ECLI:NL:OGEAA:2022:74

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
AUA202001095
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangbevel tot betaling door Centrale Bank van Aruba aan Curado Trust (Aruba) N.V.

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Curado Trust (Aruba) N.V. en de Centrale Bank van Aruba (CBA). Curado Aruba had bezwaar gemaakt tegen een bestuurlijke boete van Afl. 225.000,- die door CBA was opgelegd wegens overtredingen van de Landsverordening voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Curado Aruba verzocht het Gerecht om het dwangbevel tot betaling van deze boete op te schorten, totdat er een beslissing zou zijn genomen op het bezwaar tegen het Boetebesluit. Het Gerecht oordeelde dat het verzet van Curado Aruba tegen het dwangbevel ongegrond was. Het Gerecht stelde vast dat het dwangbevel rechtmatig was uitgevaardigd en dat de gronden van Curado Aruba niet voldoende waren om de tenuitvoerlegging van het dwangbevel te schorsen. De rechter oordeelde dat de belangen van CBA bij handhaving van de boete zwaarder wogen dan de belangen van Curado Aruba bij opschorting van de tenuitvoerlegging. Curado Aruba werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 23 februari 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202001095
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CURADO TRUST (ARUBA) N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Curado Aruba,
gemachtigden: de advocaten mr. M.R.B. Gorsira, mr. N.R.V. Soeltaansingh en mr. J.T. Frolijk,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
CENTRALE BANK VAN ARUBA,
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: CBA,
gemachtigden: de advocaten mr. D.W. Ormel en mr. J.M. de Cuba.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het inleidend verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek en akte vermeerdering van eis, met producties;
-de conclusie van dupliek, met producties;
-de akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is - met welgemeende excuses voor alle vertraging - nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden, staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Bij beschikking van 22 oktober 2019 heeft CBA een bestuurlijke boete van Afl. 225.000,- opgelegd aan Curado Aruba vanwege door CBA geconstateerde overtredingen van bepalingen van de Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering (A.B. 2011, no. 28 (zoals gewijzigd); hierna: Lwtf) en de Landsverordening toezicht trustkantoren (A.B. 2013, no. 4 (zoals gewijzigd), hierna: Ltt) (hierna: het Boetebesluit). In het Boetebesluit is onder meer bepaald dat de boete binnen zes weken na dagtekening aan CBA moet worden betaald.
2.3
Op 30 oktober 2019 heeft Curado Aruba bezwaar gemaakt tegen het Boetebesluit.
2.4
Bij verzoekschrift van 31 oktober 2019 heeft Curado Aruba de voorzieningenrechter van het Lar Gerecht verzocht de werking van het Boetebesluit te schorsen. Bij beslissing van 11 december 2019 is dit verzoek afgewezen. Daartoe heeft het Lar Gerecht overwogen dat uitvoering van het Boetebesluit in dit geval geen zodanig onevenredig nadeel voor Curado Aruba met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, dat ter voorkoming van dat nadeel het Boetebesluit moet worden geschorst.
2.5
Bij brieven van 16 december 2019 en 23 januari 2020 heeft CBA Curado Aruba aangemaand de boete, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten, binnen (telkens) twee weken te betalen. Curado Aruba is niet tot betaling overgegaan.
2.6
Omdat CBA niet tijdig op het door haar gemaakte bezwaar heeft beslist, heeft Curado Aruba bij beroepschrift van 10 februari 2020 beroep aangetekend tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar dan wel de fictieve afwijzing daarvan.
2.7
Op 16 maart 2020 heeft CBA op de voet van de artikelen 44 lid 2 Lwtf en 13a lid 2 Ltt een dwangbevel uitgevaardigd tegen Curado Aruba, omdat zij de opgelegde boete niet heeft voldaan. Het dwangbevel is op 19 maart 2020 aan Curado Aruba betekend.
2.8
CBA heeft op 16 juli 2020 uit kracht van het dwangbevel ten laste van Curado Aruba executoriaal derdenbeslag gelegd onder de moedermaatschappij van Curado Aruba, Curado Trust Services N.V. (hierna: Curado Trust Services) te Curaçao.
2.9
Bij beslissing van 14 september 2020 heeft het Lar Gerecht het door Curado Aruba op 19 februari 2020 ingestelde beroep tegen het uitblijven van een beslissing gegrond verklaard, deze fictieve afwijzende beslissing vernietigd en bepaald dat CBA binnen drie maanden een beslissing op het bezwaar van Curado Aruba dient te nemen.
2.1
Bij beslissing op bezwaar van 18 november 2020 heeft CBA beslist op het bezwaarschrift van Curado Aruba van 30 oktober 2019. Het bezwaar is gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard, waardoor het Boetebesluit blijft gehandhaafd.
Curado Aruba heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

3.HET GESCHIL

3.1
Curado Aruba vordert - na wijziging eis - dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. haar verzet gegrond verklaart;
b. CBA beveelt de tenuitvoerlegging van het door haar uitgevaardigde dwangbevel op te schorten, totdat:
i. bij gewijsde en in hoogste instantie op het onderhavige verzet is beslist; en,
ii. door het Lar Gerecht en/of in hoger beroep het Lar Hof, bij gewijsde is beslist op het door Curado Aruba ingestelde beroep en/of nog in te stellen hoger beroep, tegen het Boetebesluit,
in beide gevallen met bepaling dat CBA ten gunste van Curado Aruba, een direct opeisbare eenmalige dwangsom van AWG 225.000,- verbeurt, in geval zij het ten dezen gegeven bevel niet of niet geheel nakomt;
c. het door CBA op 16 juli 2020 ten laste van Curado Aruba onder Curado Trust Services N.V. te Curaçao gelegde derdenbeslag opheft, althans CBA beveelt dat beslag binnen twee dagen na het ten dezen te wijzen vonnis, op te heffen, met bepaling dat CBA ten gunste van Curado Aruba een direct opeisbare eenmalige dwangsom van AWG 225.000,- verbeurt in geval zij het ten dezen gegeven bevel niet of niet geheel nakomt; en
d. CBA veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2
CBA voert verweer en concludeert - kort gezegd - tot afwijzing van het door Curado Aruba gevorderde en vordert de ongegrondverklaring van het verzet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Tevens concludeert CBA tot veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Curado Aruba in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen en vermeerderd met de wettelijke rente indien de kosten niet binnen zeven dagen na het in dezen te wijzen vonnis zijn voldaan.
3.3
Curado Aruba heeft geconcludeerd tot afwijzing van voormelde vordering van CBA.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover voor de uitspraak van belang – nader ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is het door Curado Aruba aanhangig gemaakte verzet tegen het door CBA uitgevaardigde dwangbevel tot betaling van de bij het Boetebesluit opgelegde boete van AWG 225.000,-.
4.2
Een dwangbevel kan worden uitgevaardigd nadat (in het geval van de Lwtf) aanmaning heeft plaatsgevonden en betaling binnen de gestelde termijn is uitgebleven. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die kan worden tenuitvoergelegd. Krachtens het bepaalde in artikel 13, lid 6 van de Ltt en artikel 44, lid 5 van de Lwtf staat gedurende zes weken na de dag van betekening van het exploot verzet tegen het dwangbevel open en dient het aanhangig te worden gemaakt tegen (in dit geval) CBA bij dit Gerecht.
4.3
Het verzet is tijdig en op de voorgeschreven wijze gedaan, zodat het de tenuitvoerlegging van het dwangbevel zonder meer heeft geschorst. Dit betekent dat het vanaf het instellen van verzet niet langer mogelijk was het dwangbevel ten uitvoer te leggen. In weerwil van het verzet verrichte executiehandelingen zijn in beginsel onrechtmatig.
