ECLI:NL:OGEAA:2022:573

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
AUA201900723
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na aanrijding met letsel en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak vordert eiseres schadevergoeding van gedaagde naar aanleiding van een aanrijding die plaatsvond op 4 september 2005. Eiseres stelt dat zij door de aanrijding letsel heeft opgelopen en arbeidsongeschikt is geraakt. In een eerder vonnis van 25 april 2007 heeft het Gerecht voor recht verklaard dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden. Eiseres heeft in de periode van 2007 tot 2015 een schadevergoeding van Afl. 150.000,- ontvangen van de verzekeringsmaatschappij van gedaagde, Ennia Caribe N.V., maar stelt dat deze vergoeding niet voldoende is om de volledige schade te dekken. Eiseres vordert nu onder andere vergoeding van materiële schade, immateriële schade, inkomstenderving, kosten voor huishoudelijke hulp en medische kosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de vordering is verjaard. Het Gerecht oordeelt dat de wet geen termijn geeft voor het instellen van een schadestaatprocedure en dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak verjaart na 20 jaren. Het Gerecht heeft besloten een deskundige te benoemen om de aard en duur van het letsel van eiseres vast te stellen en om te beoordelen of eiseres arbeidsongeschikt is. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA201900723
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties;
- de zuivering van het tegen [gedaagde] verleende verstek;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, met een productie;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is vervolgens – na herhaald uitstel - bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Bij vonnis van dit Gerecht van 25 april 2007 (AR 2066/2006) is als vaststaand aangenomen dat [eiseres] op 4 september 2005 door [gedaagde] werd aangereden terwijl zij de weg overstak, alsmede dat zij ten gevolge van de aanrijding gewond is geraakt en arbeidsongeschikt. Het Gerecht heeft voor recht verklaard dat [gedaagde] door de aanrijding op 4 september 2005 jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij is gehouden tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg daarvan geleden materiele en immateriële schade, terwijl Ennia Caribe N.V. (hierna: Ennia; de verzekeringsmaatschappij bij wie [gedaagde] tegen de wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd) eveneens is gehouden deze schade te vergoeden, met dien verstande dat zij ter zake van dat ongeval ten hoogste het verzekerde schadebedrag van Afl. 150.000,- zal hoeven uit te keren.
2.2
Ennia heeft in de periode van 2007 tot 2015 ter zake van de door [eiseres] geleden schade in totaal Afl. 150.000,- aan [eiseres] uitgekeerd.

3.DE VORDERING

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. haar toestaat kosteloos te procederen;
II. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen aan
materiele schade:
a. Afl. 338.000,- aan inkomstenderving, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2005;
b. Afl. 66.800,70 aan indexering van de inkomstenderving, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 4 september 2005;
c. Afl. 780,- per maand vanaf 1 januari 2019 aan kosten huishoudelijke hulp;
d. Afl. 46.000,- aan medische kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4
september 2005;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan haar van Afl. 100.000,- aan immateriële
schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2005;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2 [
eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] bij voormeld vonnis van 25 april 2007 is veroordeeld tot vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van het door [gedaagde] veroorzaakte ongeval en dat deze schade het door Ennia betaalde bedrag van Afl. 150.000,- overschrijdt. Volgens [eiseres] is haar zodanig ernstig letsel toegebracht dat zij niet meer in staat was of is om haar werkzaamheden die zij voor de aanrijding verrichtte, uit te voeren. Ditzelfde geldt voor haar huishoudelijke werkzaamheden.
3.3 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd. Volgens hem heeft hij sinds het vonnis van 25 april 2007 niets meer van [eiseres] vernomen en is de vordering van [eiseres] inmiddels verjaard. De gestelde arbeidsongeschiktheid en de gevorderde immateriële schade heeft [gedaagde] betwist.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover voor de uitspraak van belang – ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Verjaring
4.1
Deze schadestaatprocedure volgt op het vonnis waarin het Gerecht voor recht heeft verklaard dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld en dat hij is gehouden tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg daarvan geleden materiele en immateriële schade. Gesteld noch gebleken is dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld. [eiseres] vordert thans vergoeding van haar schade.
4.2 [
gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat deze vordering is verjaard. [gedaagde] verwijst daartoe naar artikel 3:324 lid 3 BW. Het gaat in dezen volgens hem om periodieke betalingen (de gestelde gederfde inkomsten en maandelijkse kosten voor de huishoudelijke hulp) die [eiseres] als gevolg van het ongeval stelt te zijn misgelopen en mis te lopen en te moeten maken, zodat het derde lid van genoemd artikel van toepassing is. Op grond van dat artikel verjaart hetgeen ingevolge de uitspraak bij het jaar of kortere termijn moet worden betaald, na vijf jaar. Omdat de termijn op 24 april 2007 (de datum van het vonnis) is gaan lopen en de verjaring niet door [eiseres] is gestuit, is de vordering op 24 april 2012 verjaard, aldus [gedaagde].
4.3
Het verweer van [gedaagde] faalt. De wet geeft geen termijn waarbinnen een schadestaatprocedure moet worden ingesteld. De onderhavige schadestaatprocedure is de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 april 2007 en daarmee een daad van tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 3:324 lid 1 BW. Op grond van dit artikel verjaart de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak door verloop van 20 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die van de uitspraak. Van een ingevolge het vonnis te betalen periodieke verplichting als bedoeld in artikel 3:324, derde lid BW is hier, anders dan [gedaagde] betoogt, geen sprake. Immers is voor recht verklaard dat [gedaagde] is gehouden tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van de aanrijding geleden schade, welke schade hier aan de orde is. Dat de thans gestelde schade mede bestaat uit inkomen uit arbeids dat periodiek aan [eiseres] verschuldigd zou zijn geweest en kosten die zij periodiek zal moeten betalen, maakt dat niet anders. De verjaringstermijn is op 25 april 2007 aangevangen en was op het moment van het instellen van de onderhavige vordering nog niet voltooid. Van verjaring is daarom geen sprake.
De schade
4.4
Het Gerecht begrijpt de in het vonnis van 25 april 2007 gegeven verklaring voor recht in het licht van de daaraan ten grondslag gelegde motivering aldus, dat [gedaagde] is gehouden de door [eiseres] ten gevolge van de aanrijding geleden
en te lijdenmateriele en immateriële schade te vergoeden.
4.5 [
eiseres] heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde schade betoogd dat zij volledig arbeidsongeschikt is, dat zij, omdat zij niet meer in staat is huishoudelijke werkzaamheden te verrichten en niet op de steun van haar kinderen kan blijven rekenen, vanaf 1 januari 2019 huishoudelijke hulp nodig heeft en dat een deel van de door haar benodigde medische hulp niet door de verzekering wordt vergoed. Ter onderbouwing van de door haar gestelde arbeidsongeschiktheid heeft [eiseres] een tweetal medische adviezen overgelegd van [medisch adviseur], neuroloog en medisch adviseur bij Neurologisch Expertise en Behandel Centrum te [plaats], Nederland, van 22 januari 2015 en 21 december 2017. Voor wat betreft de gestelde inkomensschade heeft [eiseres] gesteld dat zij ten tijde van het ongeval in dienst zou treden als schoonmaakster tegen een maandloon van Afl. 1.255,-, het toen geldende minimumloon. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft [eiseres] gesteld dat sprake is van geleden smart en gederfde levensvreugde doordat zij al gedurende vele jaren constant pijn lijdt en pijnstillende medicatie moet slikken om de pijn te verzachten, dat zij ontsierende littekens heeft in haar gezicht en dat zij niet meer werkzaam kan zijn zoals weleer.
4.6 [
gedaagde] heeft voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding aangevoerd dat deze irreëel hoog is. Voor wat betreft de gestelde materiele schade en de onderbouwing daarvan heeft [gedaagde] aangevoerd dat de daaraan ten grondslag gelegde rapporten in 2015 en 2017 zijn uitgebracht. Het Gerecht begrijpt dat [gedaagde] aldus de gestelde (mate van) arbeidsongeschiktheid van [eiseres] betwist.
