ECLI:NL:OGEAA:2022:87

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AUA202103526
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van autowrakken en erfdienstbaarheid van parkeerrecht in kort geding

In deze zaak, die op 2 februari 2022 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers, bestaande uit vijf personen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die eigenaar is van een perceel grond waarop autowrakken zijn geplaatst. De eisers vorderen onder andere de verwijdering van deze autowrakken en de bevestiging van een erfdienstbaarheid van parkeerrecht op het perceel van gedaagde. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij eisers hebben gesteld dat de aanwezigheid van de autowrakken hen belemmert in hun toegang tot hun appartementen en dat er een noodweg gecreëerd moet worden voor hulpdiensten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de eisers sinds 2005 eigenaar zijn van drie appartementen die oorspronkelijk eigendom waren van gedaagde. De autowrakken zijn geplaatst op een strook grond die eigendom is van gedaagde, en het Gerecht heeft overwogen of de eisers recht hebben op een noodweg. Het Gerecht oordeelt dat de eisers geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering, omdat zij al toegang hebben tot de openbare weg via een pad dat door gedaagde is gegeven. De vordering tot verwijdering van de autowrakken wordt afgewezen, evenals de vordering tot bevestiging van de erfdienstbaarheid van parkeerrecht, hoewel gedaagde heeft verklaard dat hij de parkeerplaats vrij zal houden voor de eisers.

Het Gerecht heeft de eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering met betrekking tot een specifiek appartement en heeft gedaagde bevolen de parkeerplaats vrij te houden voor de eisers. De proceskosten zijn voor rekening van de eisers, die hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling aan gedaagde.

Uitspraak

Vonnis van 2 februari 2022
Behorend bij K.G. nr. AUA202103526
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[naam eiser 1],

2.
[naam eiser 2],
3.
[naam eiser 3],
4.
[naam eiser 4],
5.
[naam eiser 5],
allen te Aruba,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [eisers] c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift met producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van dinsdag 11 januari 2022.
1.2
Eiser sub 3. is samen met haar gemachtigde ter zitting verschenen en de overige eisers zijn bij hun gemachtigde verschenen. [gedaagde] is samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Na afloop van de eerste termijn heeft het Gerecht in bijzijn van partijen een descente gehouden ter plaatse van de bij partijen genoegzaam bekende locatie. Na afloop en sluiting daarvan hebben partijen in het gerechtsgebouw in tweede termijn het woord gevoerd.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
eisers] c.s. hebben op enig voor 2005 gelegen moment de eigendom verkregen van 3 bij partijen genoegzaam bekende aan elkaar grenzende appartementen gelegen op de bij partijen genoegzaam bekende locatie in Aruba te [adres van percelen] (hierna: de appartementen of de percelen). Die onroerende zaken behoorden oorspronkelijk binnen een verkavelingsplan in eigendom toe aan [gedaagde], en zijn op enig moment door hem verkocht en geleverd aan derden die op hun beurt de eigendom daarvan hebben overgedragen aan [eisers] c.s.. Tegenover de appartementen bevinden zich twee woningen, waarvan één wordt bewoond door [gedaagde] en welke woning aan hem in eigendom toebehoort (hierna: de woningen). Tussen de appartementen en de woningen ligt een aan [gedaagde] in eigendom toebehorende strook grond, waarop hij vijf autowrakken heeft geplaatst (hierna: het middenperceel).
2.3
De appartementen zijn op de als productie 4 door [gedaagde] overlegde situatietekening (hierna: situatietekening 1) en de hierna onder 2.4 weergegeven situatietekening (hierna: situatietekening 2) aangeduid met de nummers 1, 2, en 3. De woningen zijn gelegen op de strook grond aangeduid met nummer 6 en het middenperceel is aangeduid met nummer 5.
2.4
Ten behoeve van de respectieve aan [eisers] c.s. toebehorende percelen is telkens een erfdienstbaarheid gevestigd, in die zin dat als dienend erf geldt het deel van het middenperceel dat op situatietekening 1 is aangeduid als parkeerplaats en dat ieder onderscheidenlijk perceel van [eisers] c.s. met betrekking tot die parkeerplaats geldt als heersend erf in die zin dat de bewoners van ieder respectievelijk perceel één aan hen toebehorende en bij hen in gebruik zijnde auto mag parkeren op de parkeerplaats. Verder is ten behoeve van de respectieve aan [eisers] c.s. toebehorende percelen telkens een erfdienstbaarheid gevestigd, in die zin dat als dienend erf geldt het deel van het middenperceel dat op de situatietekening is gelegen aan de oostkant van de appartementen breed telkens 5 meter ten behoeve van gebruik en onderhoud door [eisers] c.s. van rioleringsbuizen en een zogenaamde septictank. Die aaneengesloten tot aan de openbare weg doorlopende stroken van het middelperceel deeluitmakende grond zijn op de volgende situatietekening als één geheel aangeduid met nummer 7.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eisers] c.s. vorderen dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis op het middenperceel vóór de vier appartementen met grondstukken, waaronder die van [eisers] c.s., een strook van minimaal 6 meter, althans 5 meter, althans 2,5 meter vrij te (doen) maken en vrij te (doen) houden, teneinde een nood- c.q. uitweg te creëren voor onder meer brandweer en/of ambulance en/of overige dienstverleners waaronder begrepen Ecotech en/of [eisers] c.s. en/of hun bezoekers, althans alle autowrakken op het middenperceel te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van Afl. 5.000,-- en een dwangsom van Afl. 2.500,-- voor iedere dag dat [gedaagde] die veroordeling niet nakomt;
ii. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis schriftelijk en onvoorwaardelijk aan (de gemachtigde van) [eisers] c.s. te bevestigen dat [gedaagde] een mogelijke kandidaat koper van het middenperceel genoegzaam informeert dat [eisers] c.s. ten laste van [gedaagde] en die kandidaat koper aanspraken ter zake van een nood- c.q. uitweg pretenderen en doende zijn die te effectueren, op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van Afl. 5.000,-- en een dwangsom van Afl. 2.500,-- voor iedere dag dat [gedaagde] die veroordeling niet nakomt;
iii. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis gaaf en onvoorwaardelijk schriftelijk aan (de gemachtigde van) [eisers] c.s. te bevestigen dat [gedaagde] zich (verder) onthoudt van mishandelingen en/of bedreigingen jegens [eisers] c.s. en/of vuilnisophalers, bezoekers en overige derden op de desbetreffende locatie, op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van Afl. 5.000,-- en een dwangsom van
Afl. 2.500,-- voor iedere dag dat [gedaagde] die veroordeling niet nakomt;
iv. ten opzichte van het hiervoor gevorderde enig andere subsidiaire beslissing neemt;
v. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis tot de volledige betaling.
3.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eisers] c.s. verzochte, kosten rechtens.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen en weren van partijen hierna besproken