4.4
Curado Aruba heeft aan haar verzet ten grondslag gelegd dat de tenuitvoerlegging van het dwangbevel vexatoir is en misbruik van bevoegdheid oplevert, omdat de afwijzende beslissing op bezwaar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zou worden vernietigd en CBA, nadat deze beslissing inderdaad was vernietigd, naliet inhoudelijk op het bezwaar te beslissen, dat de afwijzing van het verzoek tot schorsing van het Boetebesluit door het Lar Gerecht berust op een juridische en/of feitelijke misslag berust en dat aan het Boetebesluit ernstige tekortkomingen kleven. Vanwege deze redenen moet het belang van Curado Aruba bij opschorting van de executie van het dwangbevel totdat in hoogste instantie bij gewijsde is beslist op het bezwaar en/of beroep, zwaarder wegen dan het belang van CBA om de boete betaald te krijgen, aldus nog steeds Curado Aruba.
4.5
Dienaangaande geldt als volgt.
4.6
Het indienen van bezwaar en beroep heeft geen schorsende werking, zodat dit niet aan het invorderen van de opgelegde boete in de weg staat; ook niet indien een bezwaar of beroep een naar het zich laat aanzien grote kans van slagen heeft. Dit laat evenwel onverlet dat onder omstandigheden het gegeven dat niet inhoudelijk op een bezwaar tegen de opgelegde boete wordt beslist, mee zou kunnen brengen dat een verzet tegen het dwangbevel waarmee de boete wordt ingevorderd, gegrond is. In dit geval is dat echter niet aan de orde. CBA heeft gemotiveerd uiteengezet dat zij, alvorens te beslissen, vanuit het oogpunt van zorgvuldige besluitvorming de hoorzitting en het daaropvolgende advies van de Bezwaaradviescommissie heeft willen afwachten en dat dit advies pas op 13 november 2020 door haar is ontvangen. Gelet hierop kan, ook gezien het tijdsverloop in dezen ondanks de overschreden termijnen, niet worden gezegd dat CBA moedwillig heeft nagelaten op het bezwaarschrift te beslissen. Overige feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, zijn niet gesteld of gebleken.
4.7
Het Gerecht begrijpt het betoog van Curado Aruba dat de beslissing van het Lar Gerecht van 11 december 2019 op een juridische en/of feitelijke misslag berust, aldus dat van een dergelijke misslag sprake is omdat het Lar Gerecht ten onrechte het door CBA gestelde belang bij onmiddellijke tenuitvoerlegging van het Boetebesluit bij zijn afwegingen heeft betrokken. Dit betoog treft, nog daargelaten dat deze beslissing hier niet aan de orde is, geen doel. De beslissing van het Lar Gerecht is genomen op het verzoek van Curado Aruba om de werking van het Boetebesluit te schorsen. Het Lar Gerecht heeft in dat kader geoordeeld dat tegenover de belangen van Curado Aruba bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het Boetebesluit, het door CBA gestelde belang bij een effectieve handhaving van de toezichtwetgeving staat. Vervolgens heeft het Lar Gerecht – zo begrijpt het Gerecht – (ook) vanwege de aanwezigheid van dit belang geen aanleiding gezien het Boetebesluit te schorsen. Niet valt in te zien dat de betwisting door Curado Aruba van het door CBA gestelde belang in haar bezwaarschrift tegen het Boetebesluit, meebrengt dat de beslissing van 11 december 2019, die is gegevens in een andere procedure, op een klaarblijkelijk juridische en/of feitelijke misslag berust. Gesteld noch gebleken is dat Curado Aruba dit belang ook in deze laatste procedure (voldoende gemotiveerd) heeft betwist, zodat niet kan worden gezegd dat het Lar Gerecht dit belang ten onrechte in zijn afwegingen heeft betrokken. Van een klaarblijkelijke misslag is derhalve geen sprake. CBA stond naar aanleiding van de beslissing van het Lar Gerecht niets aan in de weg tot het uitvaardigen van een dwangbevel over te gaan.
