ECLI:NL:OGEAA:2023:103

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
AUA202101626
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij bouwprojecten: vordering tot schadevergoeding afgewezen wegens wanprestatie en constructiefouten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M.F.R. Scheper, een vordering ingesteld tegen een aannemersbedrijf, aangeduid als [N.V.], vertegenwoordigd door de advocaten mr. A.M.N. Croes-Thijsen en mr. M.R.M. Reinkemeyer. De vordering betreft schadevergoeding van Afl. 41.500,- voor ernstige constructiefouten in een garage die door [N.V.] is gebouwd. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 16 juni 2021, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2019 heeft [N.V.] bouwwerkzaamheden verricht voor eiseres, maar na oplevering zijn er ernstige constructiefouten geconstateerd, waaronder een scheur in de vloer en een niet-waterpas rechtermuur. Eiseres heeft [N.V.] in gebreke gesteld en verzocht om schadevergoeding, maar [N.V.] betwistte de aanwezigheid van de gebreken en stelde dat deze niet aan haar toe te rekenen zijn.

In de beoordeling heeft het Gerecht vastgesteld dat de door eiseres gestelde gebreken niet voldoende zijn onderbouwd met bewijs. De gebreken die door [N.V.] zijn erkend, zijn niet tijdig hersteld, maar eiseres heeft [N.V.] niet de gelegenheid gegeven om deze gebreken te verhelpen. Hierdoor kon eiseres geen beroep doen op schadevergoeding. Het Gerecht heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op Afl. 2.500,-. Het vonnis is uitgesproken op 14 juni 2023 door mr. T.A.M. Tijhuis.

Uitspraak

Vonnis van 14 juni 2023
Behorend bij A.R. AUA202101626
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.F.R. Scheper,
tegen:
[naam N.V.],
gevestigd te Aruba,
hierna te noemen: [N.V.],
gemachtigden: de advocaten mr. A.M.N. Croes-Thijsen en mr. M.R.M. Reinkemeyer.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 16 juni 2021;
- de conclusie van antwoord, met producties, van 26 januari 2022;
- de conclusie van repliek van 7 december 2022;
- de conclusie van dupliek van 3 mei 2023.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
N.V.] oefent een aannemersbedrijf uit. Haar directeur is [naam directeur].
2.2
In 2019 heeft [N.V.] voor [eiseres] bouwwerkzaamheden verricht ten behoeve van een garage.
2.3
De werkzaamheden zijn verricht op basis van de volgende door [eiseres] geaccepteerde offerte:
OFFERTE VOOR HET HERSTELLEN EN AFBOUWEN VAN EEN GARARE (…)
Werkzaamheden uit te voeren:
  • Sloopwerk bestaande dak helemaal
  • Profielen plaatsen
  • Metselwerk 6” aan voor en rechtergevel
  • Ringbalk storten in voorgevel
  • Onderslagbalk plaatsen
  • Gordingen van 2”x8”
  • Plijwood timmeren op gordingen 2”x8”
  • Lodoriet aanbranden op plijwood
  • Pleisterwerk op nieuwe metselwerk en bestaande muren gedeeltelijk
  • Schilderwerk op nieuwe metselwerk en bestaande muren
  • Schilderwerk op alle houtenwerk van het dak
  • Werkzaamheden 3.
Aanneemsom is inclusief materiaal en arbeid F 22.000,-“
2.4
Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden heeft [eiseres] [N.V.] opdracht gegeven om tevens een kleine vloer voor de garage en een druklaag van 3 cm op de binnenvloer van de garage te storten en om het pleisterwerk aan de kolommen van de garage te herstellen. Ook deze werkzaamheden zijn uitgevoerd en betaald.
2.5
In een op 14 mei 2019 gedateerde, door [eiseres] opgestelde en door [N.V.] voor akkoord ondertekende verklaring staat als volgt:
“Hierbij verklaar ik [directeur], voor mevrouw [eiseres] (…) een nieuwe garage en vloer binnen/buiten te hebben gebouwd en opgeleverd per 10 mei 2019 voor de totaal betaalde somma van Afl. 24.620,64.
Deze garage is desalniettemin opgeleverd met een constructiefout (niet volledig recht/waterpas) van de nieuw gebouwde rechtermuur (vanaf voorkant) garage. Deze constructiefout is niet volledig of naar behoren hersteld en afgewerkt. Eveneens is er alvorens in gebruikname van de garage een scheur opgetreden in de nieuw aangelegde buitenvloer linker ingang garage. Deze vloer is ook zodanig opgeleverd en is niet geheel aflopend voor afvoer water (kuil), wat in de toekomst problemen kan veroorzaken.”
