ECLI:NL:OGEAA:2023:172

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
AUA201900530 en AUA2019100007
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een schuldvordering in een vrijwaringszaak met betrekking tot de ontvangst van een sommatiebrief

In de zaak tussen Rabohypotheekbank N.V. (hierna: Rabo) en een gedaagde wonend te Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 januari 2023 uitspraak gedaan. Rabo had een schuldvordering ingediend, maar het gerecht heeft deze vordering afgewezen. De kern van de zaak draaide om de vraag of de gedaagde de sommatiebrief van 9 maart 2016 had ontvangen. Rabo was toegelaten om bewijs te leveren dat de brief was ontvangen, maar heeft geen getuigen gehoord of schriftelijk bewijs ingebracht. In plaats daarvan stelde Rabo dat de brief voorshands als ontvangen moest worden aangenomen, wat het gerecht niet accepteerde. Het gerecht oordeelde dat de bewijslast bij Rabo lag en dat er onvoldoende bewijs was geleverd om aan te nemen dat de gedaagde de brief had ontvangen. Hierdoor was de vordering verjaard.

In de vrijwaringszaak, die samenhing met de hoofdzaak, werd eveneens de vordering afgewezen. Het gerecht oordeelde dat de eiseres in vrijwaring de proceskosten van de gedaagde in vrijwaring moest vergoeden. De beslissing over de proceskosten in het incident werd aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak. Uiteindelijk werd Rabo veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de gedaagde, en de eiseres in vrijwaring werd ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de gedaagde in vrijwaring. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. J.A. van Voorthuizen tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Vonnis van 11 januari 2023 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. nrs. AUA201900530 en AUA2019I00007
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
de vennootschap naar Nederlands recht
Rabohypotheekbank N.V.,
domicilie kiezend te Aruba,
eiseres,
hierna: Rabo,
gemachtigde: mr. M.L.J.J.P. Willems,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonend te Aruba,
gedaagde,
hierna: [Gedaagde],
gemachtigde: mr. J.M.R.F. Scheper,
en in de vrijwaringszaak van:
[EISERES IN VRIJWARING],
wonend te Aruba,
eiseres in vrijwaring,
hierna: [Gedaagde, eiseres in vrijwaring],
gemachtigde: mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen:
[GEDAAGDE IN VRIJWARING],
wonend te Aruba,
gedaagde in vrijwaring,
hierna: [Gedaagde in vrijwaring],
gemachtigde: mr. D. Illes.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedures in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak blijkt uit:
in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 18 mei 2022;
- de akte houdende uitlating bewijs van Rabo;
- de antwoordakte van [gedaagde];
in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 18 mei 2022.
1.2.
Vonnis in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.DE VERDERE BEOORDELING

in de hoofdzaak
2.1.
Het gerecht handhaaft hetgeen het heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis. Bij dit vonnis is Rabo toegelaten te bewijzen dat [gedaagde] de sommatiebrief van 9 maart 2016 heeft ontvangen. Dat kon door het horen van getuigen en/of het in het geding brengen van schriftelijk bewijs. Rabo heeft van geen van die mogelijkheden gebruik gemaakt. Zij heeft geen getuigen doen horen en geen schriftelijk bewijs in het geding gebracht. In plaats daarvan stelt Rabo in haar akte, althans zo begrijpt het gerecht, dat voorshands moet worden aangenomen dat de sommatiebrief van 9 maart 2016 [gedaagde] heeft bereikt en de vordering van Rabo voor toewijzing gereed ligt. Daarmee heropent Rabo het debat, kennelijk omdat zij het niet eens is met de beslissing in het tussenvonnis, maar dat is een gepasseerd station. De stellingen van partijen zijn al aan bod geweest in de conclusiewisseling. Het gerecht gaat daarom aan de stellingen van Rabo in haar akte voorbij.
2.2.
Het gerecht heeft in het tussenvonnis overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat de brief [gedaagde] niet heeft bereikt. Het gaat er om dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de brief door [gedaagde] is ontvangen. De bewijslast daarvan rust op Rabo. Rabo heeft, hoewel zij daartoe wel was toegelaten, dat bewijs niet geleverd. Het gerecht gaat er daarom vanuit dat de sommatiebrief van 9 maart 2016 [gedaagde] niet heeft bereikt, hetgeen meebrengt dat de verjaring van de vordering van Rabo op [gedaagde] niet is gestuit en de vordering is verjaard.
2.3.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Rabo zal worden afgewezen.
2.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet Rabo de proceskosten van [gedaagde] vergoeden.
2.5.
In het vonnis in het incident is de beslissing over de proceskosten aangehouden totdat in de hoofdzaak is beslist. Het gerecht ziet aanleiding de proceskosten in het incident te compenseren, zoals in de beslissing bepaald.
in de vrijwaringszaak
2.6.
Nu de vordering in de hoofdzaak zal worden afgewezen, is gegeven dat de vordering in de vrijwaringzaak ook zal worden afgewezen.
2.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres in vrijwaring] de proceskosten van [gedaagde in vrijwaring] moeten vergoeden. Het gerecht begrijpt de stellingen van [eiseres in vrijwaring] zo, dat [gedaagde in vrijwaring] en zij de schuld aan Rabo ieder voor de helft moeten dragen. Bij de bepaling van het belang van de zaak gaat het gerecht daarom uit van de helft van het belang in de hoofdzaak.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
in de hoofdzaak
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt Rabo in de proceskosten aan de kant van [gedaagde] begroot op Afl. 5.000,-- ( 2,5 punten, tarief 7) aan salaris gemachtigde;
3.3.
compenseert de proceskosten in het incident aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de vrijwaringszaak
3.4.
wijst de vordering af;
3.5.
veroordeelt [eiseres in vrijwaring] in de proceskosten aan de kant van [gedaagde in vrijwaring] begroot op Afl. 3.000,-- (2 punten, tarief 6) aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 11 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.