Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoeker],
DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
wettelijk kader
BESLISSING
wijsthet verzoek
af.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 januari 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een Cubaanse verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een bevel tot uitzetting dat op 17 december 2021 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. De verzoeker stelde dat hij niet kon worden uitgezet omdat hij geen geldig paspoort had, wat hem staatloos maakte, en dat er een kans was op legalisering van zijn verblijf in Aruba. Hij had een aanvraag ingediend voor een DPL-verklaring, die naar verwachting zou worden afgegeven, en hij had een bijzondere band met Aruba opgebouwd gedurende zijn bijna tienjarige verblijf.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker sinds 30 mei 2020 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, en dat de Minister bevoegd was om tot uitzetting over te gaan. De rechter concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn Cubaanse nationaliteit had verloren, en dat zijn argumenten over de kans op legalisering van zijn verblijf niet voldoende onderbouwd waren. De rechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, en oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.