ECLI:NL:OGEAA:2023:121

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202100038
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van goederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot onroerende zaken en schulden

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 15 maart 2023 een vonnis gewezen in de zaak tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar zijn gehuwd en nu in een echtscheidingsprocedure zijn verwikkeld. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. D.G. Croes, heeft verzocht om de verdeling van de goederengemeenschap, die bestaat uit alle goederen en schulden die zij gezamenlijk hebben. De man, vertegenwoordigd door mr. C.H. Lejuez, heeft in zijn conclusie van antwoord voorgesteld om de goederen te verkopen, de schulden af te lossen en de resterende waarde gelijk te delen.

De procedure heeft geleid tot een aantal vaststellingen over de gemeenschap van goederen, waaronder de peildatum van 8 november 2019, waarop de gemeenschap is vastgesteld. Er is onduidelijkheid over de eigendom van een onroerende zaak, die in de nalatenschap van de vader van de vrouw valt, en de vrouw moet bewijsstukken overleggen om aan te tonen hoe deze eigendom en eventuele schulden in de gemeenschap vallen. Het gerecht heeft bepaald dat de vrouw een akte moet nemen om deze kwesties te verduidelijken, waarna de man kan reageren.

Het vonnis houdt verder in dat de zaak naar de rol wordt verwezen om de vrouw in staat te stellen de benodigde informatie te verstrekken. Het gerecht heeft verdere beslissingen aangehouden, inclusief de proceskostenbeslissing, die in een later vonnis zal worden genomen. De zaak betreft niet alleen de verdeling van goederen, maar ook de afhandeling van schulden en andere financiële verplichtingen tussen de partijen.

Uitspraak

Vonnis van 15 maart 2023
behorend bij A.R. nr. AUA202100038
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres]te Aruba,
eiseres,
hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. D.G. Croes,
tegen
[naam gedaagde]te Aruba,
gedaagde,
hierna: de man,
gemachtigde: mr. C.H. Lejuez.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Na ontvangst van de conclusie van dupliek heeft het gerecht bepaald dat er vonnis zal worden gewezen.

