ECLI:NL:OGEAA:2023:123

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202103811
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht van kind van erflater in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres, die in Costa Rica woont, dat het Gerecht voor recht verklaart dat zij het kind is van de op 21 augustus 2016 overleden erflater. Eiseres stelde dat zij als erfgenaam aanspraak heeft op de nalatenschap van de erflater en verzocht om een boedelbeschrijving, de terugkeer van een foutieve verklaring van erfrecht en de scheiding en deling van de nalatenschap. Gedaagden, de kinderen van de erflater, voerden verweer en betwistten de stelling van eiseres dat zij de dochter van de erflater is. Het Gerecht heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend, waaronder een uittreksel van het Departemento Civil van Costa Rica en documenten van het Tribunal Supremo Registro Civil. Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, concludeerde het Gerecht dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar claim te onderbouwen. Het Gerecht oordeelde dat de overgelegde documenten niet voldoende waren om aan te tonen dat eiseres de dochter van de erflater was, en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die op Afl. 1.250,- per partij werden begroot. De proceskostenveroordeling jegens gedaagde 2 werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 15 maart 2023 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. no. AUA202103811
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Costa Rica,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
voorheen als gemachtigde de advocaat mr. D.G. Kock, thans procederend in persoon,
tegen:

1.[gedaagde 1],

wonende te Aruba,
hierna: [gedaagde 1],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Aruba,
hierna: [gedaagde 2],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
gedaagden.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoek, met producties, van 22 december 2021;
- de conclusie van antwoord, met producties, van de zijde van [gedaagde 1] van 8 maart 2022;
- de conclusie van antwoord, met producties, van de zijde van [gedaagde 2] van 9 juni 2022;
- de akte niet-dienen van 15 februari 2023.
1.2
Vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.HET GESCHIL

2.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat zij een kind is van de op 21 augustus 2016 te Aruba overleden [erflater] en als zodanig mede-erfgenaam is van diens nalatenschap;
b. een boedelbeschrijving beveelt op de grond van artikel 672 Rv, met aanwijzing van een notaris;
c. gedaagden beveelt om de door de notaris verstrekte, foutieve verklaring van erfrecht met betrekking tot de nalatenschap van de erflater te retourneren, op straffe van een dwangsom;
d. de scheiding en deling van de nalatenschap van de erflater beveelt ten overstaan van de notaris; en
e. gedaagden veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2 [
eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij het kind is van de erflater, als erfgenaam aanspraak heeft op haar aandeel in de nalatenschap en dat zij daarom recht heeft op en belang heeft bij het gevorderde.
3.3 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ieder voor zich verweer gevoerd en beiden geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, nader ingegaan.

3.DE BEOORDELING

3.1 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de kinderen van wijlen [erflater] (hierna: de erflater). De erflater was op [geboortedatum] te Aruba geboren, woonde in Aruba en is op 21 augustus 2016 alhier overleden. De erflater was gehuwd met de moeder van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], [moeder].
3.2 [
eiseres] is op [geboortedatum] in Costa Rica geboren. Zij stelt het kind te zijn van de erflater, omdat de erflater, zo begrijpt het Gerecht uit haar stellingen, [eiseres] heeft geadopteerd. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [eiseres] een uittreksel van het Departemento Civil van Costa Rica overgelegd waarin ‘[erflater]’ als haar vader staat vermeld.
3.3.1 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben beiden betwist dat [eiseres] de dochter is van de erflater.
3.3.2 [
gedaagde 1] heeft een uittreksel van het ‘Tribunal Supremo Registro Civil’ uit Costa Rica overgelegd, waaruit blijkt dat [eiseres] op 5 mei 2017 stond ingeschreven als ‘[eiseres]’ met als vader [vader]. Tevens heeft hij aangevoerd dat de erflater op het moment van de geboorte van [eiseres] 63 jaar oud was en daarmee krachtens het toepasselijke recht te oud om haar te kunnen adopteren, dat uit het door [eiseres] overgelegde stuk op geen enkele wijze kan worden afgeleid dat een geldige adoptie heeft plaatsgevonden en dat een eventueel in Costa Rica plaatsgevonden adoptie alhier wegens strijd met de goede zeden en openbare orde niet kan worden erkend.
3.3.3 [
gedaagde 2] op haar beurt heeft aangevoerd dat zij nooit van haar vader en/of moeder over [eiseres] heeft vernomen, dat zij plotseling via de notaris hoorde dat [eiseres] stelt een dochter van de erflater te zijn en dat er geen reden is om [eiseres] op enkel haar woord te geloven. Niet alleen heeft [eiseres] aanvankelijk gezegd dat zij uit een buitenechtelijke relatie tussen de erflater en haar moeder is geboren en nadien dat zij door de erflater is geadopteerd, ook heeft zij geweigerd stukken van de adoptie te tonen. Het door haar overgelegde stuk is geen bewijs van haar stelling dat zij de dochter van de erflater is. Dit is niet vertaald en niet voorzien van de nodige apostille. Daarenboven staat alleen de naam ‘[erflater]’ als vader vermeld, maar verder geen onderscheidende gegevens zoals een geboortedatum of -plaats, waarmee de erflater zou kunnen worden geïdentificeerd. Ook blijkt uit dit stuk niet wanneer de erflater de vader van [eiseres] zou zijn geworden. Na het overlijden van de erflater, in 2017, stond [eiseres] immers blijkens de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verkregen documenten nog als dochter van [vader] geregistreerd.
3.4 [
eiseres] heeft, ondanks daartoe meermalen in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer op voormelde verweren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gereageerd.
3.5
Naar het oordeel van het Gerecht is het door [eiseres] ter onderbouwing van haar stelling dat zij de dochter is van de erflater overgelegde uittreksel, mede in het licht van al hetgeen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangevoerd en gelet op het door [gedaagde 1] overgelegde stuk van het ‘Tribunal Supremo Registro Civil’, onvoldoende voor het oordeel dat [eiseres] inderdaad het kind is van de erflater. Uit het uittreksel blijkt niet dat de erflater de ‘[erflater]’ is die als vader wordt genoemd. Ook zijn geen (andere) verificatoire stukken overgelegd waaruit blijkt dat [eiseres] zijn kind is of door de erflater is geadopteerd zoals zij in haar inleidend verzoek lijkt te stellen. Gelet hierop en bij gebreke aan concrete feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel leiden, kan niet worden gezegd dat [eiseres] een kind en erfgenaam is van de erflater. Haar vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
3.6 [
eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde 1] en aan de zijde van [gedaagde 2] begroot op steeds Afl. 1.250,- aan gemachtigdensalaris. De proceskostenveroordeling wordt wat betreft [gedaagde 2] uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
4.1
wijst het gevorderde af;
4.2
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op Afl. 1.250,- aan gemachtigdensalaris;
4.3
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op Afl. 1.250,- aan gemachtigdensalaris;
4.4
verklaart de proceskostenveroordeling jegens [gedaagde 2] uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.