In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M.F.R. Scheper, een vordering ingesteld tegen een aannemersbedrijf, aangeduid als [N.V.], vertegenwoordigd door de advocaten mr. A.M.N. Croes-Thijsen en mr. M.R.M. Reinkemeyer. De vordering betreft schadevergoeding van Afl. 41.500,- voor ernstige constructiefouten in een garage die door [N.V.] is gebouwd. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 16 juni 2021, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2019 heeft [N.V.] bouwwerkzaamheden verricht voor eiseres, maar na oplevering zijn er ernstige constructiefouten geconstateerd, waaronder een scheur in de vloer en een niet-waterpas rechtermuur. Eiseres heeft [N.V.] in gebreke gesteld en verzocht om schadevergoeding, maar [N.V.] betwistte de aanwezigheid van de gebreken en stelde dat deze niet aan haar toe te rekenen zijn.
In de beoordeling heeft het Gerecht vastgesteld dat de door eiseres gestelde gebreken niet voldoende zijn onderbouwd met bewijs. De gebreken die door [N.V.] zijn erkend, zijn niet tijdig hersteld, maar eiseres heeft [N.V.] niet de gelegenheid gegeven om deze gebreken te verhelpen. Hierdoor kon eiseres geen beroep doen op schadevergoeding. Het Gerecht heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op Afl. 2.500,-. Het vonnis is uitgesproken op 14 juni 2023 door mr. T.A.M. Tijhuis.