ECLI:NL:OGEAA:2022:538

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202100637
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over onverschuldigde betaling en schadevergoeding tussen het Land Aruba en Kalatinchi N.V.

In deze civiele procedure, aangespannen door het Land Aruba tegen Kalatinchi N.V. en [gedaagde 2], draait het om een vordering tot schadevergoeding wegens onverschuldigde betalingen. Het Land stelt dat het in de loop der jaren een bedrag van Afl. 14.711.791,09 onverschuldigd heeft betaald aan Trias Resort N.V. en [werknemer Trias], en dat het recht heeft op terugbetaling van dit bedrag. De procedure is complex en omvat meerdere eerdere rechtszaken tussen de partijen, waarbij het Land in het verleden is veroordeeld tot betaling van aanzienlijke schadevergoedingen aan Trias en [werknemer Trias]. De gedaagden, Kalatinchi N.V. en [gedaagde 2], hebben verweer gevoerd en stellen dat het Land niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.

De rechter heeft in zijn tussenvonnis geoordeeld dat er geen gronden zijn om het Land niet-ontvankelijk te verklaren. De vorderingen van het Land zijn ontvankelijk verklaard, en Kalatinchi N.V. is in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat [werknemer Trias] werkzaamheden heeft verricht voor Kalatinchi. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering, waarbij de rechter heeft bepaald dat Kalatinchi getuigen kan oproepen om haar standpunt te onderbouwen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in civiele zaken en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202100637
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de hoofdzaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigden: de advocaten mrs. M. Bemer en J.J. Steward,
tegen:
de naamloze vennootschap
KALATINCHI N.V.,
h.o.d.n.
THE PASTECHI HOUSE,
hierna ook te noemen: Kalatinchi,
en
[gedaagde 2],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde 2],
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: Kalatinchi c.s.,
gemachtigde voor beiden: de advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 11 augustus 201 blijkt uit het tussenvonnis in de hoofdzaak tevens vonnis in het door het Land opgeworpen incident tot voeging van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
-de op 8 september 2021 genomen conclusie van antwoord, met producties;
-de op 27 oktober 2021 genomen conclusie van repliek;
-de op 24 november 2021 door het Land genomen akte houdende uitlatingen, met producties;
-de op 12 januari 2022 genomen conclusie van dupliek, met producties;
-de op 9 maart 2022 genomen akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Trias Resort N.V. (hierna: Trias) en de heer [werknemer Trias] (hierna: [werknemer Trias]) hebben vanaf 1991 verschillende procedures gevoerd tegen het Land ten overstaan van het Gerecht, het Hof en de Hoge Raad. De procedures betroffen enerzijds verschillende kort gedingen. Daarbij hebben Trias en [werknemer Trias] gevorderd om het Land te veroordelen om voorschotten op nader te bepalen bedragen aan schadevergoeding te betalen. Anderzijds betroffen deze procedures bodemprocedures waarbij veroordeling tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding werd gevorderd. Zo werd het Land door dit Gerecht bij vonnis in kort geding van 28 juni 1991 (K.G. nr. 120 van 1991) veroordeeld om Afl. 900.000,-- aan Trias en aan [werknemer Trias] te betalen. Bij vonnis van dit Gerecht van 27 april 2005 in de onder zaaknummer A.R. no. 1855 van 1994 gevoerde bodemprocedure werd het Land ten titel van schadevergoeding veroordeeld om een bedrag gelijk aan US$ 10.000.000,-- te betalen aan Trias en [werknemer Trias], verminderd met de reeds betaalde voorschotten ad US$ 7.003.737,--, te vermeerderen met wettelijke rente over US$ 9.002.263,-- vanaf 1 juli 2003 tot aan de voldoening. Bij vonnis van het Hof van 16 januari 2007 werd voormeld vonnis van 27 april 2005 vernietigd. Trias en [werknemer Trias] zijn tegen dat vonnis van het Hof in cassatie gegaan. Bij arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2008 werd dat cassatieberoep verworpen.
2.3
Voormelde verwerping van het cassatieberoep van Trias en [werknemer Trias] bracht met zich dat alle betalingen die het Land in de loop der jaren heeft gedaan, te weten Afl. 14.711.791,09, onverschuldigd zijn betaald aan Trias en [werknemer Trias] en dat het Land dienaangaande een vordering had op hen.
2.4
Het Land heeft Trias en [werknemer Trias] gesommeerd om die vordering te voldoen, doch tevergeefs.
