ECLI:NL:OGEAA:2022:546

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
AUA202103368
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschapsboedel na echtscheiding

In deze zaak, uitgesproken op 28 september 2022 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het de verdeling van de gemeenschapsboedel tussen twee partijen, de vrouw en de man, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De echtscheiding was eerder uitgesproken op 2 november 2020, maar de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap was nog niet verdeeld. De vrouw vorderde onder andere kosteloos te mogen procederen en een verdeling van de gemeenschapsboedel zoals door haar voorgesteld. De man voerde verweer en stelde zijn eigen verdelingsvoorstel voor, inclusief verrekeningen van door hem betaalde hypotheeklasten en verzekeringen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op kosteloze rechtsbijstand op basis van het overgelegde bewijs van onvermogen. De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap omvat onder andere de echtelijke woning, hypotheken, inboedel, kleding, pensioenen en belastingtegoeden. Het Gerecht heeft besloten dat de echtelijke woning verkocht moet worden, omdat de man niet kon aantonen dat hij in staat was de overbedelingsvergoeding te betalen.

Daarnaast heeft het Gerecht bepaald dat de man een gebruiksvergoeding van Afl. 250,- per maand aan de vrouw moet betalen, omdat hij sinds de echtscheiding alleen in de woning heeft gewoond. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak bevat ook bepalingen over de verdeling van de inboedel, de pensioenen en de belastingverplichtingen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 28 september 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202103368
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te Aruba,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. S.A. Kock,
tegen:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te Aruba,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 mei 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 22 augustus 2022.
1.2
Voor de mondelinge behandeling zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. De vrouw werd tevens bijgestaan door mr. Kip, kantoorgenoot van mr. Kock. Partijen hebben op vragen van het Gerecht geantwoord, het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. De vrouw heeft op de reconventionele vordering kunnen reageren.
1.3
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.
2. DE FEITEN
2.1
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te Aruba met elkaar in gemeenschap van
goederen gehuwd.
2.2
Bij beschikking van 2 november 2020 van dit Gerecht is de echtscheiding tussen
partijen uitgesproken.
2.3
De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld.

3.DE VORDERING

In conventie en in reconventie
3.1
De vrouw vordert dat bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar wordt
toegestaan kosteloos te procederen en de verdeling van de gemeenschapsboedel wordt
gelast op de wijze zoals door haar voorgesteld, met veroordeling van de man in de
kosten van het geding.
3.2
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat het partijen niet is gelukt onderling tot overeenstemming over de verdeling te komen en dat de boedel moet worden verdeeld.
3.3
De man voert verweer en vordert op zijn beurt dat de verdeling wordt gelast zoals
door hem aangegeven en dat de verrekening wordt bevolen van 50% van de door hem
verrichtte en nog te verrichten betalingen ter zake van de hypotheek en de door hem
voor partijen betaalde verzekeringen en belastingen. Tot slot vordert de man dat de
vrouw wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
3.4
De vrouw heeft tegen de reconventionele vordering verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang,
ingegaan.