4.DE BEOORDELING

4.1 [
eisers] c.s. zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hiervoor onder i. omschreven vordering voorzover die vordering betrekking heeft op het in de situatietekeningen als nummer 4 aangeduide appartement, omdat de bewoner(s) van dat appartement geen partij is/zijn in deze procedure.
4.2
Ter zake van de vraag of [eisers] c.s. een rechtens te respecteren spoedeisend belang hebben bij hun hiervoor onder i. omschreven primaire vordering wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat (1) [eisers] c.s. al minstens 17 jaar in de appartementen wonen, (2) vast staat dat het middenperceel in eigendom toebehoort aan [gedaagde], (3) gebleken is dat de met de hiervoor onder 2.4 omschreven erfdienstbaarheid belaste aan [gedaagde] in eigendom toebehorende strook grond, in situatietekening 2 aangeduid als nummer 7, daarvan deel uitmaakt en (4) voorshands aannemelijk wordt geoordeeld dat [gedaagde] van die strook grond een aan de appartementen grenzende strook van 1,5 meter als tot aan de openbare weg doorlopend pad in gebruik heeft gegeven aan [eisers] c.s. (hierna: het pad).
4.3
Het eerste lid van artikel 5:57 BW, op welke wettelijke bepaling [eisers] c.s. hun hiervoor onder i. omschreven vordering gronden, luidt voorzover thans van belang als volgt: “
De eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg (…), kan van de eigenaars van de naburige erven te allen tijde aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf vorderen tegen vooraf te betalen of te verzekeren vergoeding van de schade welke hun door die noodweg wordt berokkend.”. Het antwoord op de vraag wanneer een erf geen toegang heeft tot de openbare weg zal van de omstandigheden van het geval afhangen. Voor de vraag naar de omvang van de noodweg is bepalend of bij het ontbreken van een noodweg een normale bewoning van de (beweerdelijk) ingesloten percelen/appartementen van [eisers] c.s. onmogelijk is.
4.4
In het licht van al het vorenstaande is het Gerecht voorshands van oordeel dat met betrekking tot de aan [eisers] c.s. toebehorende percelen/appartementen geen sprake is van erven die geen behoorlijke toegang hebben tot de openbare weg, omdat is gebleken dat het door [gedaagde] aan [eisers] c.s. in gebruik gegeven pad die toegang verschaft. De omstandigheid dat de bewoners van appartement op de situatietekeningen aangeduid met nummer 3 ervoor heeft gekozen om het voor hun appartement gelegen deel van het pad te beplanten komt en blijft voor hun eigen rekening en risico, en doet niet af aan de omstandigheid dat [gedaagde] ook hen behoorlijke toegang heeft verschaft tot de openbare weg.
4.5
De omstandigheid dat voertuigen als die van de brandweer, ambulancedienst, vuilophaaldienst en anderszins de appartementen vanaf de openbare weg onmogelijk kunnen bereiken via het 1,5 meter brede pad brengt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht nog niet met zich dat met het ontbreken van de door [eisers] c.s. beoogde noodweg (de facto een verbreding van het pad met 4.5 meter danwel 2.5 meter dan wel 1 meter) normale bewoning van de appartementen onmogelijk is, zoals gesteld door [eisers] c.s. en gemotiveerd bestreden door [gedaagde]. Gesteld noch is gebleken althans niet aannemelijk is immers dat (1) de brandweer onmogelijk vanaf de openbare weg een brand kan blussen in of bij de appartementen en (2) dat de ambulancedienst haar diensten vanaf de openbare weg (met een brancard) onmogelijk kan uitvoeren met betrekking tot de bewoners van de appartementen. Te denken valt in dit verband aan bewoners van in flatgebouwen gelegen appartementen, die onmogelijk door voormelde voertuigen tot aan hun voordeur kunnen worden bereikt. Wat naar het voorshandse