ECLI:NL:OGEAA:2022:71

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
AUA202000305
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een kredietovereenkomst met boeterente en proceskosten

In deze zaak heeft Banco di Caribe N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een kredietovereenkomst die op 19 augustus 2016 was aangegaan. Banco di Caribe vorderde een bedrag van USD 124.747,04, vermeerderd met contractuele rente over twee verschillende bedragen, alsook veroordeling van de gedaagde in de proceskosten. De gedaagde erkende de kredietovereenkomst, maar betwistte de hoogte van de gevorderde bedragen en vroeg om specificatie. Banco di Caribe stelde echter dat de gedaagde in het verleden nooit had geklaagd over de hoogte van de bedragen en dat hij in januari 2019 had toegezegd het openstaande bedrag te voldoen. Het gerecht oordeelde dat de gedaagde zijn verweer onvoldoende had gemotiveerd en dat de vordering van Banco di Caribe toewijsbaar was. Het vonnis werd uitgesproken op 23 februari 2022, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en in de proceskosten van Banco di Caribe.

Uitspraak

Vonnis van 23 februari 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202000305
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Banco di Caribe N.V,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna: Banco di Caribe,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof, L.S. Davelaar en A.A. Ruiz,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- verzoekschrift met producties, ingekomen op 31 januari 2020,
- schriftelijk verweer,
- de conclusie van repliek met productie,
- schriftelijke reactie.
1.2
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

2.1
Banco di Caribe vordert dat het gerecht [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen een bedrag van USD 124.747,04 vermeerderd met de per jaar samengestelde contractuele rente van 8% over USD 96.693,54 vanaf 12 december 2019 tot aan de dag van betaling en de per jaar samengestelde contractuele rente van 18% over USD 14.026,75 over deze periode, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
Banco di Caribe legt aan haar vordering -samengevat- ten grondslag dat zij op 19 augustus 2016 een kredietovereenkomst (de kredietovereenkomst) met [gedaagde] is aangegaan voor een bedrag van USD 130.391,21 met een looptijd van 120 maanden tegen een samengestelde contractuele rente van 8% per jaar. [Gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de kredietovereenkomst. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] over de achterstallige bedragen van in totaal USD 14.026,75 een boeterente van 18% verschuldigd.
2.3 [
Gedaagde] erkent dat hij met Banco di Caribe de kredietovereenkomst is aangegaan en de voorwaarden waaronder. In zijn verweer heeft [gedaagde] gesteld dat hij niet kan verifiëren of de door Banco Caribe gevorderde bedragen juist zijn en hij heeft om een specificatie gevraagd. Bij conclusie van repliek heeft Banco Caribe in reactie daarop gesteld dat [gedaagde] de afgelopen jaren verschillende sommatie van haar ontving en nooit geklaagd heeft over de hoogte van de gevorderde bedragen. Hij heeft in januari 2019 toegezegd het toen openstaande bedrag te voldoen en daarmee de vordering van Banco di Caribe erkend. Verder heeft Banco di Caribe een overzicht in het geding gebracht van de aflossingen op de geldlening. Banco di Caribe stelt dat haar administratie op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden leidend is. [Gedaagde] heeft de stellingen van Banco Caribe niet bestreden. In zijn reactie stelt hij zonder nadere uitleg en onderbouwing dat de aflossingsoverzichten geen helderheid scheppen in de vorderingen van de bank. Ook stelt hij in strijd met de erkenning van de kredietovereenkomst in zijn schriftelijke verweer en zonder verdere toelichting dat er sprake zou zijn van een kredietovereenkomst van 31 maart 2020 op grond waarvan het krediet zou zijn geherstructureerd en hij verzoekt het gerecht daarmee rekening te houden. Enige nadere toelichting van zijn stelling ontbreekt, evenals het in zijn reactie genoemde attachment 1. Al met al is het gerecht van oordeel dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd en daarmee de vordering van Banco di Caribe onvoldoende heeft betwist.
2.4
De slotsom is dat de vordering van Banco di Caribe zal worden toegewezen, zoals in de beslissing bepaald.
2.5
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] de proceskosten van Banco di Caribe moeten vergoeden.
DE UITSPRAAK
Het gerecht:
veroordeelt [gedaagde] om aan Banco di Caribe te betalen een bedrag van USD 124.747,04 vermeerderd met de per jaar samengestelde contractuele rente van 8% over USD 96.693,54 vanaf 12 december 2019 tot aan de dag van betaling en de per jaar samengestelde contractuele rente van 18% over USD 14.026,75 vanaf 12 december 2019 tot de dag van betaling ;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de kant van Banco di Caribe begroot op Afl. 6.250,-- waarvan Afl. 4.000,-- aan salaris gemachtigde.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is uitgesproken door de rolrechter ter openbare terechtzitting van woensdag 23 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 23 februari 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA202000305
Inhoudsindicatie: Vordering afgewezen.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.A. van Voorthuizen
Bijzondere kenmerken: