In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de stichting FUNDACION LOTTO PA DEPORTE (hierna: Lotto) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij. Lotto vorderde onder andere de opheffing van een executoriaal beslag dat door de gedaagde op 1 maart 2022 was gelegd. Lotto stelde dat het beslag vexatoir was en vroeg om terugbetaling van eventuele aan de gedaagde betaalde gelden. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 25 februari 2022 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 maart 2022.
Tijdens de zitting voerde Lotto haar vorderingen aan, maar de gedaagde partij voerde verweer en stelde dat Lotto niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Het Gerecht oordeelde dat er geen gronden waren om Lotto niet-ontvankelijk te verklaren en verwierp het verweer van de gedaagde. Echter, de vorderingen van Lotto werden afgewezen. Het Gerecht oordeelde dat de vordering tot opheffing van het beslag niet toelaatbaar was in kort geding, en dat Lotto geen spoedeisend belang had bij de gevraagde terugbetaling van gelden.
Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van Lotto af en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat ieder zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 23 maart 2022 door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.