4.7
Vast staat, zoals ook in het vonnis van 25 april 2007 is overwogen, dat [eiseres] ten gevolge van de aanrijding letsel heeft bekomen. Mede vanwege de betwisting daarvan door [gedaagde], kan op basis van de door [eiseres] overgelegde stukken niet worden vastgesteld wat de precieze aard en duur van dit letsel is (geweest) en of en in hoeverre [eiseres] ten gevolge van dit letsel arbeidsongeschikt was en nog is. Evenmin kan worden vastgesteld of zij inderdaad als gevolg van het letsel sinds 1 januari 2019 niet in staat is huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Het Gerecht is daarom voornemens een deskundige te benoemen en deze de volgende vragen voor te leggen:
1. Wat is de precieze aard en duur van het letsel dat [eiseres] ten gevolge van de aanrijding heeft bekomen?
2. Is sprake van een medische eindtoestand en zo ja, sinds wanneer?
3. Kunt u op basis van het letsel en de beschikbare medische informatie de (mate van de) functionele beperkingen van [eiseres] beschrijven en het verloop daarvan sinds de aanrijding tot heden, en of en in hoeverre [eiseres] ten gevolge daarvan arbeidsongeschikt was en is voor haar werkzaamheden als schoonmaakster dan wel (vergelijkbare) functies vallende binnen haar capaciteiten?
4. Kunt u tevens beschrijven of en in hoeverre [eiseres] sinds 1 januari 2019 in staat is huishoudelijke werkzaamheden te verrichten?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.8
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte na tussenvonnis uit te laten over voornoemd voornemen van het Gerecht, over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan deze te stellen vragen. Het Gerecht is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Voor wat betreft de persoon van de deskundige zou bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan een medewerker van Medwork Carribbean N.V. te Aruba.
4.9
Voor wat betreft het voorschot ter zake de kosten en het honorarium van de deskundige is het Gerecht van oordeel dat [gedaagde] dit voorschot dient te betalen, omdat zijn aansprakelijkheid niet in geschil is en het deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de omvang van de schade te kunnen begroten.
4.1
Indien de mate en duur van de gestelde arbeidsongeschiktheid van [eiseres] komt vast te staan, zal moeten worden beoordeeld in hoeverre dit tot de gestelde schade heeft geleden en lijdt. Daarbij is van belang dat [gedaagde] het door [eiseres] gestelde, door haar gederfde maandelijkse bruto inkomen niet heeft betwist.
4.11
Voor wat betreft de gestelde kosten voor de niet vergoede medische zorg zal [eiseres] te zijner tijd in de gelegenheid worden gesteld het gestelde bedrag van Afl. 46.000,- te onderbouwen met facturen en betalingsbewijzen en met bescheiden waaruit blijkt dat deze kosten niet door de verzekeraar worden vergoed.
4.12
In afwachting van de te nemen akten door partijen zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
verwijst de zaak naar de rol van
21 september 2022voor het nemen van een akte door [eiseres] zoals hiervoor in 4.7 en 4.8 overwogen, waarna [gedaagde] zich daarover bij antwoordakte na tussenvonnis kan uitlaten en kan reageren op de akte na tussenvonnis van [eiseres];
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Zaaknummer: AUA201900723
Datum uitspraak: 24 augustus 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA201900723
Inhoudsindicatie: Civiel. Tussenvonnis. Vordering van inkomstenderving, kosten huishoudelijke hulp en medische kosten. Het verweer van gedaagde op verjaring faalt nu de wet geen termijn geeft waarbinnen een schadestaatprocedure moet worden ingesteld en de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak door verloop van 20 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die van de uitspraak, verjaart. Benoeming van een deskundige om vast te stellen wat de preciezen aard en duur van het letsel is (geweest) en of en in hoeverre [eiseres] ten gevolge van dit letsel arbeidsongeschikt was en nog is.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. T.A.M. Tijhuis
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig