ECLI:NL:OGEAA:2023:164

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202204344
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangsom ex artikel 53 van de Lar inzake bestuursrechtelijke beslissing

Op 5 juli 2023 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op een verzoek van de naamloze vennootschap MANOR BEACH RESORT N.V. tegen de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening. Dit verzoek was ingediend op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en had betrekking op een eerdere uitspraak van het gerecht van 31 augustus 2022, waarin de minister was opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster.

Verzoekster stelde dat de minister niet had voldaan aan de uitspraak van 31 augustus 2022, omdat de verzochte informatie nog niet was verstrekt. De minister had op 5 april 2023 een nieuwe beslissing genomen, maar verzoekster was van mening dat deze beslissing niet voldeed aan de eerdere uitspraak. De zaak werd behandeld op 24 mei 2023, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

Het gerecht overwoog dat de beschikking van 23 maart 2023 een nieuwe beslissing op het bezwaar van verzoekster bevatte en dat de minister hiermee gevolg had gegeven aan de eerdere uitspraak. Aangezien verzoekster geen belang meer had bij het verzoek, werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 5 juli 2023
Lar nr. AUA202204344

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de naamloze vennootschap
MANOR BEACH RESORT N.V.,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: J. van Schaijk,
gericht tegen:
De minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 31 augustus 2022 (LAR AUA202200758) heeft het gerecht onder meer de beschikking van 15 februari 2022 op het door verzoekster gemaakte bezwaar vernietigd, en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster.
Op 8 december 2022 heeft verzoekster onderhavig verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
Verweerder heeft op 5 april 2023 productie via email ingediend, en verzoekster heeft op 6 april 2023 en 23 mei 2023 nadere stukken via email ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting op 24 mei 2023, waar partijen, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2. Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 31 augustus 2022.
3. Aan het verzoek heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat verweerder weliswaar een nieuwe beslissing op haar bezwaar heeft genomen, maar dat verweerder feitelijk geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak daar verweerder de door verzoekster verzochte informatie nog niet heeft verstrekt. Aldus heeft verweerder niet voldaan aan voormelde uitspraak van het gerecht van 31 augustus 2022.
4. Bij e-mailbericht van 5 april 2023 heeft verweerder te kennen gegeven dat hij bij beschikking van 23 maart 2023 opnieuw heeft beslist op het door verzoekster gemaakte bezwaar. Een afschrift van deze beschikking is bij die e-mail gevoegd.
5. Ter beantwoording ligt de vraag voor of verweerder heeft voldaan aan de uitspraak van het gerecht van 31 augustus 2022. Het gerecht overweegt als volgt.
6.1
Zoals hiervoor is vermeld, is verweerder bij de uitspraak van het gerecht van 31 augustus 2022 opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van het Lob-verzoek. Bij beslissing van 23 maart 2023 heeft verweerder verzoekster onder meer het volgende te kennen gegeven:
“Gelet op bovengenoemde wordt gevolg gegeven aan het verzoek van 29 juni 2020 om conform artikel 4 lid 1 onder a. van de Lob inzage aan u te verlenen door kopie te geven of de letterlijke inhoud in andere vorm te verstrekken van informatie in documenten aangaande de RWZI rekening houdend met artikel 8 en 9 van de Lob. Waaronder ook het Carambi-rapport.
U dient contact op te nemen met afdeling Beheer Waterschappen van de Dienst Openbare Werken voor genoemde inzage en/of verstrekking van kopieën c.q. digitale stukken.”
6.2
Gelet op de bewoordingen van de beslissing van 23 maart 2023, is daarin een (nieuwe) beslissing op het door verzoekster op 31 augustus 2020 gemaakte bezwaar vervat. In de beschikking wordt aan verzoekster bericht dat gevolg zal worden gegeven aan het verzoek van 29 juni 2020 en beschrijft verweerder hoe aan verzoekster, conform artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Lob, inzage zal worden verleend. De conclusie is dan ook dat verweerder hiermee gevolg gegeven aan de uitspraak van het gerecht van 31 augustus 2022. Aan het voorgaande doet niet af dat, zoals verzoekster stelt, de verzochte informatie nog niet aan haar is verstrekt dan wel dat zij niet eens is met de in de beslissing van 23 maart 2023 vervatte beslissing. Tegen dat laatste kan verzoekster desgewenst in het kader van beroep beroepsgronden naar voren brengen.
7. Nu het gerecht heeft vastgesteld dat de beschikking van 23 maart 2023 een nieuwe beslissing op het bezwaar is, valt niet in te zien dat verzoekster nog belang heeft bij het onderhavige verzoek. Het verzoek zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.