2.6
In een als ‘Waarneming’ aangemerkt stuk van 16 september 2020 van [naam taxateur] (hierna: [taxateur]), vastgoed taxateur te Aruba, staat onder meer als volgt:
INLEIDING:Ondergetekende heeft van opdrachtgeefster vernomen dat er sommige werkzaamheden niet constructief correct zijn gedaan oftewel niet naar wens zijn afgewerkt.
(…) [De] garage is gebouwd op de linker-achter grensmuur en is bedekt met een lessenaarsdak met bitumen materiaal op multiplex dakbeschot.
Na een persoonlijke inspectie en op aanwijzen van de belanghebbende zijn o.a. de volgende punten doorgenomen.
- Volgens haar zijn de kolommen die de ringbalk dragen zonder funderingsplaten gestort.
- De zeer hoge muurwanden zijn niet verstevigd met o.a. gewapend betonnen kolommen, maar is gewoon tegen de binnenzijde gemetseld
- Geen of zeer weinig draagvlakte van de overspanningsbalk op de kolommen
- De fundering van de achtergrensmuur heeft niet genoeg ondersteuning van een gewapend betonnen fundering, de oorspronkelijke fundering ligt vrij in het losse zand die destijds gestort is voor de lage grensmuur
- De achtergrensmuur is gescheurd en is niet voldoende gehecht aan de garagemuur.
WAARNEMING:Niet alle genoemde punten kunnen worden bevestigd, daar sommigen bepleisterd en afgewerkt zijn.
REPARATIE THEORIEEN:(…) Het beste en veiligste is om het te slopen en opnieuw te bouwen.
(…)
FUNDERING:De fundering van de voormalige grensmuur is waarschijnlijk door erosie blootgesteld. Met een gewapend betonnen funderingsbalk onder en naast de oorspronkelijke kan dit probleem verholpen (…) worden.
ACHTERMUUR:De achtergrensmuur zal lastig worden om het geheel te stutten gezien de zeer hoge muur en de losse fundering. (…)
DRAGENDE MUUR:De dragende muur is volgens de opdrachtgever opgetrokken zonder de afgesproken gewapend betonnen fundering. (…)
KOSTENRAMING MATERIALEN:Voor de beschreven werkzaamheden en hulpstukken zal ongeveer Afl. 14.500,- aan materiaal kosten. Dit voornamelijk aan bewapening, bekisting en beton.
RAMING ARBEIDSKOSTEN:Voor de beschreven werkzaamheden te realiseren zal ongeveer Afl. 13.500,- kosten. (…)
WEZENLIJKE KOSTEN:De wezenlijke kosten kunnen nog niet worden bepaald, maar zal uitgaan van herbouw ongeveer Afl. 35.000,-
SloopwerkzaamhedenAfl. 6.500,-
Totaal Afl. 41.500,-.”
2.7
In een stuk van 12 oktober 2020 heeft [taxateur] als volgt geschreven:
“Ten verzoeke van: mvr. [eiseres]
Op uw opmerkingen omtrent de “Waarneming” opgemaakt op 16 september 2019, zal ondergetekende de volgende beantwoorden:
Gezien de oude foto’s die door U is afgegeven, kan gezien worden dat vooral de tussenkolom aan de voorgevel met betonstenen is opgetrokken, dus dat het niet een gewapend betonnen kolom betreft waar de ringbalk erop rust. (…)
Dat het in vergelijking met nieuwbouw, redelijk te herstellen of opnieuw doen?
Zal ik durven te zeggen opnieuw bouwen, redenen zijn genoeg in de “Waarneming” opgenomen.
Kosten hiervan kan oplopen gezien de vloerhoogte en de grensmuur. Ook zal er rekening moeten worden gehouden met sloopwerkzaamheden van vooral de dak.”
2.8
Bij brief van 23 november 2020 is [N.V.] namens [eiseres] als volgt bericht:
“U hebt een garage en een vloer aan mevrouw [eiseres] (…) opgeleverd, doch daarbij is sprake van ernstige constructiefouten. (…) De constructiefouten zijn zo ernstig dat de deskundige van mening is dat het beste en veiligste is om de door U gebouwde garage en gestorte vloer te slopen en die opnieuw te laten bouwen c.q. storten. De daarmee gemoeide kosten zijn door hem beraamd op Afl. 41.500,00.
