ECLI:NL:OGEAA:2023:167

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202301611
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak in een bestuursrechtelijke zaak

Op 21 juni 2023 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin verzoekster, van Venezolaanse nationaliteit, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek was gericht tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Sociale Zaken, die op 5 mei 2023 het bezwaar van verzoekster tegen een eerder opgelegd terugkeerverbod ongegrond had verklaard. Verzoekster was op 22 mei 2022 Aruba binnengekomen als toerist en had op 4 oktober 2022 een terugkeerverbod van 18 maanden opgelegd gekregen. Na een huwelijk met een in Aruba geboren Nederlander, verzocht zij om opheffing van het terugkeerverbod, maar dit verzoek werd afgewezen.

Verzoekster heeft op 12 mei 2023 beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, omdat zij in juli 2023 haar echtgenoot wilde bezoeken. Het gerecht heeft de vraag te beantwoorden of de beschikking van 5 mei 2023 geschorst moest worden, omdat de uitvoering daarvan voor verzoekster een onevenredig nadeel zou opleveren. Het gerecht overweegt dat schorsing van de beslissing niet zou leiden tot de toelating van verzoekster in Aruba, aangezien het terugkeerverbod rechtskracht heeft verkregen. Verzoekster kan desgewenst een aanvraag indienen voor toelating op basis van artikel 8 EVRM, maar het verzoek tot schorsing wordt afgewezen.

De rechter heeft geoordeeld dat er geen grond is voor het schorsen van de beschikking of voor het treffen van een voorlopige voorziening, en dat er ook geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 21 juni 2023
Lar nr. AUA202301611

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 5 mei 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen de beschikking van 14 december 2022, strekkende tot afwijzing het verzoek om opheffing van het aan haar opgelegde terugkeerverbod, ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft verzoekster op 12 mei 2023 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 12 mei 2023 heeft verzoekster zich tevens tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Op 6 juni 2023 hebben beide partijen nadere stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 7 juni 2023. Verzoekster is bij haar gemachtigde verschenen, die vergezeld was van [persoon x] (echtgenoot van verzoekster). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
De feiten
2.1
Verzoekster, geboren op [geboortedatum] 1996 in Venezuela en van Colombiaanse nationaliteit, is op 22 mei 2022 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van dertig dagen.
2.2
Bij bevelschrift van 4 oktober 2022 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen en haar een terugkeerverbod van 18 maanden opgelegd. Tegen dit bevelschrift heeft verzoekster geen rechtsmiddelen aangewend.
2.3
Op 27 oktober 2022 is verzoekster in Curaçao in het huwelijk getreden met een in Aruba geboren Nederlander. Dat huwelijk is in de basisadministratie van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van Aruba (DBSB) opgenomen.
2.4
Op 2 december 2022 heeft verzoekster verweerder verzocht om het terugkeerverbod van 18 maanden op te heffen. Bij beschikking van 14 december 2022 heeft verweerder dat verzoek afgewezen.
2.5
Verzoekster heeft op 24 januari 2023 bezwaar gemaakt tegen voormelde afwijzende beschikking en op 10 februari 2023 heeft zij het gerecht tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.6
Bij uitspraak van dit gerecht van 29 maart 2023 (zaaknummer AUA202300529) is dit verzoek afgewezen.
2.7
Bij de bestreden beslissing heeft verweerder een beslissing genomen op het bezwaar.
2.8
Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en onderhavig verzoek ingediend.
Het verzoek en de beoordeling
3.1
Het verzoek strekt tot schorsing van beschikking van 5 mei 2023. Verzoekster wenst in de maand juli 2023 voor twee weken naar Aruba te komen om haar echtgenoot te bezoeken. Aan het verzoek heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat de bestreden beslissing diverse (formele) gebreken kent, en dat uit artikel 8 EVRM de verplichting voortvloeit om verzoekster in Aruba toe te laten.
3.2
Gelet op voormeld wettelijk kader, ligt ter beantwoording voor de vraag of de beschikking van 5 mei 2023 dient te worden geschorst op grond, dat de uitvoering daarvan voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
3.3
Het gerecht overweegt dat verzoekster met het onderhavige verzoek niet het resultaat kan bereiken dat zij nastreeft. Schorsing van de bestreden beslissing leidt er immers niet toe dat verzoekster als toerist in Aruba dient te worden toegelaten. Daaraan staat het aan verzoekster op 4 oktober 2022 opgelegde terugkeerverbod, dat formele rechtskracht heeft verkregen, in de weg. Schorsing van die beschikking of enige voorziening ter zake daarvan is door verzoekster niet verzocht, en zou bovendien de kaders van deze procedure te buiten gaan. Voor zover verzoekster beoogt te betogen dat de minister van Integratie gelet op artikel 8 EVRM gehouden is aan haar toelating tot verblijf in Aruba te verlenen, kan zij daartoe desgewenst een aanvraag indienen.
3.4
Reeds gelet op het voorgaande, is niet gebleken dat de uitvoering van de beschikking van 5 mei 2023 onevenredig nadeel voor verzoekster met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Er is dan ook geen grond voor het schorsen van die beschikking of voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
3.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.