ECLI:NL:OGEAA:2022:544

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
AUA202101718
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor val op natte trap bij zwembad van hotel

In deze zaak heeft eiseres, die in een hotel verbleef, Mill Management aangeklaagd voor schadevergoeding na een val op de trap bij het zwembad. Eiseres stelt dat de trap gebrekkig was en dat er gevaarzetting was, omdat de trap nat was op het moment van de val. Mill Management betwist deze claims en stelt dat de trap voldeed aan de veiligheidseisen. Het Gerecht heeft de feiten en omstandigheden rondom de val onderzocht, waaronder verklaringen van getuigen en camerabeelden. Het Gerecht concludeert dat niet is komen vast te staan dat de trap nat was ten tijde van de val. De door eiseres overgelegde bewijsstukken, zoals foto’s en verklaringen, zijn niet voldoende om haar stelling te onderbouwen. Het Gerecht wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in aansprakelijkheidszaken en de noodzaak om concrete feiten aan te tonen die de claims ondersteunen.

Uitspraak

Vonnis van 21 september 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202101718
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiseres],
domicilie kiezende te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
THE MILL CONDOMINIUM MANAGEMENT CO. N.V.,
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Mill Management,
gemachtigde: de advocaat mr. P.R.C. Brown.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 mei 2022;
- de akte ter overlegging rapport, met productie, van Mill Management van 1 juni 2022;
- de akte uitlating producties van de zijde van [eiseres] van 29 juni 2022.
1.2
Bij voormeld tussenvonnis van 4 mei 2022 heeft het Gerecht Mill Management in de gelegenheid gesteld het door Marriott van het ongeval opgemaakte verslag over te leggen. Dit heeft Mill Management bij genoemde akte ter overlegging rapport gedaan.
1.3
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Zoals ook in het tussenvonnis van 4 mei 2022 is opgenomen, gaat het in dit geval om het volgende. [eiseres] verbleef vanaf 23 november 2020 in een hotelkamer bij het Courtyard by Marriott Aruba Resort in Aruba (hierna: Marriott), bij de exploitatie waarvan Mill Management is betrokken. Op 6 januari 2021 om ongeveer 19:30 uur is [eiseres] op de trap bij het zwembad van het resort ten val gekomen. Als gevolg van haar val heeft [eiseres] haar linkerenkel gebroken. [eiseres] stelt dat Mill Management aansprakelijk is voor de gevolgen van haar val, omdat sprake is van een gebrekkige trap dan wel gevaarzetting. Volgens [eiseres] voldoet de trap niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Mill Management weerspreekt dat de trap gebrekkig is of van gevaarzetting sprake is, zodat zij niet voor de door [eiseres] geleden schade aansprakelijk is. Tevens betwist zij de (hoogte van de) gestelde schade.
2.2
Door [eiseres] is een beroep gedaan op de artikelen 6:162 (gevaarzetting) en 6:174 BW (gebrekkige opstal). Voor wat betreft de gevaarzetting is de vraag of Mill Management in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met een zorgplicht jegens [eiseres]. In artikel 6:174 lid 1 BW is bepaald dat de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen oplevert, in beginsel aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. Bij de beoordeling of een opstal, in dit geval de trap bij het zwembad, voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het in het algemeen aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de betreffende opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op het voorkomen van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.
2.3 [
eiseres] legt aan het door haar gevorderde ten grondslag dat zij op de avond van 6 januari 2021 om ongeveer 19:15 uur vanuit haar hotelkamer via het zwembadplatform naar de lobby liep om een leeg serveerblad terug te brengen. Bij het aflopen van de trap bij het zwembad had zij de trapleuning met haar vrije hand vast. Een of meer traptreden waren nat, hetgeen zij niet zag. Op de voorlaatste trede, die nat was, is [eiseres] uitgegleden. De trap was volgens [eiseres] slechts verlicht, de treden van slechts één dunne antislip-lint voorzien en ook ontbraken waarschuwingsborden om voor gladheid te waarschuwen. De trap is gemaakt van glad materiaal en vanwege de ligging naast het zwembad hoogstwaarschijnlijk regelmatig nat. Mill Managament op haar beurt betwist dat de vloer ten tijde van de val van [eiseres] nat was en betoogt dat, ook als dat wel het geval zou zijn geweest, de vloer van speciale zwembadtegels is gemaakt die een hoog anti-slipgehalte hebben. Verder was een anti-sliplint op de traptreden aangebracht en stond er wel een waarschuwingsbord. Volgens Mill Management voldoet de trap daarom aan de veiligheidseisen die men daaraan mag stellen. [eiseres] heeft zelf een misstap gemaakt waardoor zij, nu zij de trapleuning - anders dan [eiseres] stelt - niet vast had, is gevallen, aldus Mill Management.
2.4
Het Gerecht begrijpt de stellingen van [eiseres] met betrekking tot de toedracht van het ongeval aldus, dat zij stelt te zijn uitgegleden omdat de een na laatste trede van de trap bij het zwembad nat en daardoor glad was. Ter onderbouwing van haar stelling dat de traptrede nat was, heeft [eiseres] verwezen naar de (door haar bij dagvaarding overgelegde) verklaring van 5 juni 2021 van dr. [naam dokter] MD (hierna: [dokter]), een collega van [eiseres] en na de val van [eiseres] ter plaatse aanwezig. Barber verklaart dat personeel de trede waarop [eiseres] was uitgegleden heeft afgedroogd, hetgeen impliceert dat de trap nat was. Verder heeft [eiseres] gesteld dat aannemelijk is dat de trap ten tijde van haar val nat was, vanwege de ligging van de trap naast het zwembad en omdat de trap vaker nat was zoals blijkt uit de door haar overgelegde foto en filmopname.
2.5
Dienaangaande geldt als volgt.
2.6
De door [eiseres] (respectievelijk als productie XIII bij dagvaarding en productie V bij conclusie van repliek) overgelegde foto en filmopname geven niet de situatie ter plaatste weer op het moment van de val van [eiseres]. Deze beelden kunnen haar op zichzelf dan ook niet baten. Voor de beoordeling van de toedracht van het ongeval is relevant of de trap daar waar [eiseres] liep nat was toen zij op 6 januari 2021 ten val kwam.
2.7
Anders dan [eiseres] stelt, wordt het (begin van) bewijs daarvan niet geleverd door de door haar overgelegde verklaring van [dokter]. [dokter] heeft – voor zover hier van belang – als volgt verklaard:
“Someone brought over a chair to the base of the stairs, and with all of them helped Lisa get off the floor and take a seat on it. Meanwhile, two hotel employees brought over towels to dry the steps area where Lisa slipped and focusing on drying the base of the stairs, because the chair for [eiseres] was based there and we were getting wet while sitting on the steps while assisting.”
Deze verklaring vindt echter geen steun in de (door Mill Management overgelegde) camerabeelden van het incident. Op de beelden is wel te zien dat [eiseres] valt, maar niet dat twee medewerkers van Marriott handdoeken (of servetten, zoals [eiseres] stelt) brengen om de trap te drogen op het moment dat een stoel voor [eiseres] werd gebracht. Gelet hierop en nu ook overigens op die beelden geen medewerkers zijn te zien die met handdoeken richting de trap lopen, stemt de verklaring van Barber niet overeen met de uit de camerabeelden blijkende gang van zaken. Daarom kan niet van de juistheid van deze verklaring worden uitgegaan. Indien en voor zover [eiseres] met haar stelling dat op de beelden is te zien dat de barman met een witte doek of servet in zijn handen naar haar toeloopt, heeft willen betogen dat deze barman de trap droog heeft gemaakt, treft deze stelling geen doel. Het voorwerp dat de barman in zijn handen heeft, dat op de beelden naar het oordeel van het Gerecht veeleer oogt als rechthoekig wit papier, heeft wanneer hij naar [eiseres] toeloopt en even later wanneer hij van haar weg loopt dezelfde vorm en kleur, zodat niet aannemelijk is dat daarmee de traptrede droog is geveegd.
2.8
Concrete feiten en/of omstandigheden die, indien bewezen, tot het oordeel leiden dat de trap ten tijde van de val van [eiseres] nat was, zijn overigens niet gesteld of gebleken. Ook in het door [naam medewerker], een medewerker van Marriott, op 6 januari 2021 opgemaakte “Incident/Accident Report Procedure” wordt daarvan geen melding gemaakt. Aanknopingspunten voor het oordeel dat dit rapport, zoals [eiseres] stelt, door Mill Management is gemanipuleerd en/of aangepast, zijn niet gesteld of gebleken. Het enkele gegeven dat het rapport ondanks verzoeken daartoe niet eerder is verstrekt, is daarvoor onvoldoende. Ook de omstandigheden dat in het rapport wordt vermeld dat er een waarschuwingsbord stond terwijl Mill Management daar in haar conclusie van antwoord (ondanks de andersluidende stelling van [eiseres]) niet op heeft gewezen en dat de medewerker verklaart dat er geen ‘physical/visible injuries’ waren, terwijl haar enkel volgens [eiseres] zichtbaar was opgezwollen, leiden nog niet tot het oordeel dat de verklaring voor wat betreft de toedracht van het ongeval naderhand door Marriott (of Mill Management) is aangepast. Uit het rapport blijkt wel dat [eiseres] na het ongeval tegen de medewerker zei dat “
a wet floor sign should be put there”. Uit die enkele opmerking volgt echter nog niet (een begin van bewijs) dat de trap daar waar zij liep ook daadwerkelijk nat was.
2.9
Voorts kan evenmin worden gezegd dat vanwege de ligging van de trap en omdat deze vaker nat is, aannemelijk is dat de trap (ook) ten tijde van haar val nat was (hetgeen steun zou bieden aan de stelling van [eiseres] dat zij vanwege een natte traptrede is uitgegleden). Volgens [eiseres] is het zwembad door slechts een dunne wand van de trap gescheiden en loopt het zwembadwater over de rand van het zwembad op de trap wanneer badgasten het water verstoren. Naar het oordeel van het Gerecht is hierdoor echter nog niet aannemelijk dat de trap daar waar [eiseres] liep ook op die bewuste avond nat was. Zo zijn geen aanknopingspunten gesteld of gebleken voor het oordeel dat zich badgasten in het zwembad (hebben) bevonden die voor ten tijde van de val van [eiseres] (nog) aanwezig zwembadwater op de trap kunnen hebben gezorgd. Dat de avond na het incident badgasten bij het zwembad aanwezig waren, brengt dat nog niet mee. Maar ook als moet worden aangenomen dat badgasten voor water op de trap hebben gezorgd, kan dit [eiseres] niet baten. Het zwembad is niet gelegen aan de (van het terras af gezien) linkerzijde van de trap waar [eiseres] liep, maar aan de rechterzijde. Het betreft een brede trap, van onderaan gemeten 480 cm breed. Indien en voor zover water vanuit het zwembad op de trap valt, volgt daaruit daarom nog niet dat dit water ook aan de linkerzijde van de trap terecht komt, laat staan dat dit met regelmaat gebeurd. Overige feiten of omstandigheden die aannemelijk maken dat (ook) die zijde van de trap die bewuste avond nat was, zijn gesteld noch gebleken. Dat de trap op twee momenten (onder meer aan de linkerzijde) nat was zoals uit de door [eiseres] overgelegde foto en filmopname blijkt, leidt niet tot een ander oordeel, te meer omdat niets over de oorzaak daarvan is gesteld. Zo lijkt het water op de trap in de filmopname, gelet op de hoeveelheid en op de overigens uit de beelden blijkende omgeving, veeleer afkomstig van regen dan van op de trap terechtgekomen zwembadwater. b
2.1
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat de trap daar waar zij liep ten tijde van de val van [eiseres] nat was. [eiseres] heeft ook onvoldoende gesteld om tot (nadere) bewijslevering op dit punt te worden toegelaten.
2.11
Nu niet vast staat dat de trap nat was, kan de stelling van [eiseres] dat zij is uitgegleden omdat de een na laatste traptrede nat en daardoor glad was, niet slagen. De aan haar vordering ten grondslag gelegde stelling mist feitelijke grondslag. Het overigens door haar met betrekking tot de gestelde gebrekkigheid van de trap en gevaarzetting aangevoerde, behoeft daarom geen bespreking.
Slotsom
2.12
De slotsom van het voorgaande is dat de stellingen van [eiseres] niet kunnen slagen en dat haar vorderingen moeten worden afgewezen.
2.13 [
eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Mill Management tot op heden begroot op Afl. 11.000,- (2 punten, tarief 8) aan gemachtigdensalaris. Het Gerecht acht termen aanwezig de akte ter overlegging rapport van 1 juni 2022 ten laste van Mill Management te laten. De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen zoals hierna te vermelden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
wijst het gevorderde af;
3.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van Mill Management tot op heden begroot op Afl. 11.000,- aan gemachtigdensalaris, en in de nakosten, begroot op Afl. 250,- aan gemachtigdensalaris, te vermeerderen met Afl. 150,- in geval van betekening en vermeerderd met de explootkosten van betekening van de uitspraak, alles vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 21 september 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA202002076
Inhoudsindicatie: beroep gedaan op de artikelen 6:162 (gevaarzetting) en 6:174 BW (gebrekkige opstal). Niet is komen vast te staan dat de trap daar waar eiseres liep ten tijde van de val van eiseres nat was. De ten grondslag gelegde stelling mist feitelijke grondslag. Vordering aansprakelijkheid afgewezen.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. T.A.M. Tijhuis
Bijzondere kenmerken: eerste aanleg - enkelvoudig