Mitsdien verzoeken en voor zover nodig sommeren wij U om binnen drie weken na heden, uiterlijk op maandag 14 december 2020, het bedrag van Afl. 41.500,00 vermeerderd met 15% usantiële buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 6.225,-- (…) te betalen.
Voor het geval U niet aan de voorgeschreven aanmaning mocht voldoen, stellen wij U nu reeds voor alsdan in gebreke (…). ”

3.DE VORDERING

3.1 [
eiseres] vordert dat [N.V.] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar ter vergoeding van de door haar geleden schade te betalen het bedrag van Afl. 41.500,-, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 6.225,- en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 23 november 2020, en dat [N.V.] wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2
Aan deze vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [N.V.] wanprestatie jegens haar pleegt, dan wel onrechtmatig jegens haar handelt, doordat sprake is van zeer ernstige constructiefouten in het door haar opgeleverde werk.
3.3 [
N.V.] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het Gerecht stelt vast dat in de conclusie van repliek (onder 5 en 6) melding wordt gemaakt van een productie nummer 1 bij die conclusie, maar dat bij de conclusie van repliek geen productie is overgelegd.
Overeenkomst tot aanneming van werk
4.2 [
N.V.] heeft zich jegens [eiseres] verbonden om een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren tegen een door [eiseres] te betalen prijs. Partijen twisten over de vraag of sprake is van een opdracht tot het bouwen van een nieuwe garage of dat opdracht is verstrekt tot het herstellen en afbouwen van een bestaande garage. Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit de door [eiseres] geaccepteerde offerte van [N.V.] en de daarin opgenomen werkzaamheden, alsmede uit de aard van het overeengekomen meerwerk, dat sprake is van het afbouwen van een deels al (door een ander) gebouwde garage.
Constructiefouten
4.3 [
eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat [N.V.] haar werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd, omdat sprake is van ernstige constructiefouten. Deze fouten betreffen, zo begrijpt het Gerecht (en ook [N.V.], blijkens haar conclusie van antwoord) uit de stellingen van [eiseres] en het door haar overgelegde (hiervoor in 2.5 weergegeven) stuk van [taxateur], (i) het niet volledig recht/waterpas zijn van de rechtermuur van de garage, (ii) de opgetreden scheur in de buitenvloer van de garage, (iii) het niet goed aflopen van deze vloer, (iv) het zonder funderingsplaten storten van de kolommen die de ringbalk dragen, (v) het niet verstevigd zijn met onder andere gewapend betonnen kolommen van de muurwanden, (vi) het niet of zeer weinig aanwezig zijn van draagvlakte van de overspanningsbalk op de kolommen, (vii) het onvoldoende ondersteuning hebben van een gewapend betonnen fundering van de fundering van de achtergrensmuur en (viii) het gescheurd en niet voldoende gehecht aan de garagemuur zijn van de achtergrensmuur.
4.4 [
N.V.] heeft betwist dat sprake is van ernstige constructiefouten aan het werk. De gebreken aan de rechtermuur en de buitenvloer van de garage zijn volgens haar niet ernstig en heeft zij al in 2019 willen herstellen. De overige door [eiseres] gestelde gebreken zijn volgens [N.V.] in het geheel niet aan haar toe te rekenen, omdat deze geen deel uitmaken van de door haar uitgevoerde werkzaamheden. Daarnaast volgt volgens [N.V.] uit het rapport van [taxateur] niet dat daadwerkelijk van de gestelde gebreken sprake is. Aldus heeft [N.V.], zo begrijpt het Gerecht, de aanwezigheid van de gestelde gebreken betwist.
4.5
Dienaangaande geldt als volgt.
Gebreken (iv) tot en met (viii)
4.6
Dat de door [eiseres] gestelde, hiervoor in 4.3 onder (iv) tot en met (viii) weergegeven gebreken daadwerkelijk aanwezig zijn, volgt niet, althans onvoldoende uit het door [eiseres] ter onderbouwing van haar stelling overgelegde stuk van [taxateur]. [taxateur] schrijft immers dat deze punten door [eiseres] zijn aangedragen en dat niet alle genoemde punten kunnen worden bevestigd. Dat de door [eiseres] gestelde gebreken (iv), (v), (vi) en (viii) ook door [taxateur] zijn geconstateerd, blijkt uit het stuk niet. Nu [eiseres] haar stelling ten aanzien van deze gebreken overigens niet met concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden heeft onderbouwd, kan niet worden gezegd dat deze gebreken aanwezig zijn. Weliswaar schrijft [taxateur] in zijn (hiervoor in 2.7 aangehaalde) stuk van 12 oktober 2020 dat op oude foto’s is te zien dat ‘vooral de tussenkolom aan de voorgevel met betonstenen is opgetrokken dus dat het niet een gewapend betonnen kolom betreft waar de ringbalk op rust’, maar deze enkele omstandigheid leidt, zeker zonder een toelichting, die ontbreekt, nog niet tot (een begin van bewijs voor) het oordeel dat sprake is van een gebrek. Voor wat betreft de fundering van de achtergrensmuur (vii) geldt verder dat [taxateur] vaststelt dat de fundering waarschijnlijk door erosie is blootgesteld. Indien en voor zover dit komt door een gebrek aan het werk, geldt dat niet is gebleken dat dit gebrek bestaat in de werkzaamheden die door [N.V.] zijn verricht. Dit is niet gesteld en er zijn ook geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een dergelijke conclusie leiden.