oordeel bepalend is dat essentiële diensten zoals hiervoor genoemd onmogelijk hun diensten kunnen verlenen aan of ten behoeve van de in de appartementen wonende [eisers] c.s. zonder de door hen beoogde noodweg. Dat dit het geval is met betrekking tot [eisers] c.s. en hun appartementen wordt niet voorshands aannemelijk geoordeeld. Bij dit alles komt dat [eisers] c.s. hun vuilnisbakken via het pad op met Ecotech afgesproken tijden zonder al te veel moeite langs de openbare weg kunnen plaatsen, zodat Ecotech aldaar naar believen haar gang kan gaan. [eisers] c.s. kunnen hun auto’s parkeren op de aan [gedaagde] in eigendom toebehorende parkeerplaats (waarover hierna meer), en eventuele bezoekers van [eisers] c.s. kunnen hun auto’s langs de openbare weg kwijt.
4.6
Nu gesteld noch is gebleken dat van de huidige situatie met betrekking tot de appartementen en het door [gedaagde] aan [eisers] c.s. in gebruik gegeven pad dat hen en hun percelen toegang verschaft tot de openbare weg niet reeds vanaf 2005 sprake is, valt zonder nadere doch ontbrekende toelichting niet in te zien welk rechtens te respecteren spoedeisend belang [eisers] c.s. hebben bij hun hiervoor onder i. omschreven primaire vordering. Die vordering moet reeds daarom worden afgewezen. Maar zelfs als [eisers] c.s. wel spoedeisend belang zouden hebben bij die vordering volgt uit al het vorenstaande dat niet te verwachten valt dat de bodemrechter die zal toewijzen. Ook dat staat aan toewijzing van de hiervoor onder i. omschreven primaire vordering van [eisers] c.s. in de weg, en leidt dus tot afwijzing daarvan.
4.7
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eisers] c.s. om het door hen gestelde spoedeisend belang bij hun hiervoor onder i. omschreven vordering wel aan te nemen ten opzichte van de belangen van [gedaagde] om dat niet te doen, althans omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eisers] c.s. bij toewijzing van die vordering ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij afwijzing daarvan.
4.8
Zelfs als wordt aangenomen dat [eisers] c.s. spoedeisend belang hebben bij hun hiervoor onder i. omschreven subsidiaire vordering wordt het volgende overwogen. Bedoelde 5 aan [gedaagde] toebehorende autowrakken zijn allen geplaats op het aan [gedaagde] toebehorende middenperceel. Dat recht komt [gedaagde] in beginsel toe, tenzij hij die auto’s aldaar heeft geplaatst uitsluitend om [eisers] c.s. met misbruik van bevoegdheid te pesten. [eisers] c.s. stellen dat dit het geval is omdat [gedaagde] met het plaatsen van bedoelde autowrakken op zijn middenperceel geen ander oogmerk heeft dan verkeer te blokkeren, de weg te versperren en ravage te veroorzaken, waardoor [eisers] c.s., hun bezoek en de voertuigen van essentiële diensten als de brandweer, de ambulancedienst en de vuilophaaldienst de appartementen niet met hun auto’s kunnen bereiken. Ter zake van die door [gedaagde] bestreden stelling wordt het volgende overwogen.
4.9
Uit al het hiervoor overwogene en besliste volgt dat voormelde stelling van [eisers] c.s. deelt in het lot van de hiervoor onder i. omschreven primaire vordering. Er kan immers geen sprake zijn van verkeer blokkeren en een weg versperren, simpelweg omdat geen sprake is of zal zijn van een weg waarover verkeer de appartementen kan bereiken. Van misbruik door [gedaagde] van bevoegdheden in de door [eisers] c.s. gestelde zin kan daarom naar het voorlopig oordeel van het Gerecht geen sprake zijn. Dat brengt met zich dat niet valt te verwachten dat de bodemrechter de hiervoor onder i. omschreven subsidiaire vordering van [eisers] c.s. zal toewijzen, hetgeen betekent dat die thans door [eisers] c.s. gevraagde subsidiaire voorziening eveneens zal worden afgewezen. Afweging van de belangen van partijen maakt dat om de hiervoor onder 4.7 omschreven reden evenmin anders.
