ECLI:NL:OGEAA:2022:7

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
AUA202100308
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft appellante, de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Het verzoek om de duurtetoeslag op het Eilandsraadspensioen van de echtgenoot van appellante werd op 27 januari 2017 ingediend, maar er werd pas op 30 november 2018 opnieuw om een beslissing gevraagd. Appellante maakte bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op 26 april 2019 en stelde op 8 februari 2021 beroep in bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan, diende op 24 maart 2021 een verweerschrift in. De zaak werd behandeld op 15 november 2021.

Het Gerecht overweegt dat het bezwaarschrift op 26 april 2019 is ingediend, waardoor verweerder uiterlijk op 19 juli 2019 had moeten beslissen. Aangezien het beroepschrift pas op 8 februari 2021 werd ingediend, is dit buiten de termijn van acht weken die geldt voor het indienen van beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Appellante voerde aan dat uitstel van hoorzittingen en medische omstandigheden haar hebben weerhouden om tijdig beroep in te stellen. Het Gerecht oordeelt echter dat deze omstandigheden niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding leiden, aangezien de meeste omstandigheden na de termijn zijn ontstaan.

Uiteindelijk verklaart het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk, maar benadrukt dat verweerder nog steeds verplicht is om een beslissing op het bezwaar te nemen, ook al is deze verplichting niet meer afdwingbaar. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2022. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 17 januari 2022
Lar nr. AUA202100308

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

wonende in Aruba,
APPELLANTE
gemachtigde: J.E.A. Wernet,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, ECONOMISCHE ZAKEN EN CULTUUR,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 30 november 2018 heeft appellante het verzoek van 27 januari 2017 van wijlen de echtgenote van appellante, [echtgenoot], om de duurtetoeslag op zijn Eilandsraadspensioen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 te indexeren, herhaald (verzoek).
Tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek heeft appellante op 26 april 2019 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 8 februari 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht (beroep).
Verweerder heeft op 24 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft op 3 mei 2021 een nadere toelichting en producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2021. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Lar neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
1.2
Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Lar bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
1.3
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Lar voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt (verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding).
ontvankelijkheid
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellante te laat is met het indienen van het beroepschrift. Het gerecht overweegt als volgt.
3. Het bezwaarschrift is op 26 april 2019 ingediend, zodat verweerder binnen twaalf weken na ontvangst daarvan, dat wil zeggen uiterlijk op 19 juli 2019, op het daarbij gemaakte bezwaar diende te beschikken. Verweerder is dus op 20 juli 2019 in gebreke geraakt om tijdig op het bezwaarschrift te beslissen. Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Lar kon uiterlijk op 13 september 2019 tegen het uitblijven van zodanige beschikking beroep worden ingesteld. Het beroepschrift is op 8 februari 2021, derhalve buiten deze termijn, ingediend.
4. Bij brief van 29 maart 2021 heeft het gerecht appellante in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat zij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Lar. In reactie daarop heeft appellante zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de hoorzittingen bij de Lar bezwaaradviescommissie zijn uitgesteld, onder meer in verband met de coronamaatregelen. Vervolgens werd appellante op medisch advies in quarantaine geplaatst en is de gemachtigde begin september 2020 opgenomen geweest in het ziekenhuis. Door de onzekere situatie heeft appellante besloten om op 8 februari 2021 beroep in te stellen bij het gerecht. Ook de derde hoorzitting bij de bezwaaradviescommissie op 5 maart 2021 is op verzoek van verweerder aangehouden, aldus appellante.
5. Naar het oordeel van het gerecht leiden deze omstandigheden niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Het beroep is buiten de beroepstermijn, die eindigde op 13 september 2019, ingediend. De door appellante genoemde omstandigheden, die veelal dateren van ná het einde van de beroepstermijn, hadden haar niet ervan hoeven te weerhouden om tijdig beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar in te stellen.
6. Gelet hierop is het beroep niet-ontvankelijk.
7. Ten overvloede overweegt het Gerecht dat de niet-ontvankelijkheid van het beroep verweerder niet ontheft van de verplichting om een beslissing op het bezwaar te nemen, hoewel deze verplichting niet meer in rechte afdwingbaar is.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 17 januari 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.