Uitspraak
Rabohypotheekbank N.V.,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In de zaak tussen Rabohypotheekbank N.V. (hierna: Rabo) en een gedaagde wonend te Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 januari 2023 uitspraak gedaan. Rabo had een schuldvordering ingediend, maar het gerecht heeft deze vordering afgewezen. De kern van de zaak draaide om de vraag of de gedaagde de sommatiebrief van 9 maart 2016 had ontvangen. Rabo was toegelaten om bewijs te leveren dat de brief was ontvangen, maar heeft geen getuigen gehoord of schriftelijk bewijs ingebracht. In plaats daarvan stelde Rabo dat de brief voorshands als ontvangen moest worden aangenomen, wat het gerecht niet accepteerde. Het gerecht oordeelde dat de bewijslast bij Rabo lag en dat er onvoldoende bewijs was geleverd om aan te nemen dat de gedaagde de brief had ontvangen. Hierdoor was de vordering verjaard.
In de vrijwaringszaak, die samenhing met de hoofdzaak, werd eveneens de vordering afgewezen. Het gerecht oordeelde dat de eiseres in vrijwaring de proceskosten van de gedaagde in vrijwaring moest vergoeden. De beslissing over de proceskosten in het incident werd aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak. Uiteindelijk werd Rabo veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de gedaagde, en de eiseres in vrijwaring werd ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de gedaagde in vrijwaring. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. J.A. van Voorthuizen tijdens een openbare terechtzitting.