[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.J. Tromp, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft gerekwireerd.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij op of omstreeks 27 september 2021 in Aruba, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd in een woning, te weten [adres], [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (munten) en een pet,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- de woning te [adres]is binnengedrongen en vervolgens de slaapkamer van die [aangever 1] is binnengegaan, terwijl hij, verdachte, een mes in zijn hand vasthield,
- ( en vervolgens) op dreigende toon tegen die [aangever 1] heeft gezegd: “Placa, Plata y Joyas” (Vrije vertaling ES: “Geld, Geld en Juwelen”), althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
- met zijn linkerhand de schoonmaakster, mevrouw [aangeefster], bij haar bovenarm heeft vastgegrepen en met kracht geschud, terwijl hij met zijn rechterhand een mes tegen haar lichaam hield;
(artikel 2:294 lid 1 en lid 3 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op of omstreeks 27 september 2021 in Aruba, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kentekenplaten en twee controleplaten [kentekennummer] van het belastingjaar 2020,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht)
Beslissingen inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1(afpersing)
De verdachte is op 27 september 2021 zonder toestemming binnen de woning van de man die hij als [vader van aangever 1] kent, zijnde de vader van de aangever [aangever 1] (hierna: [aangever 1]) te [adres], geweest, en heeft gewapend met een keukenmes geld en sieraden van [aangever 1] geëist. [aangever 1] heeft de verdachte enkele Amerikaanse munten in een honkbalpet overhandigd.
Ten aanzien van feit 2(diefstal)
De verdachte heeft op 27 september 2021 bij Roos Garage te Morgenster, zonder toestemming de kentekenplaten met nummer [kentekennummer] van een rode Nissan Tiida, toebehorende aan de ander, weggenomen.
Standpunt van de officier
De officier heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft de tenlastegelegde feiten bekend. Ten aanzien van feit 1 (afpersing) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in onderhavig geval geen sprake is van oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling nu de verdachte geen buit heeft gekregen, maar slechts een pet heeft weggenomen. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 (diefstal) tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
De beoordeling
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte de onder feit 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd, neemt het Gerecht het volgende in aanmerking.
Ter terechtzitting van 11 maart 2022 (en ten overstaan van de politie) heeft de verdachte bekend, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten.
De aangever[aangever 1], heeft verklaard dat de overvaller zijn slaapkamer was binnengegaan en direct
“Placa, Plata y Joyas”vroeg. Aangever zag dat de overvaller een mes in zijn hand hield. Hij vreesde voor zijn leven. Hij heeft een potje met Amerikaanse munten leeggemaakt in een honkbalpet, die hij aan de verdachte heeft overhandigd. Hierna liepen zij richting de woonkamer waar ze de schoonmaakster tegenkwamen. Volgens de aangever pakte de overvaller de schoonmaakster vast, en zij worstelde om los te komen. Door het worstelen vielen veel munten op de grond. Het lukte de schoonmaakster om los te komen en ze rende naar buiten. De overvaller rende ook naar buiten en stapte in een blauwe auto.
Volgens de verklaringvan de schoonmaakster, [aangeefster], zag zij op 27 september 2021 rond 10:45 uur, een voor haar onbekende man met een mes in zijn hand, in de woonkamer. Hij hield het mes in de richting van [aangever 1] (de aangever). De man kwam direct op haar af en greep haar aan haar bovenarm vast, en hield met zijn andere hand het mes tegen haar lichaam. Hij heeft haar met kracht geschud, waardoor zij pijn ondervond. Zij was heel erg geschrokken en vreesde voor haar veiligheid en leven. Vervolgens liet hij haar los, en zij rende naar buiten.
Dat de buit uiteindelijk weinig voorstelde, namelijk een honkbalpet met een aantal muntjes die samen nog geen dollar vormden, maakt niet dat de verdachte niet het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Nu de aangever de -weliswaar magere– buit heeft overhandigd nadat hij zich daartoe bedreigd voelde, is sprake van het voltooide delict van afpersing.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd, verwijst het Gerecht naar hetgeen hierboven onder de feiten is vermeld.
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij op
of omstreeks27 september 2021 in Aruba, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en
/ofbedreiging met geweld, gepleegd in een woning, te weten [adres], [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (munten) en een pet,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- de woning te [adres] is binnengedrongen en vervolgens de slaapkamer van die [aangever 1] is binnengegaan, terwijl hij, verdachte, een mes in zijn hand vasthield,
-
(en vervolgens
)op dreigende toon tegen die [aangever 1] heeft gezegd: “Placa, Plata y Joyas” (Vrije vertaling ES: “Geld, Geld en Juwelen”),
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
- met zijn linkerhand de schoonmaakster, mevrouw [aangeefster], bij haar bovenarm heeft vastgegrepen en met kracht geschud, terwijl hij met zijn rechterhand een mes tegen haar lichaam hield.
2. dat hij op
of omstreeks27 september 2021 in Aruba, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kentekenplaten en twee controleplaten [kentekennummer] van het belastingjaar 2020, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Afpersing,
strafbaar gesteld bij artikel 2:294, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Feit 2: Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Standpunt van de officier
De officier heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier (4) jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing. De verdachte heeft op gewelddadige wijze en met dreigende toon de slachtoffers gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (munten) en een pet. De slachtoffers hebben de situatie als zeer bedreigend ervaren. Verder versterken feiten zoals deze ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte zich op dezelfde dag ook schuldig gemaakt aan een diefstal van kentekenplaten, die hij op de vluchtauto heeft geplaatst om de kans te worden gepakt, te verlagen. Diefstallen uit bedrijven zijn hinderlijke feiten die voor de benadeelden hinder en schade met zich meebrengen en gevoelens van verloedering in de samenleving veroorzaken.
Ten nadele van de verdachte houdt het Gerecht rekening met het feit dat de verdachte al eerder onherroepelijk voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Ten voordele van de verdachte geldt dat hij vanaf zijn eerste verhoor openheid van zaken gegeven, hetgeen hij ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft gedaan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Gelet op het bovenstaande wordt de verdachte ter stond in vrijheid gesteld nu de duur van de opgelegde straf gelijk is met de reeds door hem in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.