4.DE BEOORDELING

In conventie en in reconventie
4.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen wordt de vrouw toegestaan kosteloos te procederen.
De omvang van de huwelijksgoederengemeenschap
4.2
Partijen zijn het erover eens dat het volgende tot de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap behoort:
a. de echtelijke woning te [adres] (hierna: de woning)
b. de op de woning rustende hypothecaire geldlening
c. de inboedel
d. kleding/lijfsieraden
e. pensioenen man en vrouw
f. belastingtegoeden en/of -schulden.
De woning
4.3
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de woning moet worden verkocht en de man wil dat de woning aan hem wordt toegedeeld. De man heeft echter op geen enkele wijze onderbouwd dat hij in staat zal zijn de overbedelingsvergoeding (die hij in het geval van toedeling van de woning aan hem, aan de vrouw zal moeten betalen) te financieren. De woning had volgens een taxatierapport van 1 oktober 2020 op dat moment een waarde van Afl. 297.277,50. Gelet hierop en gelet op het inkomen van de man, zijn leeftijd en de omstandigheid dat hij sinds maart 2020 nauwelijks aan de hypotheekverplichtingen heeft kunnen voldoen, is dit ook niet aannemelijk. Om die reden zal het Gerecht bepalen dat de echtelijke woning moet worden verkocht. Voor dit oordeel is mede van belang dat de vrouw onweersproken heeft gesteld dat zij groot belang heeft bij spoedige verkoop, omdat thans de hypotheekschuld alsmaar verder oploopt en daardoor het risico van een restschuld bestaat.
4.4
Partijen dienen binnen twee weken na heden opdracht tot verkoop te geven aan een makelaar. Deze makelaar zal in overleg met partijen de verkoopprijs moeten bepalen. De man is gehouden mee te werken aan de verkoop van de woning (zoals bijvoorbeeld door mee te werken aan bezichtigingen) en zal de woning in geval van verkoop tijdig moeten ontruimen. De man heeft aangevoerd dat een redelijke termijn moet worden bepaald voor de verdeling van de woning, omdat hij een nieuwe woning zal moeten zoeken. Daartoe ziet het Gerecht evenwel geen aanleiding, omdat op dit moment zowel de verkoop als de levering van de woning nog moet plaatsvinden en daarmee enige tijd zal zijn gemoeid. Deze tijd kan de man gebruiken om een nieuwe woning te zoeken.
4.5
Met de verkoopopbrengst dient de op dat moment nog aanwezige hypothecaire geldlening te worden afgelost. De alsdan resterende opbrengst, verminderd met de aan de verkoop verbonden kosten, dient naar evenredigheid tussen partijen te worden verdeeld. Indien na voldoening van de hypothecaire lening een schuld resteert, dient deze schuld door partijen naar evenredigheid te worden gedragen.
4.6
De aan de verkoop van de woning verbonden kosten dienen door partijen gezamenlijk, ieder voor de helft, te worden gedragen. Indien en voor zover nog erfpachtcanon en grondbelasting is verschuldigd, zijn partijen ieder voor de helft voor deze schulden draagplichtig.
Betalingen hypotheek
4.7
Volgens de man heeft hij gedurende het huwelijk in totaal een bedrag van Afl. 144.647,50 voor de hypotheek en Afl. 6.700,- aan verzekeringen en belastingen betaald. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw is gehouden de helft van deze door hem betaalde aan hem terug te betalen. Deze stelling van de man kan niet slagen. Partijen waren zoals gezegd in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden jegens elkaar een verzorgingsplicht. Voor vergoeding door de vrouw aan de man is daarom geen plaats. De na de ontbinding van het huwelijk door de man gedane betalingen dienen wel door beide partijen te worden gedragen. Deze betalingen bedragen blijkens de overgelegde stukken tot 1 april 2022 in totaal Afl. 2.280,-. De vrouw zal daarom een bedrag van Afl. 1.140,- aan de man moeten betalen.
De inboedel
4.8
De vrouw heeft niet, althans onvoldoende weersproken gesteld dat zij in overleg met de man een aantal zaken uit de woning heeft meegenomen en dat partijen overeenstemming hadden dat de inboedel aldus was verdeeld, maar dat de man daarop is teruggekomen omdat de vrouw hem om betaling van partneralimentatie had gevraagd. Gelet hierop en nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden, ziet het Gerecht geen aanleiding om tot een andere verdeling van de inboedel te komen dan zoals feitelijk heeft plaatsgevonden. De inboedel wordt daarom geacht te zijn verdeeld.
Kleding en lijfsieraden en lijfgoederen
4.9
De vrouw heeft gesteld dat de kleding, lijfsieraden en lijfgoederen van partijen moeten worden toegedeeld aan de partij die deze zaken in bezit en gebruik heeft, het Gerecht begrijpt zonder nadere vergoeding. Nu de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zal aldus worden beslist.
Pensioen
4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de man en de vrouw ieder geen aanspraak maken op en afstand doen van het door de ander opgebouwde pensioen. Het pensioen van de man zal daarom zonder nadere vergoeding aan de man worden toegedeeld en dat van de vrouw aan de vrouw, eveneens zonder nadere vergoeding.
Belastingschulden en -tegoeden
4.11
Ter zitting is gebleken dat de man over het belastingjaar 2020 (het laatste jaar van het huwelijk) een belastingteruggaaf van Afl. 2.000,- heeft ontvangen. De man dient daarvan nog een bedrag van Afl. 1.000,- aan de vrouw te betalen. Hiertoe zal hij dan ook worden veroordeeld.
4.12
Indien en voor zover over de huwelijkse periode nog belastingschulden blijken te bestaan, dienen deze schulden door partijen ieder voor de helft te worden gedragen. De partij die de schuld moet betalen heeft ter zake een regresvordering op de ander, indien en zodra hij of zij haar eigen deel van de schuld heeft voldaan.
Leningen/borgstellingen
4.13
De vrouw heeft in haar inleidend verzoek gesteld dat tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoren persoonlijke leningen van of borgstellingen door partijen. Van leningen van of borgstellingen door partijen is echter niet gebleken, zodat daarover geen beslissing kan worden genomen.
Slotsom verdeling
4.14
De (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zal worden bepaald zoals hiervoor is overwogen.
4.15
Zoals hiervoor in 4.7 en 4.11 is overwogen, dient de vrouw een bedrag van Afl. 1.140,- aan de man te betalen en de man een bedrag van Afl. 1.000,- aan de vrouw. Deze bedragen kunnen met elkaar worden verrekend, zodat een bedrag van Afl. 140,- resteert dat de vrouw aan de man moet voldoen. Dit bedrag zal, zoals ter zitting met partijen besproken, door de vrouw bij de verdeling van de netto-verkoopopbrengst van de woning kunnen worden verrekend.
Gebruiksvergoeding
4.16
De vrouw vordert, zo begrijpt het Gerecht, dat de man wordt veroordeeld aan haar een gebruiksvergoeding van Afl. 600,- per maand te betalen omdat hij sinds november 2020 het uitsluitend gebruik van de woning heeft. De man heeft betwist dat hij een vergoeding is verschuldigd, omdat de vrouw de woning heeft verlaten en steeds de beschikking over de sleutels (en het Gerecht begrijpt: daarmee de woning) had.
4.17
Niet is in geschil dat de man sinds de echtscheiding alleen in de woning heeft gewoond. Gelet hierop en nu de man, zoals ter zitting is gebleken, de eigenaarslasten van de woning niet heeft voldaan zodat deze ook voor rekening van de vrouw zullen komen, is een gebruiksvergoeding op zijn plaats. Nu niet is gesteld of gebleken dat de vrouw eerder aanspraak op een dergelijke vergoeding heeft gemaakt, zal het Gerecht bepalen dat de man vanaf 1 oktober 2022 een gebruiksvergoeding aan de vrouw moet voldoen. De man zal deze vergoeding moeten betalen totdat de woning is verkocht dan wel totdat de man de woning verlaat (voordat deze aan een derde is geleverd).
4.18
De vrouw heeft de door haar gevorderde gebruiksvergoeding niet onderbouwd. Voor wat betreft de hoogte van de vergoeding zal het Gerecht daarom aansluiten bij de in 2020 getaxeerde waarde van Afl. 297.277,50. Gelet verder op de aanwezige hypothecaire schuld, gaat het hof uit van een overwaarde van de woning van Afl. 150.000,-. Gerekend met een percentage van 4%, is de man gehouden een gebruiksvergoeding van (4% x Afl. 150.000,- / 12 = Afl. 500,- per maand, gedeeld door 2 voor het aandeel in de woning van de vrouw =) Afl. 250,- per maand aan de vrouw te betalen. De gevorderde gebruiksvergoeding zal tot dat bedrag worden toegewezen vanaf 1 oktober 2022.
Partneralimentatie
4.19
De vrouw stelt dat de man de door het Gerecht bij vonnis van 7 juni 2021 (AUA 202001887 EJ) vastgestelde partneralimentatie van Afl. 500,- per maand niet voldoet. Omdat de vrouw aan haar stelling geen conclusie heeft verbonden, zal het Gerecht aan deze stelling voorbijgaan.
Proceskosten
4.2
Omdat partijen gewezen echtelieden zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
staat de vrouw toe kosteloos te procederen;
5.2
bepaalt de wijze van verdeling van de woning en de onderlinge draagplicht van partijen voor de hypothecaire geldlening op de wijze zoals hiervoor in 4.3 tot en met 4.6 omschreven;
5.3
deelt, zonder nadere vergoeding, toe aan de vrouw de kleding, lijfsieraden en lijfgoederen die zij in haar bezit heeft;
5.4
deelt, zonder nadere vergoeding, toe aan de man de kleding, lijfsieraden en lijfgoederen die hij in zijn bezit heeft;
5.5
deelt toe aan de vrouw het door haar opgebouwde pensioen, zonder nadere vergoeding;
5.6
deelt toe aan de man het door hem opgebouwde pensioen, zonder nadere vergoeding;
5.7
bepaalt dat de op de huwelijkse periode betrekking hebbende belastingschulden, voor zover nog aanwezig, door partijen ieder voor de helft te worden gedragen en bepaalt dat de partij die de schuld voldoet ter zake een regresvordering heeft op de ander, indien en zodra hij of zij zijn/haar deel van de schuld heeft voldaan;
5.7
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van het bedrag van Afl. 140,- en bepaalt dat dit bedrag bij de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning kan worden verrekend;
5.8
veroordeelt de man om aan de vrouw te betalen een gebruiksvergoeding voor de woning van Afl. 250,- per maand, vanaf 1 oktober 2022 en totdat de woning aan een derde is geleverd dan wel de man de woning heeft verlaten;
5.1
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 28 september 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA202103368
Inhoudsindicatie: Verdeling gemeenschapsboedel.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. T.A.M. Tijhuis
Bijzondere kenmerken: eerste aanleg – enkelvoudig