4.7
Het betoog van [eiseres] voorts dat [N.V.] haar had moeten waarschuwen voor de volgens [eiseres] aanwezige gebreken aan het reeds bestaande, door [N.V.] afgebouwde werk, treft - ook indien en voor zover moet worden aangenomen dat dit inderdaad gebreken zijn - geen doel. [eiseres] heeft (nog daargelaten de door [N.V.] opgeworpen vraag of en in hoeverre deze verplichting op [N.V.] rust) onvoldoende gesteld voor het oordeel dat [N.V.] de gebreken kende of behoorde te kennen. Het stuk van [taxateur] is bijna 1,5 jaar later opgesteld en nergens blijk uit dat de door hem opgenomen situatie dezelfde is als waarmee [N.V.] zich bij het aannemen van het werk zag geconfronteerd. Daarnaast geldt dat nauwelijks iets is gesteld over de wijze waarop de offerte tot stand is gekomen en over welke informatie [N.V.] bij het aannemen van het werk heeft beschikt.
4.8
Het voorgaande brengt mee dat de hiervoor in 4.3 onder (iv) tot en met (viii) genoemde gebreken, voor zover al aanwezig, niet aan [N.V.] zijn toe te rekenen en dat zij daarvoor niet aansprakelijk is.
Gebreken (i) tot en met (iii)
4.9
Dit geldt niet voor de door [eiseres] gestelde, hiervoor in 4.3 onder (i) tot en met (iii) weergegeven gebreken. Deze gebreken heeft [N.V.], gelet op de hiervoor in 2.4 weergegeven verklaring, erkend. Zij is dan ook aansprakelijk voor (het herstel van) deze gebreken. Dat de garage op dat moment al was opgeleverd, zoals [N.V.] stelt en [eiseres] betwist, maakt dat niet anders.
4.1
Nu [N.V.] voor deze gebreken aansprakelijk is, moet [eiseres] aan [N.V.] de gelegenheid geven de gebreken weg te nemen, tenzij dit in verband met de omstandigheden niet van haar kan worden gevergd. Dat [N.V.] heeft gezegd tot het wegnemen van de gebreken bereid te zijn, is door [eiseres] (onder 3 in het inleidend verzoekschrift) erkend. [eiseres] stelt weliswaar dat zij [N.V.] daartoe ook meermalen in de gelegenheid heeft gesteld, maar dit is gemotiveerd door [N.V.] betwist en door [eiseres] niet met voldoende concrete (voor bewijs vatbare) feiten en/of omstandigheden onderbouwd. Gelet hierop kan van de juistheid van deze stelling van [eiseres] niet worden uitgegaan. Omstandigheden die tot het oordeel leiden dat niet van [eiseres] kon worden gevergd dat zij [N.V.] de gelegenheid gaf de gebreken weg te nemen, zijn verder niet gesteld of gebleken. De enkele omstandigheid dat [eiseres], zoals zij stelt, geen vertrouwen meer had in [N.V.] en/of haar directeur, is daarvoor onvoldoende.
4.11
Nu niet kan worden gezegd dat [eiseres] aan [N.V.] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om de gebreken te herstellen, kan door [eiseres] geen beroep worden gedaan op vergoeding door [N.V.] van de herstelkosten. Aan het vereiste voor schadevergoeding is niet voldaan (art. 6:74 juncto art. 6:82 lid 1 BW). De schadevergoedingsvordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen.
Slotsom
4.12
De slotsom is dat de stellingen van [eiseres] het gevorderde niet kunnen dragen en dat haar vorderingen worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van [N.V.] tot op heden begroot op Afl. 2.500,- (2 punten tarief 5) aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [N.V.] tot op heden begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.