ECLI:NL:OGEAA:2023:157

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202301030
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en vernietiging van het ontslag in een arbeidsgeschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de commanditaire vennootschap Aruba Caribbean Hotel Limited Partnership, hierna Hilton. De werknemer was op 25 mei 2022 op staande voet ontslagen, naar aanleiding van disciplinaire maatregelen en vermeende tekortkomingen in zijn werkzaamheden. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag succesvol buitengerechtelijk is vernietigd, alsook om doorbetaling van zijn loon vanaf de ontslagdatum.

Tijdens de zitting op 2 juni 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de werknemer werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.E.A. Hernandez, en Hilton door haar advocaat, mr. G.A. Maldonado. Het Gerecht heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de vraag of er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende redenen die aan het ontslag ten grondslag lagen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat het ontslag niet rechtsgeldig was en heeft het de vordering van de werknemer toegewezen. Hilton is veroordeeld tot doorbetaling van het loon van de werknemer, met inachtneming van een matiging van de loonvordering, en is ook veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werknemer recht heeft op zijn loon, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Beschikking van 18 juli 2023
Behorend bij E.J. nr. AUA202301030
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[naam verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
de commanditaire vennootschap
ARUBA CARIBBEAN HOTEL LIMITED PARTNERSHIP
h.o.d.n. Hilton Aruba Caribbean Resort & Casino,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Hilton,
gemachtigde: de advocaat mr. G.A. Maldonado.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met productie;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van vrijdag 2 juni 2023.
1.2 [
verzoeker] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. Hilton is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mevrouw [naam directeur] (
director of engineeringbij Hilton; hierna: [directeur]) en mevrouw E. [HR Supervisor]
(supervisor human resourcesbij Hilton; hierna: [HR Supervisor]). Partijen hebben bij wijze van re- en dupliek het woord gevoerd – beiden mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota’s - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
De datum van beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
verzoeker] is krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op enig in 2001 gelegen moment in loondienst getreden van Hilton, in de functie van “
tradesman”, laatstelijk tegen een salaris van Afl. 2.338,86 per
quincena. [verzoeker] is in zijn functie belast met het onderhouden en het repareren van ruimtes in het hotel, waaronder de
“boiler room”en de wasafdeling.
2.3
Op 3 december 2018, 31 maart 2019 en 29 september 2021 heeft [verzoeker] van Hilton disciplinaire maatregelen opgelegd gekregen voor het plegen van insubordinatie, het niet bereikbaar zijn op werk, terwijl hij een
portable radiodraagt, het niet volgen van instructies, het niet bijwonen van
“stand up”sessies en het niet nemen van watermonsters in de
boiler room.
2.4
Bij brief van 25 mei 2022 (hierna de ontslagbrief) is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat onder meer het volgende:
“Ta mi deber di informabo cu desde awe, 25 di Mei 2022, bo empleo cu Aruba Caribbean Hotel Limited Partnership haciendo negoshi bao nomber di Hilton (…) a wordo termina den forma inmediato pa motivo cu bo a nenga di ehecuta bo trabao segun instruccion di bo hefe y conforme e descripcion di trabou.
Despues di tantisimo advertencia por escrito di bo hefe, nos a tuma nota cu bo persona ta sigui ignora y nenga di cumpli cu bo deber manera stipula, entre otro:
- Bo no ta tuma datonan (Reading) ni raporta correctamente y consecuentemente cual ta perhudica di no ta cumpli cu e standard di Compania.
- Bo no ta yena e lista di verificación (checklist) diariamente di e Boiler Room, tur rapport entre januari y mei ta blanco sin ningun dato. E lista aki ta di sumo importancia pa Compania su inspeccion anual (Hilton Engineering Inspection).
- E intercoolernan di e boiler no a wordo drecha segun instrui desde september 2021 y un di nan a wordo condena (sera) sin autorizacion, cual por perhudica bo seguridad y di cualquier otro miembro di equipo cu mester tuma muestra di awa (incluyendo ora compañía di afo bin inspecciona e sistema (…).
- Bo negligencia y falta di comunicacion ta perhudica Compania di pasa e insepccion local pa medio di D.T.I. cual lo tuma lugar proximo luna.
- Adicionalmente bo ta verf diferente tubo di sumo importancia sin consulta cu bo hefe pa verifica e color y standard di cada uno segun e guia.
Hilton ta condena e tipo di comportacionan aki enfaticamente. Bo comportacion - riba su mes y combina cu tur e advertencianan anterior - ta bay cotra tur norma y balornan di Compania (…)”.