2.5
Hierop is het Land een tegen Trias en [werknemer Trias] gerichte bodemzaak gestart onder zaaknummer A.R. no. 2674 van 2010. Bij het in die procedure op 5 oktober 2011 gewezen vonnis (hierna: het vonnis) zijn Trias en [werknemer Trias] onder meer hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan het Land van Afl. 14.885.762,62, te vermeerderen met wettelijke rente (1) vanaf 16 januari 2007 over Afl. 14.711.791,09 tot aan de voldoening en (2) vanaf 24 augustus 2001 over Afl. 184.971,53 tot aan de voldoening.
2.6
Een daaropvolgend lang incassotraject heeft nauwelijks wat opgeleverd voor het Land.
2.7 [
werknemer Trias] is onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met [gedaagde 2]. [gedaagde 2] is blijkens het als productie 1 bij het verzoekschrift overgelegde handelsregister uittreksel directeur van Kalatinchi.
2.8
Het Land heeft bij exploten van 12 december 2020 uit kracht van het vonnis onder Kalatinchi en onder [gedaagde 2] executoriaal derdenbeslag doen leggen ten laste van [werknemer Trias].
2.9
Kalatinchi en [gedaagde 2] hebben op 14 januari 2021 ieder voor zich jegens de deurwaarder schriftelijke verklaring afgelegd waarin zij ieder voor zich verklaarden dat er tussen hen en [werknemer Trias] geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan [werknemer Trias] op het tijdstip van het beslag nog iets van hen te vorderen had, te vorderen heeft of nog te vorderen zal krijgen.
2.1
In de door Kalatinchi overgelegde verzamelloonstaten ten behoeve van de Inspectie der Belastingen over het jaar 2018 en 2019, waarin met “
inhoudingsplichtige” telkens wordt bedoeld Kalatinchi, staat telkens het volgende vermeld:

DE INHOUDINGSPLICHTIGE, NAMENS DEZE,
Naam: [werknemer Trias]
Functie: Director
(…).”.

3.HET GESCHIL

3.1
Zoals reeds vermeld in het tussenvonnis verzoekt het Land het Gerecht om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a. te bevelen dat de naamloze vennootschap Kalatinchi N.V. en [gedaagde 2] ieder afzonderlijk een gerechtelijke aanvullende verklaring doen afgeven van hetgeen zij ten behoeve van de heer [werknemer Trias] onder zich hebben en/of zullen verkrijgen en/of verschuldigd zijn en/of verschuldigd zullen worden, onder gelijktijdig voor ieder afzonderlijk bevel al dan niet ex artikel 141 Rv. tot overlegging van de daarop betrekking hebbende boeken, bescheiden, gegevensdragers of voorwerpen, dan wel afschrift te verstrekken van door het gerecht in goede justitie te bepalen bescheiden;
b. de naamloze vennootschap Kalatinchi N.V. en mevrouw [gedaagde 2] ieder afzonderlijk te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom ter hoogte van Afl. 5000 voor elke kalenderdag of gedeelte van een kalenderdag dat zij weigeren aan de onder a. gegeven bevelen voldoen;
c. alsmede, nadat die verklaringen ieder afzonderlijk door het Land zullen zijn goedgekeurd of - in geval van tegenspraak - nadat uw Gerecht heeft bepaald het bedrag of de hoedanigheid van hetgeen de derdebeslagenen ieder afzonderlijk verschuldigd zijn aan, of onder zich hebben van de heer [werknemer Trias], de naamloze vennootschap Kalatinchi N.V. en [gedaagde 2] ieder afzonderlijk te veroordelen om zodanige gelden en/of geldswaarden die het Land ingevolge het vonnis d.d. 5 oktober 2011 met zaaknummer A.R. no 2674 van 2010 te vorderen heeft, aan het Land ter ten uitvoerlegging van dat vonnis af te geven, vermeerderd met de interesten en kosten, waaronder nasalaris advocaat en de betekenings- en beslagkosten zoals vermeld in de beslagexploten van 12 december 2020;
d. dan wel bij gebreke van het doen van de aanvullende gerechtelijke verklaringen, de naamloze vennootschap Kalatinchi N.V. en [gedaagde 2] ieder afzonderlijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd en waartoe Trias Resorts N.V. en de heer [werknemer Trias] bij vonnis d.d. vonnis d.d. 5 oktober 2011 met zaaknummer A.R. no 2674 van 2010 zijn veroordeeld, als ware Kalatinchi N.V. en [gedaagde 2] ieder afzonderlijk daarvan zelf schuldenaar zijn, vermeerderd met de interesten en de kosten, waaronder nasalaris advocaat en de betekenings- en beslagkosten zoals vermeld in het beslagexploten van 12 december 2020;
e. althans een zodanige beslissing te nemen die U E.A. in goede justitie zal vermenen te behoren;
f. dit alles met hoofdelijke veroordeling van Kalatinchi N.V. en [gedaagde 2] in de kosten en nakosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 15 dagen na betekening van het door U E.A. te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening.”.
3.2
Kalatinchi c.s. voeren verweer en concluderen dat het Land niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, en tot veroordeling van het Land in de kosten van deze procedure.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat het Land niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van Kalatinchi c.s. wordt daarom verworpen.
4.2
Het Land stelt dat de hiervoor onder 2.9 vermelde door [gedaagde 2] afgelegde verklaring ondeugdelijk, onvolledig en niet met redenen omkleed is omdat [werknemer Trias] (1) economisch eigenaar is van Kalatinchi en dat (2) hij schuldeisers van verhaal onthoudt door [gedaagde 2] naar voren te schuiven als “
nominee shareholder” in Kalatinchi, ofwel als katvanger, en (3) als zodanig (als katvanger dus) dient [gedaagde 2] door Kalatinchi uitgekeerde/verschuldigde dividend af te dragen aan [werknemer Trias]. Die door Kalatinchi bestreden stellingen missen naar het oordeel van het Gerecht voldoende verificatoire onderbouwing, en worden daarom gepasseerd. Met name is niet gesteld uit welke verificatoire stukken of feitelijkheden precies blijkt dat de aandelen in Kalatinchi door [gedaagde 2] en/of een ander of anderen namens/voor [werknemer Trias] worden gehouden en evenmin is gesteld uit welke verificatoire stukken of feitelijkheden blijkt dat aan de aandeelhouders in Kalatinchi uitgekeerde of toekomende dividend (zo daarvan al sprake is) door die aandeelhouders moet worden afgedragen aan [werknemer Trias]. De omstandigheid dat [werknemer Trias] om voor hem moverende redenen in diverse media de bij partijen genoegzaam bekende uitlatingen heeft gedaan over Kalatinchi en de positie die hij daarbinnen zou bekleden maken dit niet anders, omdat uit die uitlatingen niet zonder meer de juridische werkelijkheid kan blijken.
4.3
Vorenstaande brengt reeds mee dat de tegen [gedaagde 2] gerichte vorderingen bij nog te wijzen eindvonnis zullen worden afgewezen, nu zonder meer niet valt in te zien bedoelde door [gedaagde 2] afgelegde verklaring ondeugdelijk, onvolledig en niet met redenen omkleed is. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
4.4
Het Land zal, als de jegens [gedaagde 2] in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde 2], tot heden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).
4.5.1
Ter zake van de jegens Kalatinchi gerichte vorderingen van het Land wordt het volgende overwogen. Niet in geschil is tussen partijen dat [werknemer Trias] ten overstaan van (een medewerker van) het tijdschrift “
Aruba Dushi Tera” onder meer heeft verklaard dat hij de eigenaar is van The Pastechi House (lees hier ook: Kalatinchi) en dat hij dagelijks 16 uur bezig is met zijn bedrijf. Behoudens ter zake van dat aantal uren en het onderdeel van de verklaring van [werknemer Trias] dat sprake is van “
zijn bedrijf” heeft Kalatinchi de juistheid van die verklaring van [werknemer Trias] niet bestreden. In zijn conclusie van repliek onder randnummer 18. stelt het Land in dat verband dat [werknemer Trias] steeds ten kantore van Kalatinchi aanwezig was en daar die werkzaamheden verrichte. Ook die stelling heeft Kalatinchi niet bestreden. Al het vorenstaande brengt mee dat vast komt te staan dat [werknemer Trias] dagelijks ten kantore van Kalatinchi aanwezig was en daar werkzaamheden verrichte. In het licht daarvan stelt het Land verder dat [werknemer Trias] die werkzaamheden verrichtte ten behoeve van of voor Kalatinchi. Kalatinchi erkent in dat verband weliswaar dat [werknemer Trias] enkele ongeregelde werkzaamheden (hand- en spandiensten met name in het kader van marketing) verricht(te) voor zijn echtgenote [gedaagde 2], maar aan die stelling gaat het Gerecht voorbij. Zonder nadere doch niet gegeven uitleg valt immers in het licht van voormelde slechts bloot door Kalatinchi betwiste verklaring van [werknemer Trias], dat hij dagelijks 16 uren bezig is, niet in te zien dat sprake is van enkele ongeregelde werkzaamheden of diensten en valt in het licht van de vaststaande omstandigheid dat die werkzaamheden steeds ten kantore van Kalatinchi werden verricht zonder nadere doch niet gegeven uitleg niet in te zien dat die werkzaamheden niet voor Kalatinchi maar voor [gedaagde 2] werden verricht. Dit laatste klemt temeer omdat naar eigen zeggen van Kalatinchi [gedaagde 2] grootaandeelhouder/directeur is van Kalatinchi (zie randnummer 5. van de conclusie van antwoord), zodat [gedaagde 2] en Kalatinchi te dezen naar het oordeel van het Gerecht te vereenzelvigen zijn. Daar komt bij dat zonder nadere doch ontbrekende uitleg evenmin valt in te zien dat [werknemer Trias] marketingwerkzaamheden verricht ten behoeve van [gedaagde 2], van wie is gesteld noch gebleken dat zij op persoonlijke titel deelneemt aan het handelsverkeer in Aruba.
4.5.2
Vorenstaande feitelijkheden en omstandigheden, de omstandigheid dat is gebleken dat [werknemer Trias] ten overstaan van (een medewerker van) het tijdschrift “
Aruba Dushi Tera” verder heeft verklaard hij “
zijn zaak” in 2005 opende en dat die vanaf de start een succes was terwijl Kalatinchi de juistheid van die verklaring - behoudens het onderdeel dat volgens [werknemer Trias] sprake is van “
zijn bedrijf” - niet of onvoldoende heeft betwist, de omstandigheid dat 16 uur werken per dag niet realistisch is terwijl Kalatinchi die stelling van het Land slechts bloot heeft betwist en de hiervoor onder 2.10 vermelde gegevens op verzamelloonstaten van Kalatinchi brengen met zich dat voorshands bewezen wordt geoordeeld dat [werknemer Trias] vanaf 2005 tot heden gedurende 6 dagen per week telkens 8 uren per dag werkzaamheden of diensten heeft verricht voor of ten behoeve van Kalatinchi. Kalatinchi zal als na te melden in de gelegenheid worden gesteld om tegenbewijs te leveren tegen dit rechterlijk vermoeden.
4.6
Voor het geval Kalatinchi er niet of niet geheel in slaagt om dat tegenbewijs te leveren wordt alvast het volgende overwogen.
4.7.1
Kalatinchi stelt dat [werknemer Trias] zijn werkzaamheden voor of ten behoeve van Kalatinchi verricht(te) om niet. Die door het Land niet of onvoldoende onderbouwd bestreden stelling kan Kalatinchi niet baten vanwege het navolgende.
4.7.2
Artikel 479a Rv, op welke wettelijke bepaling het Land zich beroept, luidt als volgt:

Indien een schuldeiser voor een vordering verhaal zoekt op een schuldenaar die om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht, waarvan de aard en omvang zodanig zijn dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, wordt ten behoeve van die schuldeiser aangenomen dat
daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd is.”.
4.7.3
Naar het oordeel van het Gerecht brengen de aard en de omvang van de door [werknemer Trias] geregeld voor of ten behoeve van Kalatinchi verrichte werkzaamheden met zich dat die werkzaamheden - zoals het Land overigens niet of onvoldoende bestreden heeft gesteld - gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht. Aldus wordt ten behoeve van het Land als schuldeiser van [werknemer Trias] aangenomen dat Kalatinchi voor de door [werknemer Trias] voor of ten behoeve van Kalatinchi verrichte werkzaamheden of diensten in beginsel een redelijke nog nader te bepalen vergoeding verschuldigd is.
4.8
Het Gerecht gaat voorbij aan de stelling van Kalatinchi dat vergoedingsvorderingen van [werknemer Trias] op Kalatinchi vanuit het verleden zijn verjaard. Er is immers geen sprake van (reële) vorderingsrechten uit het verleden van [werknemer Trias] op Kalatinchi. Zo Kalatinchi het aan haar opgedragen tegenbewijs niet weet te leveren komt eerst in deze procedure vast te staan dat op grond van het eerste lid van 479a Rv de verschuldigdheid door Kalatinchi van een ten behoeve van het Land nog te bepalen redelijke vergoeding zal worden aangenomen voor de door [werknemer Trias] voor of ten behoeve van Kalatinchi verrichte werkzaamheden of diensten, zodat dienaangaande eerst dan enige verjaringstermijn zou kunnen aanvangen. Bovendien geldt dat de verschuldigdheid door Kalatinchi van bedoelde vergoeding niet ten behoeve van [werknemer Trias] maar ten behoeve van het Land wordt aangenomen. Aldus is op grond voormelde wettelijke bepaling ten behoeve van het Land als schuldeiser/executant ten opzichte van [werknemer Trias] sprake van een fictieve vordering van [werknemer Trias] op Kalatinchi, welke vordering in die verhouding (Kalatinchi ten opzichte van [werknemer Trias] dus) - als zijnde niet daadwerkelijk bestaand - niet aan enige verjaring onderhavig kan zijn.
4.9
Kalatinchi stelt dat [werknemer Trias] afstand heeft gedaan van bedoelde door Kalatinchi verschuldigde vergoeding. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of [werknemer Trias] afstand kan doen van een in de verhouding [werknemer Trias] ten opzichte Kalatinchi ten behoeve van het Land aan te nemen fictieve (niet daadwerkelijk bestaande) vordering van [werknemer Trias] op Kalatinchi heeft te gelden dat dit in de verhouding van Kalatinchi ten opzichte van het Land geen effect sorteert. De (fictieve) verschuldigdheid door Kalatinchi van bedoelde vergoeding wordt immers niet ten behoeve van [werknemer Trias] maar ten behoeve van het Land aangenomen. Ook aan dit verweer van Kalatinchi gaat het Gerecht voorbij.
4.1
Kalatinchi stelt onder randnummer 8. van haar conclusie van dupliek dat het Land miskent dat eventuele door Kalatinchi verschuldigde vergoedingen uit het verleden niet worden geraakt door het hiervoor onder 2.8 vermelde op 12 december 2020 door het Land ten laste van [werknemer Trias] gelegde executoriale beslag. Dat door het Land bestreden betoog faalt in het licht van de uitspraak van de Hoge Raad van 27 juni 1997, onder meer gepubliceerd onder vindplaats NJ 1997, 650. Uit dat arrest volgt - kort gezegd - dat het onderhavige onder Kalatinchi ten laste van [werknemer Trias] gelegde executoriale derdenbeslag zich ten behoeve van het Land mede uitstrekt tot de in artikel 479a Rv bedoelde vergoedingen voor werkzaamheden of diensten die door [werknemer Trias] zijn verricht vóór het leggen van dat beslag. De omstandigheid dat [werknemer Trias] eerst krachtens het hiervoor onder 2.5 vermelde vonnis van 5 oktober 2011 is veroordeeld tot terugbetaling aan het Land van ruim Afl. 14 miljoen maakt dat naar het oordeel van het Gerecht niet anders. Het op dit punt door Kalatinchi gevoerde verweer wordt eveneens verworpen.
4.11
Iedere verdere beslissing zal in afwachting van tegenbewijslevering worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt Kalatinchi in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren ter ontzenuwing van het rechterlijk vermoeden dat [werknemer Trias] vanaf 2005 tot heden gedurende 6 dagen per week telkens 8 uren per dag werkzaamheden of diensten heeft verricht voor of ten behoeve van Kalatinchi;
-verwijst de zaak daartoe naar de terechtzitting van
vrijdag 23 september 2022 om 09:00 uur, te houden in het in Aruba te J.G. Emanstraat 51 gelegen gerechtsgebouw;
-bepaalt dat gedurende die zitting maximaal 3 getuigen kunnen worden gehoord, en dat eventuele nog meer door Kalatinchi voor te brengen getuigen zullen worden gehoord op een nog nader te bepalen zitting;
-bepaalt dat Kalatinchi zorg dient te dragen voor een beroepsmatig optredende tolk in geval zij getuigen wil doen horen die de Nederlandse Taal niet of onvoldoende beheersen;
-bepaalt dat Kalatinchi uiterlijk 3 werkdagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar moet maken aan het Gerecht en aan het Land;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA202100637
Inhoudsindicatie: Civiel. Schadevergoeding, onverschuldigd zijn betaald, ontvankelijkheidsverweer.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - enkelvoudig