In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderden de eiseressen, als wettelijk vertegenwoordigers van minderjarigen, dat de gedaagde executeur testamentair aansprakelijk werd gesteld voor schade die zij hadden geleden als gevolg van beroepsfouten in de uitvoering van zijn taken. De procedure volgde op een eerdere schorsing van de oorspronkelijke executeur en de benoeming van de gedaagde als nieuwe executeur. De eiseressen stelden dat de gedaagde had nagelaten om tijdig de verjaring van dwangsommen te stuiten en dat hij niet adequaat had gereageerd op juridische procedures die van invloed waren op de nalatenschap. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de eiseressen niet-ontvankelijk waren in hun vorderingen omdat zij geen machtiging van de rechter hadden om namens hun minderjarige kinderen op te treden. Het gerecht oordeelde dat de eiseressen inderdaad niet de benodigde machtiging hadden en dat de gedaagde niet in zijn hoedanigheid als executeur was opgeroepen. De zaak werd aangehouden om de eiseressen in de gelegenheid te stellen de notaris, die als bijzonder curator was benoemd, op te roepen. Het gerecht benadrukte dat de belangen van de minderjarigen in deze procedure zorgvuldig moesten worden gewaarborgd. De uitspraak werd gedaan op 10 mei 2023, waarbij het gerecht de zaak naar de rol verwees voor verdere conclusies.