2.5 [
verzoeker] heeft bij brief van 3 november 2022 de nietigheid van het ontslag ingeroepen, aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon en zich bereid verklaard om op eerste oproep zijn werkzaamheden te hervatten.
2.6
Bij e-mailbericht van 8 november 2022 heeft Hilton te kennen gegeven in het door haar gegeven ontslag te volharden.

3.HET GESCHIL

3.1 [
verzoeker] verzoekt - naar het Gerecht begrijpt - om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht te verklaren dat het verleende ontslag door hem buitengerechtelijk vernietigd is;
b) Hilton te veroordelen om tegen kwijting aan hem zijn volledige loon (door) te betalen vanaf 25 mei 2022, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
c) Hilton te veroordelen aan hem te voldoen de wettelijke verhoging over het onder b) toe te wijzen bedrag;
d) Hilton te veroordelen aan hem te betalen de wettelijke rente over de onder b) en c) toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid hiervan tot de dag der voldoening;
e) ten opzichte van al het vorenstaande enige andere beslissing te nemen die het Gerecht juist acht;
f) Hilton te veroordelen in de kosten van procedure.
3.2 [
verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij op staande voet is ontslagen, zonder dat sprake was van de daartoe vereiste dringende reden en zonder dat de Directeur van de Directie Arbeid toestemming heeft gegeven aan Hilton om hem te ontslaan. Het gegeven ontslag is derhalve vernietigbaar.
3.3
Hilton heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan een dringende reden voor ontslag. Als dringende redenen voor ontslag worden volgens artikel 7:678, lid 1, BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden genomen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
4.2
De vijftal verwijten die in de ontslagbrief zijn opgenomen, luiden als volgt.
1) het niet vastleggen van gegevens en vervolgens de gegevens die wel zijn vastgelegd niet correct dan wel niet consistent rapporteren, hetgeen tot gevolg heeft dat niet aan de normen van het bedrijf wordt voldaan;
2) het niet dagelijks invullen van de checklist van de
boiler roomtussen januari en mei 2022;
3) het niet uitvoeren van de opdracht tot het repareren van de
intercoolerdie door de werkgever in september 2021 aan [verzoeker] is gegeven;
4) de nalatigheid en het gebrek aan communicatie van [verzoeker] belemmeren het bedrijf om een keuring van
DTIte doorstaan;
5) zonder overleg en zonder rekening te houden met de richtlijnen voor de toe te passen kleuren, belangrijke leidingen (gas/water/etc.) verven.
4.3
Met betrekking tot die verwijten is volgens Hilton sprake van de zogeheten spreekwoordelijke druppel die de spreekwoordelijke al volle emmer heeft doen overlopen, terwijl uit de stellingen van Hilton volgt dat die druppel wordt gevormd door de hiervoor onder 3) en 5) omschreven volgens Hilton gevaar voor personen veroorzakende verwijten. In het licht van dit alles wordt het volgende overwogen.
4.4
Ter zake van het hiervoor onder 3) omschreven verwijt stelt Hilton dat zij in september 2022 aan [verzoeker] schriftelijk de opdracht heeft gegeven dat hij een intercooler moest repareren, en dat zij vlak voor het aan [verzoeker] gegeven ontslag heeft bemerkt dat die opdracht niet door hem was uitgevoerd. Hilton stelt dat [verzoeker] voor ontvangst van die schriftelijke opdracht heeft getekend, zodat hij daarvan op de hoogte was. [verzoeker] stelt daar tegenover dat hij niet op de hoogte was van bedoelde opdracht en nooit voor ontvangst daarvan heeft getekend. [verzoeker] stelt in dit verband verder dat de handtekening waarop Hilton zich beroept niet van hem maar van zijn collega [naam collega] is. Dat niet door Hilton bestreden verweer brengt met zich dat de stelling van Hilton, dat [verzoeker] voor ontvangst van de schriftelijke opdracht heeft getekend en daarom daarvan op de hoogte was, voldoende nadere onderbouwing mist. Die stelling wordt daarom gepasseerd. Dat betekent dat het hiervoor onder 3) omschreven aan [verzoeker] verweten feit niet komt vast te staan.