2.DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

de vaststaande feiten
2.1.
Tussen partijen staat vast dat zij op 2 oktober 2020 met elkaar zijn gehuwd, dat hun huwelijksgoederenrégime de wettelijke gemeenschap van goederen is, dat bij beschikking van 21 oktober 2019 de echtscheiding tussen hen is uitgesproken en dat die beschikking op 8 november 2019 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
de vordering en het verweer
2.2.
Bij verzoekschrift vordert de vrouw, kort weergegeven, dat het gerecht tussen partijen de verdeling van hun goederengemeenschap zal vaststellen op de wijze die zij in haar verzoekschrift onder 6 heeft aangegeven. De man heeft in zijn conclusie van antwoord voorgesteld om de verdeling te laten plaatsvinden door alle goederen van de gemeenschap te verkopen, de schulden af te lossen en wat daarna overblijft 50/50 met elkaar te delen. Bij conclusie van repliek heeft de vrouw daarmee ingestemd en heeft zij haar vordering gewijzigd. In zoverre zijn partijen het met elkaar eens.
de vordering zal bij later vonnis worden toegewezen
2.3.
Het gerecht zal partijen bij later vonnis veroordelen om op die manier met elkaar over te gaan tot verdeling van hun gemeenschappelijke goederen en schulden. Eerst moet echter worden vastgesteld om welke goederen en schulden het daarbij gaat.
de omvang van de gemeenschap van goederen
2.4.
De peildatum voor de omvang van de gemeenschap is 8 november 2019. De gemeenschap van goederen bestaat namelijk uit alle goederen en schulden die partijen hadden ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
[adres woning]
2.5.
De man stelt en de vrouw ontkent dat de onroerende zaak met het adres [adres woning] deel uitmaakt van de goederengemeenschap. Volgens de conclusie van repliek van de vrouw valt [adres woning] in de nalatenschap van de vader van de vrouw ([naam van vader]) en is die nalatenschap nog niet verdeeld. Uit productie 1 bij die conclusie blijkt dat op 8 augustus 2019 bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (hierna: het kadaster) [naam vader] nog als eigenaar van [adres woning] stond geregistreerd.
2.6.
De onroerende zaak [adres woning] zal bij de verdeling worden betrokken, maar het is niet duidelijk welke gevolgen dit heeft voor de verdeling van de goederengemeenschap. Het gerecht legt hieronder uit wat duidelijk is en daarna wat met betrekking tot [adres woning] nog duidelijk moet worden.
2.7.
Duidelijk is dat [adres woning] in het verleden eigendom was van de ouders van de vrouw. Op 19 juni 2014, toen de moeder van de vrouw al enige tijd was overleden, heeft [naam vader] (hierna: [vader]) bij notariële akte een volmacht aan de vrouw gegeven om de nalatenschap van zijn overleden vrouw te verdelen (productie 4 bij conclusie van antwoord). Tot die nalatenschap behoorde de onverdeelde helft van [adres woning]. De andere onverdeelde helft was van [vader]. In de notariële akte van volmacht heeft [vader] verder bepaald dat [adres woning] aan de vrouw wordt toegedeeld en dat zij alle kosten daarvan moet dragen. Dit verklaart dat de notaris zijn rekening ter zake van ‘
verdeling nalatenschap’ aan de vrouw heeft gestuurd (zie productie 6 bij de conclusie van antwoord). Van het in rekening gebrachte bedrag maakt een ‘
overbedelingssom’ van Afl 45.000 deel uit. Verder is duidelijk dat partijen Afl 20.000 aan de zus en Afl 20.000 aan de broer van de vrouw hebben betaald wegens de overbedeling van de vrouw en dat bij de betaling van dit bedrag aan de broer van de vrouw is vermeld: ‘
overeenkomst [adres woning]’ (zie productie 7 bij conclusie van antwoord).
2.8.
De vrouw heeft in 2014 op deze wijze een vordering tot levering van de eigendom van [adres woning] verkregen, kennelijk onder de verplichting om onder meer haar overbedeling ongedaan te maken door de andere erfgenamen te compenseren voor het verlies van hun aandeel in die onroerende zaak. Omdat dit vóór 8 november 2019 plaats vond, valt haar vordering in de goederengemeenschap.
2.9.
