Uitspraak
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres, die in Costa Rica woont, dat het Gerecht voor recht verklaart dat zij het kind is van de op 21 augustus 2016 overleden erflater. Eiseres stelde dat zij als erfgenaam aanspraak heeft op de nalatenschap van de erflater en verzocht om een boedelbeschrijving, de terugkeer van een foutieve verklaring van erfrecht en de scheiding en deling van de nalatenschap. Gedaagden, de kinderen van de erflater, voerden verweer en betwistten de stelling van eiseres dat zij de dochter van de erflater is. Het Gerecht heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend, waaronder een uittreksel van het Departemento Civil van Costa Rica en documenten van het Tribunal Supremo Registro Civil. Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, concludeerde het Gerecht dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar claim te onderbouwen. Het Gerecht oordeelde dat de overgelegde documenten niet voldoende waren om aan te tonen dat eiseres de dochter van de erflater was, en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die op Afl. 1.250,- per partij werden begroot. De proceskostenveroordeling jegens gedaagde 2 werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.