4.5
Ter zake van het hiervoor onder 5) omschreven verwijt wordt het volgende overwogen. Ter zitting heeft Hilton verklaard dat het verven van bedoelde leidingen tot het takenpakket behoort van [verzoeker], en dat als hij de leidingen zonder opdracht daartoe in de in verband met internationale veiligheidsvoorschriften voorgeschreven juiste kleuren had geverfd hem geen verwijt kon worden gemaakt. Hieruit volgt dat [verzoeker] zonder daartoe gegeven opdracht van Hilton of zonder overleg met Hilton in de uitvoering van zijn takenpakket de leidingen mocht verven. Gesteld noch is gebleken dat Hilton [verzoeker] op enig moment heeft gewezen op de omstandigheid dat de leidingen in verband met internationale veiligheidsvoorschriften alleen maar mochten worden geverfd in de voorgeschreven kleuren, en evenmin is gesteld of gebleken dat [verzoeker] anderszins van die voorschriften op de hoogte was. Dit één en ander leidt op dit onderdeel tot de slotsom dat aan [verzoeker] niet kan worden verweten dat hij zonder overleg de leidingen heeft geverfd en dat hij de leidingen niet in internationaal voorgeschreven kleuren heeft geverfd. Bij dit alles wordt nog overwogen dat de stelling van Hilton, dat bij voormelde schriftelijke opdracht ook aan [verzoeker] schriftelijk kenbaar is gemaakt dat hij niets meer mocht verven, Hilton niet kan baten omdat - zoals hiervoor geoordeeld - de stelling dat [verzoeker] dat schriftelijke stuk heeft ontvangen en daarom om de hoogte was van wat daar allemaal in stond niet komt vast te staan.
4.6
Ter zake van het hiervoor onder 4) omschreven aan [verzoeker] gemaakte verwijt is het Gerecht van oordeel dat de formulering daarvan niet of onvoldoende duidelijk is, en daarom niet aan het ontslag kan bijdragen. Zo is niet vermeld wanneer precies [verzoeker] nalatig is geweest, dan wel wanneer precies sprake was van een gebrek aan communicatie waardoor het Hilton belemmerd werd om een keuring te doorstaan. Ook is in dat verband niet duidelijk in welke zin precies [verzoeker] nalatig is geweest, dan wel gebrekkig was in zijn communicatie Gelet hierop kan niet gezegd worden dat het voor [verzoeker] onmiddellijk volkomen duidelijk was welke eigenschappen precies of gedragingen precies Hilton met dit verwijt aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd. Als gevolg van dit één en ander kan niet worden gezegd dat op 25 mei 2022 sprake was van een al volle verwijtenemmer, zoals gesteld door Hilton.
4.7
Nu de hiervoor onder 3) en 5) aan [verzoeker] verweten feiten niet komen vast te staan, bestaat er geen druppel die de verwijtenemmer heeft doen overlopen. Dit temeer omdat hiervoor is geoordeeld dat die emmer op de ontslagdatum niet zo vol was als door Hilton gesteld. Dat betekent dat [verzoeker] geen dringende reden heeft gegeven aan Hilton voor ontslag, met als gevolg dat [verzoeker] het aan hem gegeven ontslag op goede voet buitengerechtelijk heeft vernietigd. De hiervoor onder a) omschreven vordering van [verzoeker] zal daarom worden toegewezen.
4.8
Ter zake van de in beginsel toewijsbare loonvordering van [verzoeker] wordt in het licht van het matigingsberoep van Hilton het volgende overwogen. Met Hilton is het Gerecht van oordeel dat [verzoeker] te lang heeft gewacht alvorens deze procedure te starten. Het ontslag is gegeven op 25 mei 2022 terwijl deze zaak is gestart op 17 maart 2023, ofwel vrijwel 10 maanden na het ontslag. Het Gerecht ziet daarin aanleiding om de loonvordering in elk geval te matigen met 6 maanden loon. Daarbij komt dat [verzoeker] ter zitting heeft verklaard dat hij vanaf het ontslag in het aannemersbedrijf van zijn ouders werkzaamheden verricht en dat hij daarvoor gemiddeld Afl. 1.000,-- per maand krijgt betaald. Ook in zoverre wordt de toe te wijzen loonvordering gematigd (als na te melden).
4.9
De wettelijke verhoging over achterstallig loon zal gematigd worden vastgesteld op telkens maximaal 15%. De niet door Hilton bestreden wettelijke rente over achterstallig loon zal worden toegewezen als na te melden.
4.1
Hilton zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,-- aan verschotten (griffiegeld) en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-verklaart voor recht dat het door Hilton op 25 mei 2022 aan [verzoeker] gegeven ontslag door hem succesvol buitengerechtelijk is vernietigd;
-veroordeelt Hilton om tegen kwijting aan [verzoeker] (door) te betalen zijn volledige loon vanaf 25 mei 2022 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met telkens 15% aan gematigd vastgestelde wettelijke verhoging en met wettelijk rente, te verminderen met een bedrag gelijk aan zes maanden loon en voorts te verminderen met Afl. 1.000,-- voor elke na 25 mei 2022 tot aan deze uitspraak gelegen maand;
-veroordeelt Hilton in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.950,--;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door [verzoeker] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 18 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.