4.8
Curado Aruba heeft haar stelling dat aan (de onderbouwing en motivering van) het Boetebesluit ernstige gebreken kleven, voorts als volgt onderbouwd. CBA heeft in het Boetebesluit niet (voldoende) uiteengezet of sprake is van een meer of minder gemiddelde duur, ernst en verwijtbaarheid van de (vermeende) overtredingen, zodat het Boetebesluit onvoldoende is gemotiveerd. Daarnaast is het opleggen van een boete vanwege het staken van haar activiteiten volgens Curado Aruba niet opportuun en is de boete disproportioneel.
4.9
Dienaangaande geldt als volgt. Het verzet kan niet zijn gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of voor een te hoog bedrag is opgelegd. Het Boetebesluit ligt niet voor en kan in het kader van deze procedure slechts marginaal worden getoetst. Alleen indien de opgelegde boete evident (materieel) niet is verschuldigd, moet worden geoordeeld dat de boete niet kan worden ingevorderd. In het Boetebesluit is gemotiveerd uiteengezet van welke overtredingen sprake is, is op de standpunten van Curado Aruba ingegaan en is uiteengezet op welke wijze de boete is opgebouwd. Bij het bepalen van de hoogte is rekening gehouden met het aantal overtreden bepalingen, de ernst en de duur van de overtredingen en de draagkracht van Curado Aruba. Ook is de op grond van de subjectieve draagkracht op te leggen boete vanwege de beperkte winstgevendheid van Curado Aruba de laatste jaren, gematigd met 25%. Gelet hierop en op de maximaal per overtreding te bepalen boete, is de opgelegde boete niet evident disproportioneel. Voor wat betreft de wijze van berekening van de draagkracht van Curado Aruba geldt dat CBA, zoals zij ook heeft aangevoerd, een ruime mate van beleidsvrijheid heeft en niet is gebleken dat de door haar bij die berekening gehanteerde maatstaf in strijd met enige (wettelijke) bepaling is. Aldus is het besluit afdoende gemotiveerd en onderbouwd. Van ernstige gebreken die kleven aan het Boetebesluit is dan ook niet gebleken. Of en in hoeverre de motivering en onderbouwing juist en volledig is, ligt nu niet voor.
4.1
Dat Curado Aruba na het plaatsvinden van het onderzoek door CBA haar activiteiten heeft gestaakt, staat op zichzelf niet aan het opleggen van een boete in de weg. De vraag of het opleggen van een boete in een dergelijk geval nog opportuun is, is in deze procedure niet aan de orde.
4.11
Voorts heeft Curado Aruba nog gesteld dat met het incasseren van de boete voor de continuïteit van haar moedermaatschappij Curado Trust Services moet worden gevreesd en dat eventuele schade als gevolg van het ten onrechte incasseren van de boete niet op CBA zal kunnen worden verhaald. Ook deze stellingen kunnen haar niet baten. Voor wat betreft de vrees voor continuïteit van Curado Trust Services bij tenuitvoerlegging van het dwangbevel, geldt dat dit het belang van een derde betreft dat in dezen niet aan de orde is. Dat Curado Aruba direct wordt geraakt wanneer Curado Trust Services in financiële nood geraakt, is op geen enkele wijze onderbouwd. Het Gerecht zal deze stelling dan ook passeren. Verder is, gelet op het voorgaande, in het kader van deze procedure niet, althans onvoldoende aannemelijk geworden dat het Boetebesluit niet (goeddeels) stand zal houden, zodat niet kan worden gezegd dat ten onrechte wordt ingevorderd. De stelling dat de tenuitvoerlegging moet worden geschorst vanwege de (on)mogelijkheid om eventuele daardoor te lijden schade op CBA te verhalen, kan daarom, wat daar overigens ook van moge zijn, reeds om die reden niet slagen.
4.12
Het voorgaande brengt mee dat de verzetsgronden dat de tenuitvoerlegging van het dwangbevel vexatoir is en misbruik van bevoegdheid oplevert, niet kunnen slagen. Het verzet is ongegrond.
