.278,75, geldt dat dit blijkens de leveringsakte via de notaris is betaald. [eiseressen] hebben weliswaar betwist dat dit inderdaad het geval is, maar de aan deze betwisting ten grondslag gelegde stellingen hoeven geen bespreking aangezien ter zake van dit deel van de koopsom geen vordering is ingesteld.
4.3
Voor wat betreft de gevorderde wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag geldt dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf 7 januari 2022. [gedaagde] is bij voormelde brief van 6 december 2021 in de gelegenheid gesteld dit bedrag uiterlijk 6 januari 2022 te voldoen. Nu zij dit niet heeft gedaan, verkeerd zij vanaf dat moment in verzuim. Het verweer van [gedaagde] dat zij de betreffende brief niet heeft ontvangen, faalt. De brief is geadresseerd op haar woonadres en blijkens een aantekening op de brief op 8 december 2021 in de middag ‘in box achtergelaten’. Op de brief staat tevens de aantekening met het nummer [X], maar uit die enkele omstandigheid volgt, anders dan [gedaagde] heeft betoogd, nog niet dat de brief op [adres] is achtergelaten. Voor dit oordeel is mede van belang dat uit de aantekening niet kan worden opgemaakt dat er inderdaad “RB [X]” staat genoteerd zoals door [gedaagde] betoogd.
De vorderingen onder b en c
4.4
Aangezien de (groot)moeder op 3 juni 2017 is overleden, is op haar nalatenschap oud recht van toepassing. De nalatenschap van de (groot)vader is op 29 oktober 2021 opengevallen, zodat daarop het nieuwe erfrecht van toepassing is.
4.5
Een verklaring van erfrecht is niet overgelegd, zodat niet kan worden vastgesteld wie de erfgenamen van de (groot)ouders zijn. Ook is niet gesteld of gebleken dat de (groot)ouders bij testamenten over hun nalatenschappen hebben beschikt, zodat moet worden aangenomen dat het versterferfrecht van toepassing is. Gelet hierop en op de stellingen van partijen, gaat het Gerecht ervan uit dat in elk geval [eiseres 1], [eiseres 2] en [erfgenaam] (en niet tevens [gedaagde]), de erfgenamen van wijlen de (groot)ouders zijn.
4.6
Aan hun vorderingen onder b en c hebben [eiseressen] ten grondslag gelegd dat sprake is van een schenking door de (groot)ouders aan [gedaagde] waardoor hun legitieme porties worden geschonden en inkorting plaats dient te vinden. Dit betoog kan hen niet baten, reeds omdat niet is komen vast te staan dat sprake is van een schenking. Volgens [eiseressen] bestaat de schenking aan [gedaagde] uit haar bevoordeling bij de verkoop aan haar van de woning tegen een te lage prijs. De woning is voor een bedrag van Afl. 142.830,- aan haar verkocht, terwijl de waarde, aldus [eiseressen], Afl. 600.000,- bedroeg. [gedaagde] heeft deze waarde bestreden. Gelet hierop en nu [eiseressen] de door hun gestelde waarde op geen enkele wijze met concrete, voor bewijs vatbare, feiten en/of omstandigheden of verificatoire stukken hebben onderbouwd, kan niet van de juistheid van die stelling worden uitgegaan. Ook overigens kan niet worden gezegd dat de woning tegen een te lage prijs aan [gedaagde] is verkocht. Blijkens de notariële leveringsakte bedroeg de leggerwaarde (de waardebepaling door de overheid ten behoeve van de overdrachtsbelasting) van de woning per 26 maart 2014 Afl. 155.250,- en [gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende weersproken gesteld dat bij de waardebepaling verder rekening is gehouden met het op de woning ten behoeve van de (groot)ouders gevestigde recht van vruchtgebruik. De blote stelling van [eiseressen] dat de leggerwaarde destijds door de (groot)ouders en [gedaagde] aan de betreffende overheidsinstantie is ingefluisterd en op grond daarvan is vastgesteld, is niet (zonder meer) aannemelijk en wordt daarom door het Gerecht gepasseerd. Anders dan [eiseressen] hebben betoogd, leiden ook de wijze waarop de woning is verkocht (slechts een klein deel van de koopprijs is voldaan, de woning mag niet zonder toestemming van [gedaagde] worden verhuurd of aan een derde in gebruik worden gegeven en het onderhoud, de gewone lasten en de herstellingen dienen door de vruchtgebruiker te worden gedragen en verricht) en de omstandigheden waaronder de schuld is aangegaan (er hoeft niet te worden afgelost en er is geen rente verschuldigd), niet tot het oordeel dat materieel een schenking aan [gedaagde] is geeffectueerd. Zoals hiervoor is overwogen, is [gedaagde] gehouden het nog verschuldigde deel van de koopsom aan de nalatenschappen van de (groot)ouders te voldoen.
4.7
Het voorgaande brengt mee dat de met betrekking tot de vorderingen b en c betrokken stellingen van [eiseressen] niet kunnen slagen en dat deze vorderingen worden afgewezen.
4.8
Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de nalatenschap van de (groot)ouders van het bedrag van Afl.122.551,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2022;
5.2
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 augustus 2023 in aanwezigheid van de griffier.