ECLI:NL:OGEAA:2022:515

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202201330
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst van HR medewerker na afgeven van referentiebrieven

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap Interport Logistics V.B.A. en haar HR medewerker, hierna aangeduid als [verweerster]. De procedure begon met een verzoekschrift van Interport, ingediend op 13 mei 2022, waarin werd verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding. Interport stelde dat er sprake was van gewichtige redenen, waaronder een dringende reden, vanwege het afgeven van referentiebrieven die niet in overeenstemming waren met de werkelijke situatie van een collega, [werknemer I].

De feiten van de zaak tonen aan dat [verweerster] op 1 september 2000 in dienst trad bij Stripes Freight Services N.V., waarvan de bedrijfsvoering in 2014 door Interport werd overgenomen. [Verweerster] was werkzaam als HR Manager en had een brutoloon van Afl. 35.77 per uur. De problemen begonnen toen [verweerster] op 24 februari 2022 een referentiebrief ondertekende voor [werknemer I], waarin zij onterecht verklaarde dat hij sinds 1 november 2003 in dienst was bij Interport, terwijl hij in werkelijkheid tussen 2015 en 2018 niet bij Interport had gewerkt. Dit leidde tot een schorsing van [verweerster] op 26 april 2022 en haar ontslag op staande voet op 3 mei 2022.

Het Gerecht oordeelde dat, hoewel [verweerster] een inschattingsfout had gemaakt door de verklaring af te geven, er geen dringende reden was voor ontslag. Beide partijen werden verweten in de ontstane situatie. Het Gerecht besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar kende [verweerster] een ontbindingsvergoeding van Afl. 100.000,- bruto toe, rekening houdend met haar lange dienstverband en de omstandigheden van de zaak. Interport werd ook veroordeeld in de proceskosten, afhankelijk van de uitkomst van het ontbindingsverzoek.

Uitspraak

Beschikking van 5 juli 2022
Behorend bij E.J. nr. AUA202201330
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERPORT LOGISTICS V.B.A.,
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: Interport,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[naam verweerster]
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 13 mei 2022;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 23 mei 2022;
- de brief met producties van Interport, ingekomen op 17 mei 2022;
- nadere door [verweerster] ingediende producties.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft (na verleend uitstel) plaatsgevonden op
24 mei 2022. Namens Interport zijn ter zitting verschenen [naam directeur], directeur, en [naam voormalige directeur], voormalig middellijk directeur van Interport, bijgestaan door mr. Crouch voornoemd. [Verweerster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Falconi voornoemd. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, Interport mede aan de hand van een voorgedragen en overgelegde pleitnota, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Na afloop van de zitting hebben partijen getracht tot een minnelijke regeling te komen. Bij berichten van 31 mei 2022 en 6 juni 2022 hebben partijen meegedeeld dat dit niet is gelukt.
1.4
De datum voor de beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende tussen partijen vast.
2.2 [
Verweerster] (geboren op [geboortedatum]) is op 1 september 2000 bij Stripes Freight Services N.V. in dienst getreden. Interport heeft op of omstreeks 1 januari 2014 de bedrijfsvoering van deze vennootschap overgenomen. Op 1 januari 2014 is de arbeidsovereenkomst met [verweerster] overgegaan op Interport. [Verweerster] is voor onbepaalde tijd in dienst en laatstelijk werkzaam in de functie van HR Manager en Finance, tegen een brutoloon van Afl. 35.77 per uur.
2.3
Eveneens werknemer van Interport was [naam werknemer] (hierna: [werknemer I]). In een door [verweerster] als HR Manager ondertekende brief van Interport van 29 september 2020 staat het volgende:

To Whom it May Concern
Dear Sirs,
By means of this letter, I would like to introduce to you, mr. (…) [werknemer I] (…) working with us since November 1st 2003 as Warehouse Keeper/Driver.
He is on a 60% of his salary since June 2020. Any service rendered to [werknemer I] will be highly appreciated.“.
2.4
Op 23 december 2020 heeft [verweerster] een mail gestuurd aan [naam medewerker], een medewerker van Interport, dat werknemers van Interport te weinig salaris hebben ontvangen en hem gevraagd de salarisberekening te herzien. Deze mail is in cc eveneens aan [voormalige directeur], de toenmalig middellijk directeur van Interport (hierna[voormalige directeur]), verzonden.
2.5
Hierop heeft [voormalige directeur]diezelfde dag als volgt aan [verweerster] geschreven:

Dear [verweerster],
I have taken note of your e-mail to [medewerker]. You did not have the authority to send this e-mail, nor did you check with me prior to sending this e-mail. You have taken upon yourself to meddle in affairs that do not concern you and this is unacceptable. Consequently, you are hereby given a warning for your actions. You are forbidden to communicate directly with anybody regarding financial and human resource matters, unless this has been cleared with me first in writing. Failure to do so will result in further disciplinary measures which can include an immediate termination/dismissal. (…)“.
2.6
Sinds 14 september 2021 is [directeur] (hierna: [directeur]) directeur van Interport.
2.7
In een door [verweerster] als HR Manager ondertekende brief van Interport van 24 februari 2022 staat als volgt:

To Whom it May Concern
Dear Sirs,
By means of this letter, I would like to introduce to you, mr. (…) [werknemer I] (…) working with us since November 1st 2003 as Warehouse Keeper/Driver.
Any service rendered to mr. [werknemer I] will be highly appreciated.
2.8
Op 23 maart 2022 is [werknemer I] door Interport geschorst in het kader van een arbeidsrechtelijk geschil over onder meer de datum van indiensttreding van [werknemer I].
2.9
Op 24 maart 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en [directeur] over [werknemer I]. Dit gesprek is door [directeur] opgenomen, zonder dat [verweerster] daarvan in kennis was gesteld. Tijdens dit gesprek is door [directeur], in samenspraak met [verweerster], de navolgende verklaring van [verweerster] opgesteld:

Bij deze verklaar ik dat de heer[werknemer I] zich bij mij heeft gepresenteerd met de pretentie dat hij sinds 2003 onafgebroken werkzaam is geweest bij Interport Logistics VBA en dat dit ook zo geregistreerd moet worden.
Echter tussen 2015 en 2018 heeft [werknemer I] niet bij Interport Logistics VBA gewerkt, maar bij een ander bedrijf.
Het blijkt ook dat [werknemer I] is uitgeschreven uit de SVB en in 2018 weer opnieuw is ingeschreven bij de SVB omdat hij pas in 2018 weer opnieuw werkzaam is bij Interport Logistics VBA.
Als laatste startdatum bij Interport Logistics VBA staat [werknemer I] geregistreerd op 1 maart, 2018 en hij verzoekt steeds om deze datum te veranderen in 1 november 2003.
[Werknemer I] blijft vragen om dit aan te passen bij de SVB en blijft beweren dat hij een afspraak heeft met [toenmalige Directeur I en II] (de toenmalige Directeur van Interport Logistics VBA) dat de jaren die hij niet gewerkt heeft bij Interport Logistics VBA (2015 – 2018) toch geregistreerd moeten worden alsof hij wel onafgebroken werkzaam was bij Interport Logistics VBA.
Ook al blijkt er een afspraak te zijn tussen [werknemer I], [voormalige directeur I en II], toch kan ik het verzoek om de start datum van de indiensttreding van [werknemer I] te veranderen naar 1 november 2003, niet uitvoeren omdat dit naar mijn mening niet correct is.
De verklaring is door [verweerster] ondertekend.
2.10 [
Werknemer I] heeft Interport in het kader vam voormeld arbeidsrechtelijk geschil in kort geding gedagvaard. De dagvaarding is op 25 april 2022 aan Interport betekend. Bij de dagvaarding was de hiervoor in 2.7 genoemde brief van [verweerster] van 24 februari 2022 gevoegd.
2.11
Op 26 april 2022 is [verweerster] door Interport met behoud van loon geschorst. In de brief van die datum staat onder meer:
“(…) you are being suspended with pay, pending an internal investigation in relation to an letter stating incorrect years of employment of [werknemer I]. The duration of the suspension is one week.”
2.12 [
Verweerster] is op 3 mei 2022 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat, voor zover van belang:
“Gedurende de rechtszaak die Interport (…) tegen (…) [werknemer I] (…) heeft geëntameerd, is Interport (…) op 25 april 2022 erachter gekomen dat U op 24 februari 2022 ten behoeve van (…) [werknemer I] (…) een brief hebt getekend op d.d. 24 februari 2022 waarin u stelt dat (…) [werknemer I] (…) sedert 1 november 2003 in dienst is van Interport (…).
Het voorgaande bevreemdt ons daar U op 24 maart 2022 zelf zowel schriftelijk als mondeling hebt aangegeven dat U het verzoek van (…) [werknemer I] (…) om zijn startdatum van indiensttreding te veranderen naar 1 november 2003 niet kan inwilligen, daar U de mening bent toegedaan dat dit niet correct is.
Tijdens ons gesprek op 26 april 2022 heeft U aangegeven dat U onder druk van (…) [werknemer I] (…) de brief d.d. 24 februari 2022 hebt getekend. (…) Op donderdag, 28 april 2022 heeft Interport (…) kennisgenomen van het feit dat U ook op 29 september 2020 een soortgelijke brief als die van d.d. 24 februari 2022 hebt getekend ten behoeve van (…) [werknemer I] (…) waarin U, onder andere, aangeeft dat hij sinds 1 november 2003 in dienst is van Interport (…). Een kopie van deze twee brieven zijn niet in het personeelsdossier van (…) [werknemer I] (…) terug te vinden.(…)
In overweging nemende dat:
  • U nagelaten hebt, terwijl U hiertoe de mogelijkheid voor had op 26 april 2022, melding te maken van het feit dat U reeds op 29 september 2020 een brief had gegeven aan (…) [werknemer I] (…) waarin zijn startdatum van indiensttreding 1 november 2003 is;
  • U nagelaten hebt op 24 maart 2022 melding te maken van het feit dat U, in tegenstelling tot Uw eigen verklaring van 24 maart 2022, reeds twee brieven (d.d. 29 september 2020 en d.d. 24 februari 2022) had afgegeven aan (…) [werknemer I] (…) waarin U aangeeft dat zijn startdatum van indiensttreding 1 november 2003 is. Het had op weg van U gelegen om hier wel melding van te maken, daar U heel goed wist dat Interport Logistics VBA betrokken was in een rechtszaak tegen (…) [werknemer I] (…) en waarbij de datum van indiensttreding een rol speelt;
  • U al eerder een waarschuwing hebt gekregen (op 23 december 2020) waarin aan U te kennen is gegeven dat U niet bevoegd bent tot enige vertegenwoordiging handeling met betrekking tot Interport Logistics VBA. Het had U gesierd om tenminste ten aanzien van de brief d.d. 24 februari 2022 hiervan melding te maken bij de directie van Interport Logistics VBA, dit vooral gezien dat U stelt dat U onder druk bent gezet door (…) [werknemer I] (…) om deze onderhavige brief af te geven. U weet dat het Interport Logistics VBA onacceptabel is als U verklaringen aflegt namens Interport Logistics VBA;
  • U met de brieven d.d. 29 maart 2020 en d.d. 24 februari 2022, Uw eigenverklaring d.d. 24 maart 2022 tegenspreekt;
kan van Interport (…) in redelijkheid niet verwacht noch verlangd worden de arbeidsovereenkomst met U te laten voortduren.
(…) Gezien hetgeen in deze brief de revue heeft gepasseerd, wordt U per direct op staande voet ontslagen. (…)“.
2.13
Bij brief van 4 mei 2022 heeft [verweerster] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich bereid verklaard de overeengekomen arbeid te blijven verrichten.

3.HET VERZOEK

3.1
Interport verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] met onmiddellijke ingang te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding op grond van de in het verzoekschrift omschreven gewichtige redenen, bestaande uit een dringende reden dan wel verandering in de omstandigheden, voor zover die arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig op 3 mei 2022 is geëindigd door het aan [verweerster] gegeven ontslag. Tevens verzoekt Interport [verweerster] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na datum van deze beschikking.
3.2
Interport grondt haar verzoek erop dat sprake is van gewichtige redenen, primair bestaande uit een dringende reden en subsidiair uit verandering van omstandigheden.
3.3 [
Verweerster] voert verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijk verklaring van Interport in haar vordering, althans afwijzing van haar verzoek. Subsidiair, in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, verzoekt [verweerster] een (aanzienlijke) vergoeding naar billijkheid/schadevergoeding gezien het feit dat hier sprake is van zeer ernstig verwijtbaarheid zijdens Interport. De vergoeding dient te worden bepaald conform haar dienstjaren en gemiddeld maandloon, plus een schadevergoeding.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn feiten noch omstandigheden gesteld die meebrengen dat Interport niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het verzoek van [verweerster] Interport niet-ontvankelijk te verklaren, wordt daarom afgewezen.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst dient te worden beëindigd. Het Gerecht zal daarom de tussen Interport en [verweerster] gesloten arbeidsovereenkomst, voor zover in rechte komt vast te staan dat deze nog bestaat, ontbinden.
4.3
De dan te beantwoorden vraag is of [verweerster] al dan niet in aanmerking komt voor een door Interport te betalen ontbindingsvergoeding naar billijkheid. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.4
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd blijkt dat [verweerster], uit hoofde van haar functie als HR Manager, bekend was met het (arbeidsrechtelijke) geschil tussen Interport en [werknemer I] over onder meer de datum van zijn indiensttreding (waarbij Interport zich op het standpunt stelde dat dit sinds 2018 was) en dat [werknemer I], zoals [verweerster] ook ter zitting heeft verklaard, bij voortduring aan [verweerster] vroeg om zijn datum van indiensttreding aan te passen (het Gerecht begrijpt: naar 2003). Ondanks deze wetenschap heeft [verweerster] op 24 februari 2022 de hiervoor in 2.7 weergegeven verklaring afgegeven, waarin staat dat [werknemer I] sinds 2003 bij Interport in dienst was. Ter zitting heeft [verweerster] aangevoerd dat dit een standaard werkgeversverklaring betreft die op verzoek van de werknemer door een HR medewerker wordt afgegeven en dat [werknemer I] deze aan haar had gevraagd vanwege een herfinanciering bij zijn bank. Gelet echter op het bij haar bekende geschil tussen [werknemer I] en Interport, had het op de weg van [verweerster] gelegen deze verklaring niet zonder meer af te geven. Dit geldt te meer nu [verweerster], zoals zij wist, in december 2020 was gewaarschuwd dat zij niet meer zelfstandig namens Interport naar derden mocht communiceren, aan welke waarschuwing zij tot dan toe ook steeds gevolg had gegeven. Het verweer van [verweerster] dat zij met [directeur] over het afgeven van de verklaring heeft overlegd, wordt gepasseerd. Niet alleen heeft [verweerster] deze, uitdrukkelijk door Interport ontkende, stelling desgevraagd onvoldoende geconcretiseerd, ook laat zich een dergelijk overleg niet rijmen met haar tevens betrokken stelling dat [verweerster] door [werknemer I] onder druk was gezet om deze verklaring af te geven.
4.5
Voorts kan [verweerster] worden verweten dat zij Interport niet van het afgeven van de betreffende verklaring op de hoogte heeft gesteld, ook niet toen zij tijdens het gesprek met [directeur] op 24 maart 2022 de hiervoor in 2.9 weergegeven verklaring tekende. Van [verweerster] had, zeker gelet op haar functie en haar daarbij behorende verantwoordelijkheden, mogen worden verwacht dat zij het belang van Interport bij wetenschap over die verklaring had begrepen en daar naar zou hebben gehandeld. Ditzelfde geldt voor de omstandigheid dat zij ook op 29 september 2020 al een verklaring met gelijkluidende inhoud aan [werknemer I] heeft verstrekt. Het had op de weg van [verweerster] gelegen het bestaan van deze brief aan Interport te melden, zeker toen zij op 26 april 2022 met de verklaring van 24 februari 2022 werd geconfronteerd. Door dit alles na te laten, heeft [verweerster] het door Interport in haar gestelde vertrouwen geschaad.
4.6
Naar het oordeel van het Gerecht moet voormeld handelen van [verweerster] in het licht van alle door partijen gestelde omstandigheden worden gezien als een door haar als werknemer gemaakte inschattingsfout. Dat zij Interport moedwillig heeft willen benadelen, is niet gesteld of gebleken. Van een dringende reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden is daarom geen sprake. Dat Interport vanwege haar handelen het vertrouwen in haar is verloren, kan [verweerster] echter wel worden verweten en brengt mee dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.7
Maar ook Interport heeft een belangrijk aandeel in de veranderde omstandigheden. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting blijkt dat tijdens het gesprek op 24 maart 2022 tussen [directeur] en [verweerster] weinig ruimte is gelaten voor daadwerkelijke inbreng van de zijde van [verweerster]. Dat rechtvaardigt weliswaar niet dat [verweerster] op dat moment niet over de door haar afgegeven verklaring van 24 februari 2022 heeft gerept, maar dit kan zeker niet los daarvan worden gezien. Ook heeft Interport uiterst onzorgvuldig gehandeld jegens [verweerster], door het gesprek die dag op te nemen zonder [verweerster] daarover te informeren. Als werkgever is Interport gehouden een veilige werkomgeving voor haar medewerkers te creëren, welke verplichting zij met deze handelwijze grovelijk heeft geschonden. Daarnaast geldt dat Interport, nadat haar van de verklaring van 24 februari 2022 was gebleken, onvoldoende het gesprek met [verweerster] is aangegaan en [verweerster] niet naar behoren heeft gehoord. Weliswaar heeft Interport [verweerster] in de gelegenheid gesteld haar standpunt naar voren te brengen, maar niet, althans onvoldoende is gebleken dat [verweerster] daarbij ook daadwerkelijk is gehoord. Uit de ontslagbrief blijkt dat [verweerster] heeft verklaard door [werknemer I] onder druk te zijn gezet. Dat Interport heeft onderzocht of in hoeverre daarvan inderdaad sprake was en het handelen van [verweerster] heeft beïnvloed, is niet gesteld of gebleken. Van Interport had als goed werkgever mogen worden verwacht dat zij [verweerster] in deze mededeling serieus had genomen en haar (zo nodig) tegen de gevolgen daarvan had beschermd. Dat Interport, zoals zij stelt, kort na het gesprek op 26 april 2022 had kennisgenomen van de eerdere, gelijkluidende verklaring van 29 september 2020, maakt dat niet anders. Deze brief dateert immers van ruim anderhalf jaar daarvoor en laat, te meer nu is gesteld noch gebleken dat toen al van een geschil met [werknemer I] sprake was, de verklaring van [verweerster] over de recent door [werknemer I] uitgeoefende druk onverlet.
4.8
Op grond van alle omstandigheden van het geval komt het Gerecht een aan [verweerster] ten laste van Interport toe te kennen vergoeding billijk voor. Daarbij zal rekening worden gehouden met de omstandigheid dat, zoals uit het voorgaande volgt, beide partijen verwijten valt te maken, maar ook met het lange dienstverband van [verweerster] en het gegeven dat zij, met uitzondering van die ene waarschuwing in december 2020, waar [verweerster] gevolg aan heeft gegeven, al die jaren kennelijk naar tevredenheid heeft gefunctioneerd en ook in functie is bevorderd. Voorts is van belang de leeftijd van [verweerster] (62 jaar) en de gestelde en niet bestreden omstandigheid dat zij de zorg heeft voor haar gezin. Het Gerecht acht in het licht van dit alles, los van enige formule, een door Interport aan [verweerster] te betalen vergoeding van Afl. 100.000,- bruto billijk. Hierop strekt een eventueel toe te kennen cessantia-uitkering in mindering. Interport zal worden veroordeeld deze vergoeding, in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, aan [verweerster] te betalen.
4.9
Toekenning aan [verweerster] van voormelde ontbindingsvergoeding brengt mee dat aan Interport een termijn zal worden verleend om, zo zij dit wenst, haar ontbindingsverzoek in te trekken zoals vermeld in het dictum. In dat geval zal Interport de kosten van deze procedure moeten dragen, die tot aan deze uitspraak worden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Indien Interport het ontbindingsverzoek niet intrekt ziet het Gerecht grond om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
stelt partijen ervan in kennis voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst, voor zover in rechte komt vast te staan dat deze nog bestaat, tegen 31 juli 2022 te ontbinden, onder toekenning van een vergoeding als hierna is vermeld;
5.2
bepaalt dat Interport de gelegenheid heeft om het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 19 juli 2022 ter griffie te ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan [verweerster];
5.3
veroordeelt Interport in dat geval in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde;
voor het geval Interport haar verzoek niet intrekt, wordt alvast beslist:
5.4
ontbindt, voor zover in rechte komt vast te staan dat deze nog bestaat, de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 31 juli 2022;
5.5
veroordeelt Interport om in dat geval aan [verweerster] een vergoeding te betalen van Afl. 100.000,- bruto, waarop een eventueel toe te kennen cessantia-uitkering in mindering strekt;
5.6
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.7
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 5 juli 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: E.J. nr. AUA202201330
Inhoudsindicatie: EJ. Arbeid. Ontbinding. HR medewerker die referentiebrieven heeft afgegeven.
Rechtsgebieden: Civiel recht
Rechter: mr. T.A.M. Tijhuis
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - enkelvoudig