4.13
De omstandigheid dat het verzet ongegrond is, laat in beginsel onverlet dat een in weerwil van het verzet gelegd beslag onrechtmatig is. CBA is niet gerechtigd de schorsende werking die uitgaat van het verzet tegen het dwangbevel zonder tussenkomst van de rechter te negeren. De opheffing van de schorsende werking van het verzet legitimeert ook niet achteraf het negeren van de schorsende werking bij het leggen van het beslag. In dit geval is CBA echter, zoals CBA stelt en uit de oproepingsbrieven van het Gerecht blijkt, eerst op 17 juli 2020 met het verzet bekend geraakt, zodat het beslag niet opzettelijk in weerwil van het verzet is gelegd. Gelet hierop en nu het gelegde beslag gedurende het verzet niet mag worden vervolgd en daarom ook niet nadelig is voor Curado Aruba, zal de vordering tot opheffing van het beslag worden afgewezen.
4.14
CBA heeft tot slot bij antwoord gevorderd dat de ongegrondverklaring van het verzet uitvoerbaarheid bij voorraad wordt verklaard, zodat de schorsing van de tenuitvoerlegging direct eindigt en CBA de opgelegde boete zal kunnen executeren. Aan haar vordering heeft CBA ten grondslag gelegd dat sprake is van een duidelijk kansloos verzet, zodat het belang van Curado Aruba bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang bij voortzetting van de tenuitvoerlegging. Dienaangaande geldt als volgt. De aard van de verzetprocedure verzet zich er niet tegen dat een rechtelijke uitspraak, waarbij het verzet tegen een dwangbevel ongegrond wordt verklaard, op verzoek uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard (HR 8 juni 2007, NJ 2008/368). Hoewel de aangevoerde gronden het verzet naar het oordeel van het Gerecht niet kunnen dragen, is van een duidelijk kansloos verzet geen sprake. De aangevoerde gronden zien niet uitsluitend op de inhoud van de Boetebeschikking. Daarnaast geldt dat het belang van CBA bij tenuitvoerlegging, dat volgens CBA is gelegen in een effectieve handhaving van de toezichtswetgeving, in het licht van het belang van Curado Aruba bij het aan haar bij wet toegekende recht van het instellen van verzet, in dezen niet zodanig zwaarwegend is, dat dit het door middel van uitvoerbaar bij voorraad verklaring onmiddellijk opzij zetten van de schorsende werking van het verzet rechtvaardigt. Voor dit oordeel is van belang dat het hier gaat om de tenuitvoerlegging door CBA van een aan zichzelf verschafte titel die (als zodanig) niet door de rechter is getoetst. Tevens is voor dit oordeel van belang dat CBA geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie leiden dat zij een concreet belang heeft bij zeer spoedige tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Het enkele feit dat Curado Aruba in 2019 een deelneming aan een andere groepsmaatschappij heeft overgedragen, anderhalf maand nadat CBA bekend had gemaakt voornemens te zijn een bestuurlijke boete op te leggen, is op zichzelf niet voldoende om aan te nemen dat dit is gebeurd om haar vermogen aan verhaal te onttrekken en dat Curado Aruba ook nu voornemens is vermogensbestanddelen te vervreemden waardoor zij geen verhaal (meer) zal bieden. De vordering wordt afgewezen.
4.15
De slotsom van het voorgaande is dat het verzet ongegrond is en dat zowel de vorderingen van Curado Aruba, als het door CBA gevorderde worden (wordt) afgewezen.
4.16
Curado Aruba zal als de met name in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van CBA. De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen als onweersproken eveneens worden toegewezen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
verklaart het verzet ongegrond;
5.2
veroordeelt Curado Aruba in de kosten van de procedure, die tot de datum van de uitspraak aan de kant van CBA worden begroot op Afl. 4.000,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten tarief 7) en Afl. 250,-, verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening, aan nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf zeven dagen na betekening van dit vonnis tot algehele voldoening;
5.3
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 23 februari 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA202001095
Inhoudsindicatie: Dwangbevel tot betaling.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. T.A.M. Tijhuis
Bijzondere kenmerken: