ECLI:NL:OGEAA:2023:165

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202300812
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering om te beslissen op bevorderingsverzoek in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klager, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om te beslissen op zijn bevorderingsverzoek. Klager had op 19 augustus 2022 verzocht om bevordering naar schalen 5, 6, 7, 8 en 9, met terugwerkende kracht vanaf verschillende data. Verweerder heeft echter aangegeven dat het verzoek nog in de adviesfase is en er nog geen beslissing is genomen. Klager heeft op 10 maart 2023 bezwaar gemaakt, omdat hij van mening is dat de weigering om te beslissen ongemotiveerd is.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager na zeven maanden nog geen beslissing had ontvangen, wat volgens de geldende jurisprudentie als een weigering om te beschikken kan worden beschouwd. Het gerecht heeft vervolgens de feiten van de zaak onderzocht, waaronder de eerdere benoemingen en beoordelingen van klager. Het gerecht concludeert dat klager voldoet aan de vereisten voor bevordering naar schaal 5, gezien zijn functie en positieve beoordeling.

De rechter heeft het bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klager te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klager. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 26 juni 2023, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2023
Gaza nr. AUA202300812

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 19 augustus 2022 heeft klager verzocht om hem te bevorderen naar schalen 5, 6, 7, 8 en 9, met ingang van 1 maart 2012, 1 maart 2016, 1 maart 2018, 1 maart 2020 en 1 maart 2022.
Tegen de weigering om op zijn verzoek te beslissen heeft klager op 10 maart 2023 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 26 mei 2023 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2023, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klager kan zich niet verenigen met de weigering van verweerder om te beslissen op zijn bevorderingsverzoek, en stelt dat deze weigering – kort gezegd – ongemotiveerd is.
1.2
Verweerder heeft te kennen gegeven dat het bevorderingsverzoek van klager nog in de adviesfase bij het Departamento di Recurso Humano (DRH) is, en dat er daarom nog geen beslissing op het verzoek is genomen.
De ontvankelijkheid
2.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
2.2
Artikel 41, eerste lid van de La bepaalt, voor zover hier van belang, dat het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
2.3
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken ontstaat, bij gebreke van een besluitvormingstermijn, een weigering om te beschikken na verloop van tussen de vier maanden en een jaar na het indienen van het verzoek, afhankelijk van de ingewikkeldheid van het verzoek en de bekendheid van het beschikkend orgaan met de desbetreffende materie.
2.4
Vaststaat dat ten tijde van het indienen van het bezwaar zeven maanden zijn verstreken sinds het bevorderingsverzoek van klager. Klager mocht dan ook, gelet op de aard van dat verzoek, toen aannemen dat verweerder heeft geweigerd op zijn verzoek te beslissen. Klager heeft immers reeds bij brief van 30 november 2021 verzocht om naar de rang van hoofdklerk (schaal 5) bevorderd te worden, zodat verweerder geacht moet worden bekend te zijn met de desbetreffende materie. Gelet op het vorenstaande kan klager worden ontvangen in zijn bezwaar.
Het geschil
3. Ter beantwoording ligt vervolgens voor de vraag of verweerder in redelijkheid heeft mogen weigeren te beslissen op het bevorderingsverzoek van klager. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De feiten
4.1
Klager is bij Landsbesluit van 16 augustus 2005 met ingang van 1 februari 2005 in tijdelijke dienst benoemd bij de Openbare Bibliotheek in de rang van technisch beambte 1ste klasse (schaal 3). Bij Landsbesluit van 26 mei 2008 is hij in vaste pensioengerechtigde dienst benoemd.
4.2
Klager is ingaande 9 mei 2005 ter beschikking gesteld van het Bureau van de Minister van Algemene Zaken voor de duur van de regeringsperiode van het Kabinet Oduber III.
4.3
Bij Landsbesluit van 26 mei 2008 werd klager met ingang van 1 juli 2006 bevorderd naar de rang van technisch beambte 1ste klasse A (schaal 4).
4.4
Klager is met ingang van 3 februari 2012 overgeplaatst naar het Bureau City Inspector (BCI) in de functie van City Inspector, welke functie maximaal op het niveau van schaal 9 is gewaardeerd. Hierna is klager ter beschikking gesteld van de minister van Algemene Zaken voor de duur van het kabinet. Op 1 november 2017 heeft klager zijn werkzaamheden bij het BCI hervat.
4.5
Bij brief van 30 november 2021 heeft klager verzocht om met ingang van 1 maart 2012 naar schaal 5 te worden bevorderd. Bij brief van 19 augustus 2022 heeft klager dit verzoek herhaald en verzocht hem verder tot en met schaal 9 te bevorderen. Op het bevorderingsverzoek is nog niet beslist.
4.6
Klager is bij op 30 oktober 2020 positief beoordeeld door het hoofd van het Bureau City Inspector.
De beoordeling
5.1
In dit geval staat vast dat klager vanaf 1 juli 2006 in schaal 4 is bezoldigd.
Nu klager ingaande 3 februari 2012 is geplaatst in de functie van City Inspector, die hoger is gewaardeerd dan schaal 4, bekleedt hij vanaf die datum een functie die een waardering op het niveau van schaal 5 rechtvaardigt. Aan de functiewaarderingsvereiste voor een bevordering naar schaal 5, is dan ook voldaan.
Verder dient te worden aangenomen dat klager na ruim zes jaar bezoldigd te zijn geweest in schaal 4, vanaf 3 februari 2012 tevens voldoet aan de anciënniteitseis voor een bevordering naar schaal 5.
Tenslotte is klager positief beoordeeld door zijn diensthoofd, zodat ook aan de vereiste van gunstige beoordeling is voldaan. Gelet op het vorenstaande stelt het gerecht vast dat klager met ingang van 1 maart 2012 aan alle vereisten voldoet om in ieder geval te worden bevorderd naar schaal 5.
5.2
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klagers verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009: BK9368, waaruit volgt dat de weigering om te beschikken in de La niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is primair een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het bevorderingsverzoek van klager. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
6. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klager te beslissen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtsbijstand, begroot op Afl. 700,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.