In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De verzoekster, een vrouw wonende in Aruba, heeft samen met haar advocaat, mr. E.E. Rosenstand, een verzoek ingediend om het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man te ontkennen. De man, die niet verschenen is, heeft geen bekende woon- of verblijfplaats. De minderjarige, geboren uit het huwelijk tussen de vrouw en de man, is betrokken in deze procedure, waarbij de Voogdijraad als bijzondere curator optreedt. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 19 oktober 2021 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 januari 2022.
De feiten van de zaak zijn dat de minderjarige in 2019 is geboren en dat uit een DNA-rapport van MEDLAB blijkt dat de man met een waarschijnlijkheid van 99.999999999% niet de biologische vader is van het kind. De moeder heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap niet binnen de wettelijke termijn ingediend, waardoor zij niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek. De Voogdijraad heeft echter verklaard als bijzondere curator op te willen treden en heeft namens de minderjarige verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond te verklaren.
Het gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek van de bijzondere curator gegrond is, gezien het feit dat het biologisch vaderschap door middel van DNA-onderzoek met zekerheid kan worden aangetoond. De uitspraak van het gerecht verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek, maar verklaart de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond. Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.