ECLI:NL:OGEAA:2022:81

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AUA202103584
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van minderjarigen aan de voogdijraad na onttrekking aan ouderlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 maart 2022 een beschikking gegeven op vordering van het Openbaar Ministerie. De vordering betreft de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van twee minderjarigen aan de voogdijraad. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader, waarbij de moeder het gezag alleen uitoefent. Op 23 november 2021 heeft het Openbaar Ministerie de minderjarigen aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd. De procedure is gestart op 30 november 2021 en er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 15 februari 2022.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden. Het Openbaar Ministerie heeft tijdig bekrachtiging van de toevertrouwing gevorderd, waardoor deze nog van kracht is. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de kinderen, en dat de thuissituatie van de moeder niet stabiel is. Er zijn bovendien verdenkingen van seksueel misbruik van de minderjarige door de moeder, wat aanleiding geeft tot het schorsen van haar gezag.

De moeder heeft verzocht om contact met de kinderen en om voortvarendheid in het onderzoek, maar het gerecht heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is dat de moeder voorlopig in haar gezag wordt geschorst. De beschikking houdt in dat de minderjarigen voorlopig aan de voogdijraad worden toevertrouwd en dat deze toevertrouwing van kracht blijft totdat er definitief is beslist over de ontzetting of ontheffing van het gezag.

Uitspraak

Beschikking van 29 maart 2022
behorend bij EJ nr. AUA202103584
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad
van de minderjarigen:
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
hierna: de minderjarigen,
van wie de ouders zijn:
[naam moeder], de moeder,
wonende in Aruba,
gemachtigde: mr. G.L. Griffith,
[naam vader], de vader,
wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 30 november 2021,
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 15 februari 2022, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, mr. [naam officier], de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mevrouw [naam raadsonderzoeker 1], mevrouw [naam raadsonderzoeker 2] en mevrouw [naam raadsonderzoeker 3], en de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarigen zijn geboren uit de affectieve relatie tussen de moeder en de vader. De moeder oefent het gezag over de minderjarigen alleen uit.
2.2
Op 23 november 2021 heeft het openbaar ministerie de minderjarigen aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, kan het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de ouder onttrekken en alsdan voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd (artikel 1:272 leden 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba).
3.2
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is. Gelet hierop is het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vordering.
3.3
Ingevolge artikel 1:272 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW. Artikel 1:271 BW bepaalt dat de rechter, indien hij dat in het belang van het kind noodzakelijk acht, een ouder wiens ontzetting of ontheffing verzocht is, hangende het onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan schorsen. Ingevolge het vierde lid vertrouwt de rechter het kind voorlopig toe aan de voogdijraad, indien de schorsing beide ouders betreft of een ouder die het gezag alleen uitoefent.
3.4
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag. Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van de moeder kunnen leiden, en die het noodzakelijk maken dat zij voorlopig geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over haar kinderen wordt geschorst.
3.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag. Ingevolge artikel 1:266 BW kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
3.6
De voogdijraad concludeert in zijn rapport van 9 februari 2022 dat in dit geval sprake is van grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De thuissituatie van moeder is niet stabiel en er is sprake van grensoverschrijdend gedrag. De moeder wordt verdacht van seksueel misbruik van de minderjarige [naam minderjarige 1]. Zij kan daarom voorlopig geen contact hebben met de kinderen totdat het onderzoek ter zake door de jeugd- en zedenpolitie is afgerond en duidelijkheid bestaat met betrekking tot deze verdenking. Ter voorkoming van verdere misbruik van het gezag, slecht levensgedrag en grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, dient hun veiligheid binnen een voorlopige toevertrouwing te worden gewaarborgd, aldus de voogdrijraad.
3.7
Namens de moeder is - kort gezegd - naar voren gebracht dat hoewel begrip ervoor is dat een onderzoek dient plaats te vinden, de moeder recht heeft op contact met de kinderen. Door de moeder is verzocht dat het onderzoek met voortvarendheid wordt verricht en dat toch wordt gekeken of zij met begeleiding op termijn weer de zorg over de kinderen kan krijgen.
3.8
Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de minderjarigen is dat de moeder voorlopig geheel in de uitoefening van het gezag over hen wordt geschorst.
3.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de moeder uit het gezag welke zij heeft over de minderjarigen:
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba, en
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
vertrouwt de minderjarigen voorlopig toe aan de voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht zal blijven totdat omtrent de ontzetting/ontheffing bij gewijsde is beslist,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 29 maart 2022 door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.