4.1
Ter zake van de hiervoor onder ii. omschreven vordering wordt het volgende overwogen. Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt zonder nadere doch niet gegeven uitleg in te zien welk belang laat staan welk spoedeisend belang [eisers] c.s. hebben bij toewijzing van die vordering. Dit temeer omdat in geval van overdracht van het middenperceel aan een derde niet valt uit te sluiten dat die derde - anders dan [gedaagde] - vrijwillig toestaat dat [eisers] c.s. meer dan alleen het dan aan de derde in eigendom toebehorend pad mogen gebruiken, terwijl toewijzing van de vordering wellicht afschrikwekkende werking heeft op een potentiële koper. Dit één en ander brengt met zich dat ook de hier besproken vordering van [eisers] c.s. zal worden afgewezen. Afweging van de belangen van partijen maakt dat om de hiervoor onder 4.7 omschreven reden niet anders.
4.11
Bij de hiervoor omschreven stand van zaken valt zonder nadere doch niet gegeven uitleg evenmin in te zien welk belang laat staan welk spoedeisend belang [eisers] c.s. hebben bij toewijzing van hun hiervoor onder iii. omschreven vordering, nu niet valt te verwachten dat [gedaagde] nog op zijn manier handhavend zal optreden tegen zij die zich onbevoegd op het aan hem toebehorend middenperceel begeven anders dan op het pad en de vuilnisman de vuilnisbakken van [eisers] c.s. voortaan op afgesproken tijd zal aantreffen langs de openbare weg. Hierbij wordt nog overwogen dat is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] ooit zich op het pad bevindende en alleen van het pad gebruik makende bezoekers van [eisers] c.s. en/of overige derden en/of [eisers] c.s. of één of meerdere van hen heeft mishandeld of bedreigd. De hier besproken vordering van [eisers] c.s. zal eveneens worden afgewezen. Afweging van de belangen van partijen maakt dat om de hiervoor onder 4.7 omschreven reden niet anders.
4.12 [
gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij de bij partijen genoegzaam bekende parkeerplaats - waarop ten behoeve van de percelen van [eisers] c.s. en ten laste van hete middenperceel van [gedaagde] een bij partijen genoegzaam bekende erfdienstbaarheid van parkeerrecht rust - vrij zal maken en vrij zal houden zodat [eisers] c.s. ieder voor zich daar per appartement één bij hen in gebruik zijnde auto kunnen parkeren, en dat hij er geen probleem mee heeft dat het Gerecht hem daartoe zal gelasten. In die zin zal de hiervoor onder iv. omschreven vordering van [eisers] c.s. worden toegewezen als na te melden.
4.13 [
eisers] c.s. zullen, als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.750,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-verklaart [eisers] c.s. niet-ontvankelijk in hun hiervoor onder i. omschreven vordering voorzover die vordering betrekking heeft op het in de situatietekeningen als nummer 4 aangeduide appartement;
-beveelt [gedaagde] de bij partijen genoegzaam bekende parkeerplaats - waarop ten behoeve van de percelen van [eisers] c.s. en ten laste van het middenperceel van [gedaagde] een bij partijen genoegzaam bekende erfdienstbaarheid van parkeerrecht rust - van zijnentwege vrij te (doen) maken en vrij te (doen) houden zodat [eisers] c.s. ieder voor zich daar per appartement één bij hen in gebruik zijnde auto kunnen parkeren;
-verklaart voormeld bevel uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door [eisers] c.s. verzochte;
-veroordeelt [eisers] c.s. hoofdelijk - des dat hetgeen de één heeft betaald de anderen bevrijdt - in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.750,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.