Uitspraak
Banco di Caribe N.V,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft Banco di Caribe N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een kredietovereenkomst die op 19 augustus 2016 was aangegaan. Banco di Caribe vorderde een bedrag van USD 124.747,04, vermeerderd met contractuele rente over twee verschillende bedragen, alsook veroordeling van de gedaagde in de proceskosten. De gedaagde erkende de kredietovereenkomst, maar betwistte de hoogte van de gevorderde bedragen en vroeg om specificatie. Banco di Caribe stelde echter dat de gedaagde in het verleden nooit had geklaagd over de hoogte van de bedragen en dat hij in januari 2019 had toegezegd het openstaande bedrag te voldoen. Het gerecht oordeelde dat de gedaagde zijn verweer onvoldoende had gemotiveerd en dat de vordering van Banco di Caribe toewijsbaar was. Het vonnis werd uitgesproken op 23 februari 2022, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en in de proceskosten van Banco di Caribe.