ECLI:NL:OGEAA:2023:120

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202102362
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering en aansprakelijkheid bij verkoop van bitcoins

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.C.A. Crouch, een bedrag van USD 80.000,- van gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Marchena. De vordering is gebaseerd op een vermeende toezegging van gedaagde om dit bedrag te betalen in verband met een transactie waarbij eiser bitcoins heeft verkocht aan gedaagde's zakenpartners, die vervolgens met vals geld hebben betaald. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 17 augustus 2021, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn complex en omvatten meerdere ontmoetingen en communicatie tussen de partijen, waaronder WhatsApp-berichten en e-mails van de advocaat van eiser. Eiser stelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door de verkoop van de bitcoins en dat gedaagde zijn woning als onderpand heeft aangeboden voor de terugbetaling. Gedaagde ontkent echter de aansprakelijkheid en de toezegging tot betaling. Het Gerecht heeft de verklaringen van de ouders van eiser en andere getuigen als bewijs voor de toezegging van gedaagde geaccepteerd. Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat gedaagde moet voldoen aan zijn toezegging en heeft het de vordering van eiser gedeeltelijk toegewezen, met een veroordeling tot betaling van Afl. 142.400,- en de wettelijke rente vanaf 4 mei 2021. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

Vonnis van 15 maart 2023
Behorend bij A.R. no. AUA202102362
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 17 augustus 2021;
- de conclusie van antwoord van 9 februari 2022;
- de conclusie van repliek, met producties, van 29 juni 2022;
- de conclusie van dupliek van 18 januari 2023.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden, staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
eiser] heeft of had bitcoins in zijn bezit.
2.3
Op 17 februari 2021 heeft [gedaagde] [eiser] in een hotel in Brussel, België, geïntroduceerd bij ene [koper 1] in verband met de verkoop van bitcoins. Bij die ontmoeting was tevens aanwezig ene [koper 2]. [gedaagde] is direct na de introductie weggegaan.
2.4
Op 3 maart 2021 heeft in Brussel een tweede ontmoeting plaatsgevonden, ditmaal tussen [eiser] en de accountant van [koper 1] en [koper 2], samen met een assistent. Aan de zijde van [eiser] was tevens [naam vriend van eiser] (hierna: [vriend]) aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst heeft [eiser] bitcoins verkocht aan [koper 1] en [koper 2] voor USD 80.000,- in contanten. Nadat de bitcoins waren overgeschreven, bleek dat het betaalde geld vals was.
2.5
Op 4 maart 2021 heeft in Aruba een gesprek plaatsgevonden tussen [naam vader van eiser] (de vader van [eiser]), [naam de moeder van eiser] (de moeder van [eiser]) en [gedaagde]. Tijdens dit gesprek is een ‘schuldbekentenis’ aan [gedaagde] overhandigd. Deze schuldbekentenis heeft [gedaagde] niet getekend.
2.6
In een e-mailbericht van 8 maart 2021 schrijft mr. Anthony Ruiz, advocaat te Aruba, als volgt aan [eiser], met cc aan zijn ouders:
“Cliente a informami via What’ap cu – a pesar cu e no por reconoce cu e ta culpable c ubo persona a wordu estafa – e ta willing pa dun abo persona middels un beslag arriba su cas (schuldbekentenis) cu abo lo hay abo US$ 80 mil back bow I e siguiente condicion nan.
Abo no por execute e schuldbekentenis den e komende twee jaren. Y lo cuminsa paga abo US$ 1000,00 e anja aki tur luna y otro anja US$ 1500 pa luna. Su objetivo ta pa paga antes, pero e lo mester bay traha pa e haya e plaka y pesey e kier dos anja. Si en caso e logra haya e plaka prome e lo pagabo prome. Esey por ta e teoréticamente e anja aki mes, pero e mester duna su mes un redelijk termijn pa haya e plaka aki pabo.
(…)
[eiser], si mi Analisa e caso bon, verdad e menee raki a dunabo e contactgegevens nan di e deal aki, pero e – según mi!- fácilmente por bisa cu e no a estafabo y con abo por tawata asina stop di no a let op miho arriba e plaka etc y pa nos papia mes cu e transactie aki ta holo di tur banda.
(…)
Mi ta bay tuma contacto cu notaris pa mira si e cos aki por. Si e no por mi tin otro manera, esey ta zgn cuminsa un caso contra e meneer y e meneer ta acpta bo demanda y asina bo ta haya un title. E nadeel di tur esey ta cu e proceso ey ta tarda y nos sa kiko e meneer por hasi mientrastanto, pesey mu voorkeur ta lliheresa y seguridad pabo pa haya un notariele schuldbekentenis.
En tot caso [eiser] lagamu sa si bo tin pregunta.
[mama/tata] ami ta book mi tempo den e file cu ami tin habri di boso nan, esey ta ok? E cos aki ta tumando hopi tempo dimi.”
2.7
Op 9 maart 2021 vindt het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen [eiser] (aan te duiden als ‘V’) en [gedaagde] (aan te duiden als ‘G’):
“(…) V: do you have an indication that he will pay back with bitcoins or other way
(…)
G: You will get your money back
(…)
V: in the meantime we should get our paperwork secured with [voornaam advocaat].
G: will do that but please wait the end of the month before to register the lean. This is extra cost and I am not rich even if I have a house.”
2.8
Mr. Anthony Ruiz schrijft vervolgens op 10 maart 2021 aan [eiser]:
“Awe sr [gedaagde] a informami cu e ta solamente dispuesto pa paga US$ 40.000 cu e betalingstermijn die 2 anja y cu un final payment. Si e caso su contacto nan e por logra pa haya e plaka back e ta paga full. (…)
Nos tin un problema p alaga traha un schuldbekentenis na notario. (…) Loken os por hasi ta traha un gewone schuldbekentenis y abo ta buta beslag y desues cuminsa un caso y nos ta pidi [naam gedaagde] pa e no objeta arriba e beslag. (…) Ami ta purba di intermedia, y mi kier regla e asunto aki.”
2.9
Op 13 maart 2021 vindt het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen [eiser] (aan te duiden als ‘V’) en [gedaagde] (aan te duiden als ‘G’):
“V: I received an email from [voornaam advocaat] that contradicts our arrangement, this will not work for us. We need some sort of security at this point.
G: I am going the 20/21 in Europe to get your money back.”
En op 14 maart 2021 schrijft [eiser] aan [gedaagde]:
“ that’s fine but we need some sort of security otherwise there is nothing. (…) I was hoping we can get some sort of security this week that I will not be left holding the debt of this deal. (…) with your own words you say you will get this money back if you are so certain of that (…) please comply with was is requested.”
2.1
Op 6 april 2021 zou een vergadering plaatsvinden tussen [eiser], [vriend], [gedaagde] en [naam zakenrelatie van gedaagde] (hierna: [zakenrelatie]), een zakenrelatie van [gedaagde]. [gedaagde] is niet verschenen.
2.11
In een op 7 april 2021 gedagtekende, op 8 juli 2021 ondertekende schriftelijke verklaring verklaart de vader van [eiser] onder meer als volgt:
“(…) [gedaagde] agreed to come to my office (…) on March-4-2021 to arrange for repayment of the unpaid balance of the Bitcoin my son sold to his associates. (…) During our conversation and discussion with Mr. [gedaagde], he agreed that he was going to repay the cost of the Bitcoins estimated at 80.000 USD of the Bitcoin that my son (…) sold to his associates. We agreed that his house (…) was going to be used as collateral to ensure that the repayment will happen orderly.
He informed us that he needed a week or so but he will repay the money to my son.”
2.12
In een ook op 7 april 2021 gedagtekende schriftelijke verklaring verklaart de moeder van [eiser] onder meer als volgt:
“I (…) was introduced to Mr. [gedaagde] on March the 4th, 2021. My ex-husband [voornaam van vader] and myself met with him (…) During this meeting Mr. [gedaagde] admitted that he was liable for the transaction and needed to fly back to Europe to collect the money in order to pay [eiser] back the 80K USD. (…) Mr. [gedaagde] agreed in this meeting that we would put up his house (…) as collateral in order to guarantee the repayment of the eighty-thousand U.S. (…) for the bitcoin (…).”
2.13
In een verklaring van eveneens 7 april 2021 verklaart [vriend] onder meer als volgt:
“ I introduced [gedaagde] and [naam verkoper] to Mr. [eiser], after they asked me to find them a person that can sell them Bitcoins. (…) On March 3rd, 2021 while I was on assignment for work with Mr. [eiser] we met with Mr. [gedaagde] and [verkoper] partners so they could hand over the cash to Mr. [eiser] in exchange for the bitcoin. We shortly after found out that the money given to Mr. [eiser] was fake.
On March 12th, 2021 (…) I decided to call him [gedaagde]; Gerecht]. He asked me to meet with him at Starbucks Seaport. Where he on numerous occasions confirmed to me that he is going to repay Mr. [eiser] the 80,000 Dollars to cover his losses. (…) During this meeting [naam zakenrelatie] was present. (…) We finished the meeting with him reconfirming to repay Mr. [eiser] the 80,000 USD and giving his home as security (…)
On March 14th, 2021 I went to his home (…) and delivered the agreement in paying Mr. [eiser] the 80,000 United States Dollar and to give his home (…) as security, to Mr. [gedaagde]. He personally accepted it from me and said he will have it signed the following day through his lawyer. (…).”
2.14
Bij brief van 13 april 2021 is [gedaagde] aangemaand tot betaling van het bedrag van USD 80.000,-. In deze brief van de advocaat van [eiser] staat onder meer als volgt:
“You are hereby summoned to comply (“nakomen’) with the agreement that you have with Mr. [eiser] within three (3) weeks from the date of this letter, whereby you agreed to pay Mr. [eiser] the amount of US$ 80,000.-, in addition to putting your home (…) as a guarantee/security/collateral for the aforementioned payment. Failure to do so within this period will result in you being in default (“verzuim”). (…).”
2.15
Namens [gedaagde] is bij brief van 15 april 2021 gereageerd dat [gedaagde] geen aansprakelijkheid heeft erkend voor de door [eiser] gestelde schade en dat geen toezegging is gedaan tot betaling van USD 80.000,- en het stellen van zijn woning als zekerheid.
2.16
In een schriftelijke verklaring van [zakenrelatie] van 20 juni 2021 staat onder meer als volgt:
“On March 12th, 2021 – I found out through [vriend] that he [gedaagde]; Gerecht] swindled bitcoins from Mr. [eiser]. After I found out about this I confronted mr. [gedaagde] about this (…) he subsequently asked me to mediate the situation for him and arrange repayment to Mr. [eiser] for 80K USD he owed.
He asked me to accompany him on March 21st, 2021 to Brussels to collect money from his business partners and so he can repay (…) Mr. [eiser] (…).”

3.DE VORDERING

3.1 [
eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (kort gezegd) wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen het bedrag van USD 80.000,-, dan wel de tegenwaarde daarvan in Arubaanse florijn met opslag van Afl. 146.400,- , alsmede het bedrag van USD 3.322,70 dan wel Afl. 6.080,54 uit hoofde van door [eiser] gemaakte kosten. Voorts vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de gevorderde bedragen vanaf 3 april 2021, van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van Afl. 3.000,- en van de kosten van het geding, de nakosten en de kosten van het beslag daaronder begrepen.
3.2 [
eiser] legt primair nakoming van de overeenkomst/toezegging aan zijn vorderingen ten grondslag en subsidiair onrechtmatige daad. Volgens [eiser] heeft hij door toedoen van [gedaagde] schade geleden in de vorm van het verlies van de bitcoins en de andere kosten die hij heeft moeten maken.
3.3 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Gevorderde bedrag van USD 80.000.-
Overeenkomst of toezegging
4.1 [
eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] tegenover zijn, [eiser]’s, ouders heeft erkend aansprakelijk te zijn voor hetgeen is gebeurd en akkoord is gegaan met dan wel de toezegging heeft gedaan tot betaling van USD 80.000,- aan [eiser] om de geleden schade te vergoeden en om zijn woning ter zekerheid in onderpand te geven. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [eiser] gewezen op de (hiervoor in 2.11, 2.12, 2.13, 2.14 en 2.16 weergegeven) door (respectievelijk) zijn ouders, [vriend] en [zakenrelatie] afgelegde verklaringen, de (hiervoor in 2.6 en 2.8 weergegeven) mailberichten van mr. Ruiz en de (hiervoor in 2.7 en 2.9 aangehaalde) WhatsApp gesprekken tussen hem en [gedaagde]. [gedaagde] heeft weersproken een dergelijke toezegging te hebben gedaan of afspraak te hebben gemaakt. Tevens heeft [gedaagde] de juistheid en de betrouwbaarheid van de verschillende verklaringen en de WhatsApp-gesprekken betwist.
4.2
Naar het oordeel van het Gerecht geldt met betrekking tot de ter ondersteuning van zijn stelling door [eiser] overgelegde mailberichten van mr. Ruiz van 8 en 10 maart 2021, dat [gedaagde] terecht heeft betoogd dat aan deze mailberichten moet worden voorbij gegaan, omdat niet kan worden gezegd dat mr. Ruiz in deze berichten (bevoegd) het standpunt van [gedaagde] verwoordt. Blijkens de berichten adviseert mr. Ruiz [eiser] en informeert hij hem over de te nemen stappen en het leggen van beslag. Dat hij daarbij - al dan niet mede - voor [eiser] optreedt, blijkt verder uit de omstandigheid dat hij de ouders van [eiser] in de mail van 8 maart 2021 vraagt of de kosten van zijn werkzaamheden op hun rekening mogen worden geboekt en in de mail van 10 maart 2021 met zoveel woorden schrijft dat hij probeert te bemiddelen. Dat van een in deze berichten namens [gedaagde] bevoegd gedane (bevestiging van een) toezegging sprake is, kan dan ook niet zonder meer worden gezegd. Feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat dit wel zo is, zijn niet gesteld of gebleken.
4.3 [
gedaagde] heeft verder de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [vriend] betwist. [vriend] heeft onder meer verklaard dat [gedaagde] op 12 maart 2021 tegen hem zou hebben bevestigd dat hij het bedrag van USD 80.000,- aan [eiser] zou terugbetalen. Volgens [gedaagde] is deze verklaring in strijd met de waarheid en heeft [vriend] enkel aldus verklaard omdat hij een vriend is van [eiser] en aanwezig was toen met het valse geld is betaald. [gedaagde] heeft verder de door [vriend] in zijn verklaring geschetste gang van zaken betwist. Of de verklaring van [vriend] betrouwbaar is en al dan niet steun biedt aan de stellingen van [eiser] kan echter, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, in het midden blijven.
4.4
Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit de door de ouders van [eiser] afgelegde verklaringen, in samenhang bezien met de WhatsApp-gesprekken en de verklaring van [zakenrelatie], het bewijs van de stelling van [eiser] dat [gedaagde] op 4 maart 2021 heeft toegezegd dat hij het bedrag van USD 80.000,- aan [eiser] zou betalen en daarbij zijn woning in onderpand zou geven. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.5
Er zijn geen, althans onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden gebleken die tot het oordeel leiden dat de verklaringen van de vader en de moeder van [eiser] onjuist of onbetrouwbaar zijn. De enkele betwisting door [gedaagde] van de inhoud, is daarvoor onvoldoende. Van innerlijke of onderlinge tegenstrijdigheid van deze verklaringen is ook geen, althans niet op wezenlijke onderdelen, sprake. Weliswaar verklaren de ouders niet volledig gelijkluidend, maar uit beide verklaringen volgt in voldoende mate dat [gedaagde] heeft toegezegd het bedrag van USD 80.000,- aan [eiser] te betalen en dat zijn woning als onderpand zou gelden. Daarbij geldt dat het, gelet op het te bespreken onderwerp, voor [gedaagde] voldoende duidelijk moet zijn geweest dat de ouders van [eiser] het gesprek namens [eiser], die op dat moment nog in het buitenland was, hebben gevoerd en dat de inhoud van dit gesprek aan [eiser] zou worden overgebracht. De tijdens het gesprek op 4 maart 2021 ten overstaan van de ouders van [eiser] gedane toezegging van [gedaagde], geldt daarom als een toezegging jegens [eiser].
4.6
Dat [gedaagde] op 4 maart 2021 heeft toegezegd het bedrag van USD 80.000,- aan [eiser] (terug) te betalen, vindt steun in de nadien gevoerde WhatsApp-gesprekken tussen hem en [eiser]. Zo schrijft [gedaagde] op 9 maart 2021 aan [eiser] “
You will get your money back” en heeft hij het zelf over een te vestigen ‘lean’. Ook reageert hij op 13 maart 2021 niet ontkennend of afwijzend op de mededeling van [eiser] dat een door hem ontvangen bericht in strijd is met de gemaakte afspraken. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat deze WhatsApp gesprekken incompleet zijn en niet een volledig beeld weergeven, maar dit enkele verweer kan niet slagen. Het had op zijn weg gelegen, onderbouwd met stukken, te stellen op welke wijze de gesprekken niet volledig zijn en op welke onderdelen een onvolledig beeld wordt geschetst. Nu hij dit heeft nagelaten, kan niet worden vastgesteld dat, en zo ja, op welke wijze, daarvan inderdaad sprake is.
4.7
Verder vindt de omstandigheid dat [gedaagde] de betreffende toezegging heeft gedaan, steun in de verklaring van [zakenrelatie]. [zakenrelatie] verklaart, onderbouwd met vliegtickets, dat [gedaagde] op 21 maart 2021 naar België is gereisd om te proberen het geld van de kopers van de bitcoins terug te krijgen. Dit is in lijn met de verklaring van de moeder van [eiser] dat [gedaagde] “
needed to fly back to Europe to collect the money in order to pay [eiser] back the 80K USD” en met het WhatsApp-gesprek tussen [gedaagde] en [eiser] van 13 maart 2021, waarin [gedaagde] schrijft: “
I am going the 20/21 in Europe to get your money back.
4.8 [
gedaagde] heeft derhalve, kennelijk om hem moverende redenen, toegezegd gedaan het bedrag van USD 80.000,- aan [eiser] te betalen. Dat hij tijdens het gesprek met de ouders van [eiser] op 4 maart 2021 de op dat moment aan hem voorgelegde schuldbekentenis niet heeft willen tekenen, leidt niet tot een ander oordeel. Ook doet daaraan niet af dat hij, zoals [gedaagde] heeft betoogd, (juridisch) niet aansprakelijk is voor hetgeen met de verkoop van de bitcoins is voorgevallen en dat hij thans betwist dat daadwerkelijk met vals geld is betaald. Dit laat de door hem gedane toezegging onverlet.
4.9
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] zijn toezegging moet nakomen en dat het gevorderde bedrag (omgerekend in Arubaanse florijn) tot een bedrag van Afl. 142.400,- toewijsbaar is. Voor een opslag voor transactiekosten en exchange taxes is, zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, geen plaats. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente zal, gelet op de hiervoor in 2.15 weergegeven brief van de zijde van [eiser] waarin om betaling binnen drie weken wordt verzocht, worden toegewezen vanaf 4 mei 2021.
Gevorderde kosten ad USD 3.322,70
4.10 [
eiser] vordert voorts de vergoeding van door hem gemaakte kosten voor vliegtickets. Gesteld noch gebleken is dat de hiervoor besproken toezegging van [gedaagde] eveneens op het vergoeden van deze gevorderde kosten ziet. Op deze grond is de vordering daarom niet toewijsbaar.
4.11
Subsidiair heeft [eiser] gesteld dat deze kosten moeten worden vergoed op grond van onrechtmatige daad. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens hem gehandeld en heeft hij door toedoen van [gedaagde] schade geleden. Dit betoog faalt. Niet alleen heeft [gedaagde] betwist dat met vals geld is betaald en heeft [eiser] deze stelling niet nader onderbouwd, ook zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat [gedaagde] wetenschap had dat de bitcoins op 3 maart 2021 met vals geld zouden worden betaald. Ook indien en voor zover als juist zou moeten worden aangenomen dat [gedaagde], zoals [eiser] stelt en [gedaagde] betwist, de afspraak om de bitcoins te verkopen heeft geïnitieerd en druk heeft uitgeoefend om de koop door te laten gaan, is daarmee van onrechtmatig handelen door [gedaagde] nog niet gebleken.
4.12
Dit deel van de vordering is niet toewijsbaar.
Buitengerechtelijke kosten
4.13
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. Dat deze kosten zijn gemaakt is weersproken en door [eiser] niet voldoende concreet onderbouwd.
Slotsom
4.14
De slotsom van het voorgaande is dat de stellingen van [eiser] gedeeltelijk slagen en dat het gevorderde deels toewijsbaar is.
4.15 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Afl. 1.100,- aan griffierechten, Afl. 202,74 aan explootkosten en Afl. 4.000,- (2 punten x tarief 7) aan gemachtigdensalaris. De beslagkosten worden tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 1.074,29 aan explootkosten en Afl. 2.000,- (1 punt x tarief 7) aan gemachtigdensalaris. Tevens zal [gedaagde] worden veroordeeld in de nakosten, zoals hierna te vermelden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van Afl. 142.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2021 tot de dag der algehele voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op Afl. 1.100,- aan griffierechten, Afl. 202,74 aan explootkosten en Afl. 4.000,- aan gemachtigdensalaris, vermeerderd met het nasalaris van Afl. 250,- zonder betekening en verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening;
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, van de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 1.074,29 aan explootkosten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.