Het volgende is voor het gerecht niet voldoende duidelijk. [vader] had op 19 juni 2014, na erfopvolging van zijn overleden vrouw volgens de wet, een aandeel van 62½ % in [adres woning]: de onverdeelde helft plus een kindsdeel van 12½ %. Door de toedeling van [adres woning] aan de vrouw heeft hij dat aandeel verloren. Dit betekent dat in beginsel de vrouw een schuld aan haar vader kreeg wegens overbedeling, welke schuld evengoed in de goederengemeenschap valt. Het is van belang wat er over deze schuld is afgesproken met [vader] en/of de broer en de zus van de vrouw. Het ligt op de weg van de vrouw om op dit punt duidelijkheid te verschaffen. Het gerecht zal haar daartoe in staat stellen door middel van een akte waarbij zij alle bewijsstukken dient over te leggen waarover zij beschikt en die nodig zijn om aan te tonen in hoeverre de vordering tot de levering van de eigendom van [adres woning] uitsluitend gedeeltelijk in de huwelijksgoederengemeenschap valt, of dat daar schulden tegenover staan die in de processtukken nog niet zijn genoemd. Ook verwacht het gerecht van haar om de overlijdensdatum van [vader] bekend te maken, omdat die datum in dit kader eveneens van belang is. De man zal bij een antwoordakte kunnen reageren.
2.10.
De conclusie van het gerecht is dat [adres woning] in de verdeling moet worden betrokken, maar dat pas later zal worden beoordeeld op welke wijze dat zal gebeuren.
de [merk auto] en het spaarfonds CAPA
2.11.
De man heeft in de conclusie van antwoord ontkend dat een [merk auto] (en de lening waarmee die auto is aangeschaft) en een tegoed in het spaarfonds CAPA tot de gemeenschap behoren. In de conclusie van repliek is de vrouw hierop niet meer teruggekomen. Kennelijk heeft de vrouw haar stellingen met betrekking tot de [auto] en het spaartegoed opgegeven.
de gemeenschappelijke activa
2.12.
De volgende goederen behoren onweersproken tot de te verdelen gemeenschap:
a. (de vordering tot levering van) de eigendom van het perceel [adres woning];
b. de eigendom van het perceel [adres perceel];
d. de personenauto [merk auto] (in gebruik bij de man);
e. de personenauto [merk auto] (in gebruik bij de vrouw);
f. de inboedel van de voormalige echtelijke woning;
h. de woning [adres] met een bedrag van Afl 5.000 uit een erfenis die aan de zijde van de man in de goederengemeenschap is gevallen.
(De ontbrekende letters hebben betrekking op de [merk auto] en het CAPA-tegoed).
de gemeenschappelijke passiva
2.13.
De volgende schulden zijn gemeenschappelijk:
A. een schuld aan RBC bank (financiering van [model auto]) welke schuld op 3 februari 2020 Afl 52.043,15 bedroeg;
B. een credit card-schuld van Afl 8.418,64;
C. hypothecaire schulden aan de bank ([adres]).
andere kwesties
2.14.
Omdat alle gemeenschappelijke goederen zullen worden verkocht en de opbrengst daarvan zal worden gebruikt om de schulden af te lossen, hoeft de waarde van de goederen en van de schulden niet te worden vastgesteld. Mochten partijen besluiten om hiervan af te wijken door bepaalde goederen en/of schulden aan één van de beide partijen toe te delen, dan dienen zij af te spreken welke de waarde daarvan is. Lukt het niet om die afspraak met elkaar te maken, dan zal in beginsel de datum van de toedeling de peildatum zijn voor de taxatie. De vorderingen houden echter niets concreets hierover in, zodat het gerecht vooralsnog geen nadere beslissingen zal geven.
2.15.
Uit de processtukken blijkt verder van onenigheid tussen partijen over met name alimentatiebetalingen, vergoedingen voor het gebruik van gemeenschapsgoederen en huuropbrengsten. Partijen hebben daarop echter geen vorderingen gebaseerd: het zijn geen goederen en/of schulden van de gemeenschap. Partijen hebben overigens ook al niet voldoende concrete gegevens verstrekt aan de hand waarvan het gerecht kan bepalen dat er na de verkoop en na de aflossingen onderling nog bepaalde verrekeningen moeten plaatsvinden.
2.16.
Er is tot slot ook discussie over de vraag wie van de beide partijen er de oorzaak van is dat er een nieuwe procedure nodig was om de goederengemeenschap verdeeld te krijgen. Kennelijk hebben partijen dit onderwerp in hun processtukken opgenomen met het oog op de proceskostenbeslissing. Die beslissing en de redenen daarvoor volgen bij later vonnis.
de slotsom
2.17.
De zaak wordt naar de rol verwezen om de vrouw in staat te stellen een akte te nemen om opgave te doen van de in rechtsoverweging 2.9 bedoelde kwesties.
De man kan daarna bij antwoordakte reageren op de akte van de vrouw.
Verdere beslissingen moeten wachten.

3.DE BESLISSING

Het gerecht
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 12 april 2023om de vrouw in staat te stellen een akte nemen met betrekking tot de in rechtsoverweging 2.9 bedoelde kwesties;
3.2.
verstaat dat de man in staat zal worden gesteld om een antwoordakte te nemen;
3.3.
houdt verdergaande beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers, rechter-plv., en is door de rolrechter ondertekend en uitgesproken in het openbaar op woensdag 15 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.